ECLI:NL:GHSGR:2012:BX4792

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.105.180-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Haan-Boerdijk
  • A. van Leuven
  • J. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor minderjarige om in het huwelijk te treden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor een minderjarige om in het huwelijk te treden. De minderjarige, geboren in 1994, had eerder bij de rechtbank 's-Gravenhage een verzoek ingediend om toestemming te krijgen om te trouwen met haar partner. Dit verzoek was afgewezen door de rechtbank op 7 maart 2012. De minderjarige is in hoger beroep gegaan, waarbij zij stelde dat er geen zorgpunten zijn en dat zij in staat is om voor zichzelf en haar kind te zorgen. De betrokken partijen, waaronder de ouders en Jeugdzorg, waren niet verschenen tijdens de zitting.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De minderjarige heeft aangegeven dat zij goede resultaten op school behaalt en dat zij samen met haar partner de zorg voor hun kind wil op zich nemen. Jeugdzorg heeft echter betoogd dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige noodzakelijk is, omdat er zorgen zijn over haar ontwikkeling en de invloed van haar relatie met de man. Het hof heeft vastgesteld dat de weigering van de ouders om toestemming te geven voor het huwelijk, gezien hun geloof en cultuur, redelijk is. Bovendien is het hof van mening dat het in het belang van de minderjarige is dat de ondertoezichtstelling voortduurt, zodat zij de nodige ondersteuning kan krijgen.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van de minderjarige om vervangende toestemming voor het huwelijk werd afgewezen. De beslissing is genomen met het oog op de bescherming van de minderjarige en haar ontwikkeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 1 augustus 2012
Zaaknummer : 200.105.180/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-9538
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de minderjarige,
advocaat mr. L.C. Griffioen-Wennekers te Waddinxveen.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
2. [de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
3. Stichting Bureau Jeugdzorg te Katwijk,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als degene wiens verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van belang kan zijn, is aangemerkt:
[de partner van de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 1976,
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de man.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De minderjarige is op 11 april 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 maart 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Jeugdzorg heeft op 29 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
van de zijde van de minderjarige:
- op 7 mei 2012 een brief van 4 mei 2012 met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 10 mei 2012 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 18 juli 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting was aanwezig:
- de minderjarige, bijgestaan door mr. H. Warendorp Torringa, een kantoorgenoot van haar advocaat.
De moeder, de vader, Jeugdzorg en de man zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Het hof verwijst naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de minderjarige - strekkende tot vervangende toestemming om in het huwelijk te mogen treden met de man - afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
In hoger beroep is voorts komen vast te staan:
- Uit de minderjarige is geboren [naam kind], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [het kind]);
- [het kind] is door de man erkend.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vervangende toestemming voor de minderjarige om in het huwelijk te treden met de man.
2. De minderjarige verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar verzoek inhoudende dat door het hof aan de minderjarige vervangende toestemming zal worden verleend om in het huwelijk te treden alsnog toe te wijzen.
3. Jeugdzorg verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de bestreden beschikking, af te wijzen.
4. De minderjarige stelt zich op het standpunt dat er ten aanzien van haar geen zorgpunten zijn. Zij wijst op het raadsrapport van 11 november 2010 waaruit volgens haar onder meer blijkt dat zij goede resultaten op school haalt, goed is te corrigeren, haar verantwoordelijkheid neemt en geen recalcitrant gedrag laat zien. Weliswaar wordt in het raadsrapport opgemerkt dat zij mogelijk een groot gedeelte van de zorg voor de jongste twee kinderen in het gezin van haar ouders op zich neemt, maar hiervan is thans geen sprake meer, nu de minderjarige met de man is gaan samenwonen. Daarnaast stelt de minderjarige dat zij verder wil studeren en samen met haar partner de zorg over [het kind] op zich wil nemen. De minderjarige betwist dat zij klem raakt in haar relatie met de man of moet worden ondersteund in het volwassen worden en bij de zorg voor haar baby. Voorts betoogt de minderjarige dat haar ouders de toestemming voor het huwelijk feitelijk aan de rechtbank over willen laten, zodat zij niet zelf de beslissing nemen en zij zich alsdan ook niet hoeven te verantwoorden vanuit hun geloof en cultuur. Ter terechtzitting heeft de minderjarige nog verklaard dat [het kind] op dit moment gezagloos is. Door het aangaan van een huwelijk met de man zal deze kwestie ook geregeld zijn, aldus de minderjarige.
5. Jeugdzorg is van mening dat de ondertoezichtstelling gehandhaafd dient te blijven. Volgens Jeugdzorg zijn de doelen/gronden van de verlengde ondertoezichtstelling – er is zicht op de bedreigde ontwikkeling van de minderjarige, de ouders worden ondersteund in het vervullen van hun ouderrol, de minderjarige wordt geholpen vertrouwen te hebben in de hulpverlening en de minderjarige wordt de weg gewezen naar hulpverlening en informatie over seksualiteit, relaties en zelfstandigheid – nog steeds aanwezig. Aan deze doelen kan thans niet worden gewerkt, doordat de minderjarige niet meewerkt aan de hulpverlening. Ook worden de aanwezige zorgen versterkt door de relatie met de man. De man heeft in het verleden de hulpverlening aan de minderjarige meerdere keren ondermijnd. Verder is het continueren van de ondertoezichtstelling van de minderjarige tot haar 18de verjaardag volgens Jeugdzorg noodzakelijk, omdat de minderjarige zelf moeder is en het van belang is om haar ook in dit opzicht ondersteuning te bieden. Dat de ouders van de minderjarige achter de relatie van de minderjarige en de man staan wordt door Jeugdzorg betwist. Zij hebben aan de betrokken hulpverleners aangegeven dat zij niet achter de relatie staan door hun cultuur en geloof, aldus Jeugdzorg.
6. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:35 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) mag een minderjarige geen huwelijk aangaan zonder toestemming van zijn of haar ouders. Weigeren de ouders hun toestemming dan kan de minderjarige op grond van artikel 1:36 BW de rechter verzoeken vervangende toestemming te verlenen. Het criterium voor het verlenen van toestemming is het belang van de minderjarige. De rechter aan wie vervangende toestemming wordt gevraagd, toetst niet slechts marginaal, maar onderzoekt of de weigering, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk is te achten (zie Hoge Raad 20 december 1985, NJ 1987, 54).
7. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel de weigering van de ouders van de minderjarige, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, redelijk is. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de ouders in dit geval een gerechtvaardigde betekenis toekennen aan hun geloof en cultuur en de toewijzing van het verzoek ook overigens niet in het belang van de minderjarige wordt geacht. Door het aangaan van een huwelijk zal de minderjarige voor de wet meerderjarig worden, waarmee de ondertoezichtstelling zal komen te vervallen. Het hof acht de continuering van de ondertoezichtstelling echter noodzakelijk, omdat de minderjarige wordt bedreigd in haar ontwikkeling. De sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige is gestagneerd, doordat zij een groot deel van de opvoeding van haar jongere zusjes en broertje op zich heeft genomen. De gevolgen van de stagnatie zijn voor de minderjarige zelf niet te overzien; hulp is, gelet op de keuzes die zij maakt, wel geboden. Daarnaast bestaan er zorgen over de gewetensontwikkeling van de minderjarige. Zo heeft de minderjarige het bestaan van een relatie met de man lange tijd ontkend, terwijl zij intieme omgang met elkaar hadden. Verder weegt het hof in zijn beslissing mee dat er geen zicht is op de leefsituatie van de minderjarige, dat zij niet meewerkt met de hulpverlening en dat de man in het verleden de hulpverlening aan de minderjarige heeft ondermijnd. Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van de minderjarige dat de ondertoezichtstelling zal voortduren, zodat zij – in ieder geval tot haar meerderjarigheid – alle mogelijke hulp krijgt om de bedreiging in haar ontwikkeling af te wenden en ondersteuning krijgt bij de opvoeding en verzorging van [het kind]. In dit licht past niet dat zij reeds nu, tijdens haar minderjarigheid, een huwelijk aangaat met de man. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve bekrachtigen.
8. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Van Leuven en Van der Linden, bijgestaan door mr. Evertsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2012.