Rolnummer: 22-005981-09
Parketnummer: 09-650085-09
Datum uitspraak: 24 juli 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 november 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (India) op [geboortejaar] 1977,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 juli 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 3 februari 2009 tot en met 18 april 2009 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Moerdijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] behulpzaam is/zijn geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die ander (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte
- (een) (vals) paspoort(en) en/of identiteitskaart(en) van anderen dan de hiervoor genoemde personen geregeld en/of
- een auto gehuurd voor het vervoer van voornoemde personen en/of
- (meermalen) telefonische afspraken gemaakt over het transport van voornoemde personen en/of
- de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemd persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
- de doorreis door Nederland van voornoemde personen georganiseerd en/of
- voornoemde personen opgehaald en/of vervoerd
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte] op een of meer tijdstippen in de periode van 3 februari 2009 tot en met 18 april 2009 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Moerdijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] behulpzaam is/zijn geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die ander (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl [verdachte] en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft/hebben [verdachte] en/of zijn medeverdachte
- (een) (vals) paspoort(en) en/of identiteitskaart(en) van anderen dan de hiervoor genoemde personen geregeld en/of
- een auto gehuurd voor het vervoer van voornoemde personen en/of
- (meermalen) telefonische afspraken gemaakt over het transport van voornoemde personen en/of
- de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
- de doorreis door Nederland van voornoemde personen georganiseerd en/of
- voornoemde personen opgehaald en/of vervoer
bij of tot het plegen van welk feit hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door een of meerdere van voornoemde paspoort(en) en/of identiteitskaart(en) te regelen en/of aan [verdachte] informatie te geven over de plaats waar een of meer van voornoemde paspoort(en) en/of identiteitskaart(en) lag/lagen en/of aan [verdachte] advies geven welke route hij zou moeten rijden naar Spanje.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
[medeverdachte 1], één van de personen genoemd in de tenlastelegging, heeft een belastende verklaring over een zekere '[naam]' afgelegd. De rechtbank is ervan uitgegaan dat met deze '[naam]' de verdachte wordt bedoeld en heeft derhalve de verklaring van [medeverdachte 1] als bewijsmiddel gebezigd. Naar 's hofs oordeel kan evenwel niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze [medeverdachte 1] met '[naam]' de verdachte (ook wel '[naam]' genoemd) dan wel een ander persoon bedoelt, zodat zijn verklaring - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - geen onderdeel zal uitmaken van het bewijs waarop de bewezenverklaring berust.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 april 2009 tot en met 18 april 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, anderen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] behulpzaam is geweest bij het verschaffen van doorreis door Nederland terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten dat die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte
- een paspoort of identiteitskaart geregeld en
- een auto gehuurd voor het vervoer van voornoemde personen en
- meermalen telefonische afspraken gemaakt over het transport van voornoemde personen en
- voornoemde personen opgehaald en vervoerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken ter zake van het primair ten laste gelegde, nu - kort gezegd - uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte kan worden beschouwd als medepleger van de hem primair verweten gedraging en evenmin dat zijn opzet daarop gericht was. Eén en ander overeenkomstig de overgelegde pleitnotities.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar 's hofs oordeel genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte met een vriend, medeverdachte [medeverdachte 5], in een auto zou meereizen naar Spanje. De verdachte was ervan op de hoogte dat er in die auto tevens illegale personen zouden meereizen. Voorafgaande aan deze reis is er meermalen telefonisch contact geweest tussen de verdachte en de medeverdachte. Deze telefonische contacten zijn getapt en hieruit blijkt dat de verdachte ook een actieve en sturende rol had bij het regelen van het vervoer van de meereizende illegalen naar Spanje. Zo blijkt uit die tapgesprekken dat de verdachte voorafgaande aan de reis heeft bemiddeld tussen de medeverdachte en een derde, zodat ten behoeve van één van die illegale personen gedurende de reis kon worden beschikt over een reisdocument. Daarnaast zegt de verdachte in één van die getapte gesprekken tegen de medeverdachte dat ze geen nieuwe route moeten ontdekken, maar de oude route moeten nemen omdat ze geen problemen moeten zoeken. Voorts blijkt uit die tapgesprekken dat de verdachte overlegt en/of meebeslist over de grootte van de te huren auto waarmee zal worden gereisd, over het al dan niet wachten op één van de illegalen en over het moment waarop ze - nadat alle 'dingen/spullen' compleet waren - naar verdachte toe zouden komen. De inhoud van deze telefoontaps laten er naar 's hofs oordeel geen twijfel over bestaan dat de verdachte een bewuste en substantiële rol heeft gespeeld in de hem primair ten laste gelegde mensensmokkel, en niet slechts - zoals de raadsvrouw meent - fungeerde als klankbord voor zijn vriend.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is het hof mitsdien van oordeel dat er sprake is geweest van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, dat verdachtes handelen kan worden aangemerkt als - kort gezegd - het medeplegen van een mensensmokkel en dat verdachtes opzet daarop was gericht.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van mensensmokkel.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel. Door aldus te handelen heeft de verdachte het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf, doorgang en toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist. Mensensmokkel betreft een ernstig misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren is gesteld. De ernst van het feit en de substantiële rol die de verdachte hierin heeft gespeeld, komen naar 's hofs oordeel onvoldoende tot uitdrukking in de duur van de door de advocaat-generaal, naast de werkstraf, gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 juni 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft het hof ambtshalve geconstateerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, nu de zaak niet binnen 16 maanden na het instellen van het hoger beroep, maar na ruim 32 maanden, is afgedaan. Het hof zal derhalve de overschrijding van de bedoelde termijn verdisconteren in de strafmaat en de beoogde op te leggen onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren met 20 uren bekorten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 220 (tweehonderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 110 (honderdtien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. R.C. Langeler, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 juli 2012.
Mr. T.W.H.E. Schmitz is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.