ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3357

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.098.926/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van de Poll
  • A. van Leuven
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarigen met betrekking tot ouderschap en omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarigen, geboren in 2000 en 2002. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Verbeke, verzocht om een wijziging van de zorgregeling, terwijl de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.N. Sardjoe, een co-ouderschapsregeling voorstelde. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure. De zaak is behandeld op 28 maart 2012, waarbij beide ouders aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de raad, de heer M.C. Dors.

Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder verblijven en dat er een consistente leefomgeving voor hen moet blijven bestaan. Het hof heeft de verzoeken van de vader om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen en een co-ouderschapsregeling vast te stellen afgewezen. Wel is besloten dat de minderjarigen met ingang van 1 juni 2012 bij de vader zullen overnachten, eens in de twee weken van zaterdag op zondag. De omgangsregeling is geleidelijk opgebouwd, met de mogelijkheid voor de minderjarigen om in de vakanties bij de vader te verblijven.

De moeder heeft zich niet verzet tegen de informatie- en consultatieregeling die door de vader is voorgesteld, en het hof heeft deze regeling toegewezen. De bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam is vernietigd, en het hof heeft een nieuwe regeling vastgesteld waarbij de moeder de vader eenmaal per maand zal informeren over belangrijke zaken die de minderjarigen aangaan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het overige verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 9 mei 2012
Zaaknummer : 200.098.926/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 07-2751
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens inciden¬teel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H. Verbeke te Rotterdam,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats], gemeente [naam],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W.N. Sardjoe te ‘s-Gravenhage.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam - Rijnmond,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 14 december 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 15 november 2011 van de rechtbank Rotterdam, welke beschikking is aangevuld op 23 januari 2012.
De vader heeft op 31 januari 2012 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
De moeder heeft op 8 maart 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 23 december 2011 een brief van 19 december 2011 met bijlage;
- op 6 januari 2012 een brief van 5 januari 2012 met bijlagen;
- op 29 februari 2012 een brief van 28 februari 2012 met bijlagen;
van de zijde van de vader:
- op 21 maart 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 28 maart 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens de raad: de heer M.C. Dors.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikkingen van 30 maart 2009, 27 januari 2010 en 20 december 2010 van de rechtbank Rotterdam en de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 30 maart 2009 heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling van de hierna te noemen minderjarigen afgewezen en is de behandeling van de zaak pro forma aangehouden, in afwachting van berichtgeving omtrent de bemiddelingspoging door FlexusJeugdplein.
Bij beschikking van 27 januari 2010 heeft de rechtbank de zaak aangehouden ten aanzien van de zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen.
Bij beschikking van 20 december 2010 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling bij het Rotterdams Omgangshuis bepaald en is de behandeling ten aanzien van de definitieve zorgregeling aangehouden.
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
De vader zal de minderjarigen eens in de twee weken, in het weekend dat hij zijn stiefkinderen niet bij zich heeft, op zaterdag om 8.30 uur bij de moeder ophalen en hen de daarop volgende zondag om 19.00 uur weer bij de moeder terugbrengen. De vader zorgt er in die weekenden voor dat de minderjarigen hun voetbalwedstrijden kunnen spelen. In het andere weekend zal de vader de voetbalwedstrijden van de minderjarigen niet bijwonen. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de bestreden beschikking op 23 januari 2012 is aangevuld in zoverre dat aan het dictum is toegevoegd: ‘verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad’.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de minderjarigen:
[naam], geboren [in] 2000 te [geboorteplaats], en
[naam], geboren [in] 2002 te [geboorteplaats],
hierna tezamen te noemen: de minderjarigen.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking voor wat betreft de opgelegde zorg- en contact regeling te vernietigen en alsnog, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat een zorg- en contactregeling wordt opgelegd waarbij de minderjarigen eenmaal per veertien dagen ofwel op zaterdag, al dan niet na het voetballen, ofwel op zondag iets leuks met de vader ondernemen, waarbij de vader de minderjarigen haalt en terugbrengt.
3. De vader bestrijdt haar beroep en verzoekt in incidenteel appel:
I. Primair
te bepalen dat de minderjarigen de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader;
II. Subsidiair
een co-ouderschapsregeling vast te leggen, waarbij de minderjarigen de helft van de tijd door de ene ouder worden verzorgd en de andere helft van de tijd door de andere ouder, partijen kunnen de regeling in onderling overleg bepalen ter zitting;
III. Meer subsidiair
te bepalen dat als omgangsregeling geldt dat de minderjarigen bij de vader zijn één weekend in de twee weken van vrijdag 15.30 uur tot en met maandagmorgen, waarbij de vader de minderjarigen naar school brengt;
IV. Meer subsidiair
te bepalen dat de minderjarigen gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de vader zijn in onderling overleg tussen partijen af te spreken, en voor het geval partijen de verdeling niet in overleg weten te regelen te bepalen dat de minderjarigen in ieder geval de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader zijn, de herfstvakantie of de voorjaarsvakantie van ieder schooljaar, de eerste week van de Kerstvakantie en één van de Paasdagen;
V. Meer meer subsidiair: althans een zodanige omgangs- en vakantieregeling te bepalen als het hof in goede justitie vermeent te behoren;
VI. Subsidiair, meer subsidiair en meer meer subsidiair te bepalen dat de moeder de vader eenmaal per maand moet informeren over belangrijke zaken die de minderjarigen aangaan en dat de moeder met de vader tevoren moet overleggen over gezamenlijk te nemen beslissingen, althans de vader hierover moet informeren en consulteren;
VII. Primair, subsidiair, meer subsidiair en meer meer subsidiair: een bijzondere curator te benoemen op gronden voornoemd om de minderjarigen in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
4. De moeder verzoekt het incidenteel appel van de vader ten aanzien van de verzoeken onder I en II af te wijzen, het verzoek onder VI toe te wijzen, het verzoek onder VII toe te wijzen zoals door de moeder in het verweerschrift op incidenteel appel is aangegeven en de overige verzoeken aan te houden.
4. De moeder is van mening dat de rechtbank de belangen van de minderjarigen onvoldoende heeft gewaarborgd. Volgens haar laat de draagkracht van de minderjarigen het op dit moment niet toe dat zij bij de vader overnachten. De moeder verzoekt de bestreden beschikking in zoverre te vernietigen.
5. De vader stelt zich op het standpunt dat uit de omgangscontacten met de minderjarigen blijkt dat zij de vader graag zien. Ook het omgangshuis is volgens hem positief over het contact. Volgens de vader wil de moeder niet meewerken aan een omgangsregeling waarbij de minderjarigen ook bij de vader overnachten. Zij probeert de minderjarigen negatief te beïnvloeden en schaadt daarmee hun belangen. De vader acht het dan ook in het belang van de minderjarigen dat zij bij hem komen wonen. De minderjarigen willen dat volgens de vader zelf ook.
Benoeming bijzondere curator
6. Beide ouders achten het in het belang van de minderjarigen dat een bijzondere curator wordt benoemd om de minderjarigen zowel in rechte als buiten rechte te vertegenwoordigen, op grond van het bepaalde in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek.
7. Het hof overweegt als volgt. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarigen de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen in strijd zijn met die van de minderjarigen, benoemt de rechter indien hij dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarigen ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
8. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat in de onderhavige zaak geen sprake is van een belangenstrijd tussen de vader en de minderjarigen, dan wel de moeder en de minderjarigen, die de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk maakt. Daartoe neemt het hof in aanmerking dat zowel de vader, de moeder als de minderjarigen overeenkomende belangen hebben. Zo willen zij allen het contact herstellen en staat het welbevinden van de minderjarigen bij zowel de vader als de moeder voorop. Het hof ziet derhalve geen aanleiding tot het benoemen van een bijzondere curator en zal het verzoek van de vader daartoe dan ook afwijzen.
9. De moeder heeft ter zitting verzocht om mr. A.J.H.M. Hopmans als advocaat van de minderjarigen te horen.
10. Het hof heeft mr. Hopmans geen toegang tot de zitting verleend. Daartoe heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
11. Een minderjarige is handelingsonbekwaam en in die zin niet zelfstandig partij of belanghebbende in een procedure, die - mede - zijn belang kan betreffen. De minderjarige komt niet voor procesvertegenwoordiging in aanmerking, behoudens voor zover de wet daarin voorziet, hetgeen zich in dit geval niet voordoet. De belangen van de minderjarigen worden in rechte vertegenwoordigd door de met het gezag belaste ouders dan wel een bijzondere curator, wanneer er sprake is van een belangenstrijd. Het wettelijk systeem voorziet voorts in het horen door de rechter van de minderjarige(n) zelve (van 12 jaar en ouder en ingeval de minderjarige de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt: indien de minderjarige de rijpheid bezit zijn mening kenbaar te maken). Het verzoek van de moeder komt, gelet op de wijze waarop de procesvertegenwoordiging van minderjarigen in de Nederlandse wet is geregeld, naar het oordeel van het hof niet voor inwilliging in aanmerking.
Hoofdverblijfplaats en co-ouderschapsregeling
12. De moeder verzet zich tegen het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en het vaststellen van een co-ouderschapsregeling, zoals door de vader primair en subsidiair is verzocht.
13. Het hof ziet geen aanleiding om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen en overweegt daartoe als volgt.
14. Beide ouders tonen een grote betrokkenheid op de minderjarigen en de minderjarigen zijn aan beiden gehecht. De minderjarigen verblijven sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder. Het hof acht het van belang dat er consistentie blijft bestaan in de leefomgeving van de minderjarigen, zodat er voor hen rust en stabiliteit is. Voormelde zaken zouden worden doorkruist, indien zij zouden verhuizen naar de vader. Het hof is niet van omstandigheden gebleken die op dit moment aanleiding geven tot het gelasten van een raadsonderzoek naar de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen. Gelet op het vorenstaande, zal het hof het primaire verzoek van de vader dan ook afwijzen.
15. Het hof ziet evenmin aanleiding om een co-ouderschapsregeling tussen partijen te treffen en overweegt daartoe als volgt. Partijen hebben een belast verleden en een moeizaam omgangstraject doorlopen. In weerwil van de bestreden beschikking en het vonnis in kort geding, geven zij thans uitvoering aan een omgangsregeling van één dag per twee weken, in plaats van de door de rechter vastgestelde weekendregeling. Het hof ziet in deze omstandigheden geen aanwijzing dat een co-ouderschapregeling thans in het belang van de minderjarigen is. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat partijen op dit moment tamelijk ver uit elkaar wonen, hetgeen een belemmering vormt voor het in co-ouderschapsvorm delen van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof zal het subsidiaire verzoek van de vader derhalve eveneens afwijzen.
Zorgregeling
16. Het hof stelt vast dat het contact tussen de vader en minderjarigen de afgelopen periode gestaag is opgebouwd en dat de minderjarigen het erg naar hun zin hebben bij de vader. Het hof is onvoldoende gebleken dat de minderjarigen er, ook nu nog, niet aan toe zijn om bij de vader te overnachten. Het hof zal daarom bepalen dat de minderjarigen met ingang van 1 juni 2012 bij de vader blijven overnachten, eens in de twee weken van zaterdag op zondag. Tot die tijd verblijven de minderjarigen, overeenkomstig de huidige omgangsregeling, eens in de twee weken bij de vader, op zaterdag van 8.30 uur tot 19.00 uur.
17. Het verzoek van de vader om de weekendregeling al op vrijdagmiddag te laten ingaan en op maandagochtend te laten eindigen, zal het hof afwijzen, nu het hof de situatie op dit moment nog onvoldoende rijp acht voor een dergelijke uitbreiding van de omgang.
18. Het hof ziet wel aanleiding om, mede gelet op de lange reisafstand tussen de ouders, de omgang op zondag later te laten eindigen, in zoverre dat de vader de minderjarigen op zondag om 20.00 uur bij de moeder zal brengen, in plaats van om 19.00 uur.
19. Tegen de door de vader verzochte vakantieregeling heeft de moeder zich niet verzet, maar zij heeft als voorwaarde gesteld dat de minderjarigen er aan toe moeten zijn om bij de vader te overnachten.
20. Uitgaande van de hiervoor onder rechtsoverweging 16 vastgestelde weekendregeling, is het hof van oordeel dat de minderjarigen erbij zijn gebaat wanneer zij thans eerst in staat worden gesteld te wennen aan het overnachten bij de vader. Het belang van de minderjarigen verzet zich er naar het oordeel van het hof niet tegen dat zij met ingang van de herfstvakantie 2012 gedurende de (helft van de) vakanties (afwisselend) bij de vader verblijven. Het hof gaat ervan uit dat partijen de zorgregeling met betrekking tot de vakanties en de feestdagen in onderling overleg nader zullen vaststellen.
21. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals de vader ter zitting heeft verzocht, de raad onderzoek te laten doen naar de contactregeling tussen hem en de minderjarigen.
22. Het hof overweegt ten overvloede dat de volledige zorgregeling aldus komt te luiden:
- tot 1 juni 2012 zullen de minderjarigen bij de vader verblijven: eenmaal in de twee weken op zaterdag van 8.30 uur tot 19.00 uur,
- met ingang van 1 juni 2012 zullen de minderjarigen bij de vader verblijven: eenmaal in de twee weken op zaterdag van 8.30 uur tot zondag 20.00 uur;
- Met ingang van de herfstvakantie 2012: de helft van de vakanties en feestdagen, in overleg tussen de ouders te bepalen.
Het hof gaat er daarbij van uit dat de minderjarigen steeds door de vader bij de moeder zullen worden opgehaald en teruggebracht.
Informatie- en consultatieregeling
23. De moeder heeft zich niet verzet tegen de door de vader verzochte informatie- en consultatieregeling, zodat het hof die regeling zal toewijzen.
24. Het vorenstaande brengt met zich dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd.
25. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
stelt in het kader van toedeling van zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vast:
- de minderjarigen zullen tot 1 juni 2012 bij de vader verblijven: eenmaal in de twee weken op zaterdag van 8.30 uur tot 19.00 uur,
- met ingang van 1 juni 2012 zullen de minderjarigen bij de vader verblijven: eenmaal in de twee weken op zaterdag van 8.30 uur tot zondag 20.00 uur;
- met ingang van de herfstvakantie 2012: de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader door te brengen en bepaalt dat de zorgregeling met betrekking tot de vakanties en de feestdagen in overleg tussen partijen wordt vastgesteld;
bepaalt dat de moeder de vader eenmaal per maand zal informeren over belangrijke zaken die de minderjarigen aangaan en dat de moeder met de vader tevoren moet overleggen over gezamenlijk te nemen beslissingen, althans de vader hierover moet informeren en consulteren;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voor¬raad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Van Leuven en Van Wijk, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2012.