Rolnummer: 22-003593-09
Parketnummer: 09-655347-06
Datum uitspraak: 3 juli 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 juni 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1946,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 01 januari 1984 tot en met 31 december 1987 te
's-Gravenhage met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten: [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1976), meermalen, althans eenmaal, een of meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig (telkens)
- een wortel, althans een voorwerp,in haar vagina te brengen/te duwen/te steken, en/of
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] te brengen/te steken (vingeren), en/of
- betasten/strelen/kietelen van/over de vagina van die [benadeelde partij], al dan niet onder de kleding, en/of
- betasten/strelen/kietelen van/over de borsten van die [benadeelde partij], al dan niet onder de kleding, en/of
- zijn penis in de mond van die [benadeelde partij] te brengen, en/of
- die [benadeelde partij] te vragen en/of te dwingen en/of ertoe te bewegen verdachtes penis te likken (pijpen) en/of zijn penis vast te houden en/of (vervolgens) die penis op en neer te bewegen, en/of
- de vagina van die [benadeelde partij] te likken, en/of
- door die [benadeelde partij] laten voelen/betasten/vasthouden van zijn penis, en/of
- zich in de aanwezigheid van die [benadeelde partij] aftrekken, en/of
- tonen van pornofilms aan die [benadeelde partij], en/of
- spuiten van sperma over/op de buik van die [benadeelde partij], althans over/op haar lichaam.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 01 januari 1984 tot en met 31 december 1987 te 's-Gravenhage met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten: [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1976), meermalen, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- een wortel in haar vagina te brengen, en
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] te brengen/te steken (vingeren), en
- betasten/strelen/kietelen van/over de vagina van die [benadeelde partij], al dan niet onder de kleding, en
- betasten/strelen/kietelen van/over de borsten van die [benadeelde partij], al dan niet onder de kleding, en
- zijn penis in de mond van die [benadeelde partij] te brengen, en
- die [benadeelde partij] ertoe te bewegen verdachtes penis te likken (pijpen) en zijn penis vast te houden en (vervolgens) die penis op en neer te bewegen, en
- de vagina van die [benadeelde partij] te likken, en
- zich in de aanwezigheid van die [benadeelde partij] aftrekken, en
- tonen van pornofilms aan die [benadeelde partij], en
- spuiten van sperma over/op de buik van die [benadeelde partij].
Het bestanddeel 'buiten echt' is door de officier van justitie niet ten laste gelegd.
Blijkens de bewezenverklaring is [benadeelde partij] waarmee de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd in de periode van 1 januari 1984 tot en met 31 december 1987, geboren op [geboortejaar] 1976, zodat die handelingen niet anders dan buiten echt kunnen zijn geschied. Ter zitting van 19 juni 2012 heeft [benadeelde partij] als getuige verklaard nooit getrouwd te zijn geweest met verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Evenmin als de rechtbank ziet het hof aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangeefster.
Het hof is van oordeel dat haar verklaringen consistent en gedetailleerd zijn. Bovendien heeft de aangeefster in de loop der jaren enkele personen over het misbruik verteld. Hetgeen deze personen verklaren over wat de aangeefster hun eerder verteld heeft over het misbruik en de tijdsperiode komt overeen met de verklaring van de aangeefster bij de politie. De getuige [getuige] verklaart dat zij zich kan herinneren dat verdachte wilde kijken wanneer aangeefster en zijzelf gingen douchen.
Zij vond dit raar en heeft gezegd dat zij dit niet wilde. Uit deze verklaring blijkt dat verdachte geïnteresseerd was in de lichamen van toen pre-puberale meisjes.
Ook de verklaringen van de verdachte zelf bieden naar het oordeel van het hof steun voor de betrouwbaarheid van de aangifte. Zo heeft hij bijvoorbeeld op 23 april 2007 tegenover de politie verklaard dat hij bij de familie [benadeelde partij] op aangeefster heeft opgepast. Voorts heeft de verdachte op die datum tegenover de politie verklaard dat hij niets gaat toegeven omdat je dat niet bij een rechercheur moet doen, maar bij een psychiater.
Ten slotte heeft hij op 24 april 2007 verklaard dat hij een ontspoorde heterofiel is die niet volwassen geworden is en die zijn troost bij kinderen zoekt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de aangeefster als getuige een verklaring afgelegd die in grote lijnen overeenkomt met de verklaringen die zij zowel tegenover de politie op 23 januari 2006 als bij de rechter-commissaris op 26 juli 2006 heeft afgelegd.
Dr. G. Wolters heeft met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster een rapport uitgebracht d.d. 29 januari 2009. Hij concludeert dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de algemene strekking van de verklaringen van de aangeefster. Wel merkt de rapporteur op dat door de lange periode tussen het misbruik en de aangifte wel vraagtekens zijn te plaatsen bij de betrouwbaarheid van sommige details van het misbruik die door aangeefster worden vermeld. Welke details meer en welke minder betrouwbaar zijn is niet met zekerheid te stellen.
Als regel noemt de rapporteur dat opvallende fysische details (herinneren hoe iets eruit zag of voelde) meer betrouwbaar zijn dan globale details (zoals frequenties van incidenten of algemene handelingen).
Dr. G. Wolters stelt voorts dat de opvatting dat slachtoffers zich afwenden van seksueel misbruik zodat het herinneren van details minder waarschijnlijk is, aanvechtbaar en zeker niet algemeen geldig is.
Kinderen die meermalen seksueel misbruikt zijn, kunnen zich daar vaak juist wel details van herinneren.
Vooral opvallende en bijzondere details worden dikwijls goed onthouden.
Ten slotte geeft de deskundige Wolters aan dat de aard van het misbruik zoals aangeefster dat beschrijft, en vooral de niet bedreigende context waarin het plaatsvond, niet traumatiserend is in de zin dat er altijd psychische klachten door zouden moeten ontstaan. Het ontbreken van een trauma bij aangeefster is naar zijn mening geen geldig argument om de authenticiteit van de verklaringen van aangeefster in twijfel te trekken.
Alles overwegende en in samenhang beziend is het hof van oordeel dat de verklaring van de aangeefster over de feitelijk voorgevallen seksuele handelingen niet alleen betrouwbaar is, maar bovendien niet op zichzelf staat en dat derhalve wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig dagen met aftrek van voorarrest waarvan honderdzevenen-twintig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot het gevorderde bedrag van € 680,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts heeft hij geconcludeerd dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte heeft als oppas het vertrouwen gewonnen van het slachtoffer en heeft haar vervolgens gedurende een lange periode seksueel misbruikt.
De verdachte heeft door aldus te handelen slechts oog gehad voor zijn eigen behoeftebevrediging en de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangeefster ernstig geschaad.
Dergelijke feiten kunnen grote impact hebben en tot psychische schade leiden bij het slachtoffer, zeker wanneer het een jong meisje betreft. De impact die dit seksueel misbruik heeft gehad op het slachtoffer blijkt uit haar slachtofferverklaring waarin zij verklaart dat zij veel emotionele schade heeft opgelopen.
De herinnering aan het seksueel misbruik maakte haar in de puberteit onzeker. Ook voelde zij zich minderwaardig. Maar ook nu nog ervaart het slachtoffer in haar dagelijks leven de gevolgen van hetgeen er, inmiddels reeds lange tijd geleden, heeft plaatsgevonden doordat de herinnering en bijbehorende gevoelens opeens naar boven kunnen komen en haar dan belemmeren in haar doen en laten. Dit alles rekent het hof de verdachte ernstig aan.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 juni 2012 niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het reclasserings-rapport d.d. 7 juni 2010. De rapporteur ziet geen meerwaarde van (reclasserings)begeleiding, aangezien de recidivekans laag wordt geacht en geen andere meer recentere aangiften bekend zijn. De normafwijkende gedachten van de verdachte doen niettemin zorgwekkend aan. Enige preventieve werking zou moeten uitgaan van de behandeling die hij destijds trouw volgde.
Tenslotte stelt het hof ambtshalve vast dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, gelet op de tijdspanne tussen de appèldatum van 29 juni 2009 en de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep van 19 juni 2012.
Het hof is van oordeel dat er weliswaar sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, maar dat de verzoeken van de verdediging alsmede het verzoek van de verdachte dat hij aanwezig wilde zijn bij de behandeling van de zaak op zitting, hierop van invloed zijn geweest.
Nu echter een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel de duur van het voorarrest niet overschrijdt, volstaat naar 's hofs oordeel de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vorderingen tot schadevergoeding
1. In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 680,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 680,- met rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de benadeelde partij in de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid kan worden begroot op € 680,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1988 en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 680,- met rente aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
2. In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 156.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 156.000,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan, dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Nu gesteld noch gebleken is dat de verdachte kosten heeft gemaakt met het oog op de verdediging tegen deze vordering kan een kostenvergoeding achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 127 (honderdzevenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 680,- (zeshonderdtachtig euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1988 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 680,- (zeshonderdtachtig euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 1988, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 (dertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij {benadeelde partij 2]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door
mrs. N. Schaar, T.W.H.E. Schmitz en W.J. van Boven,
in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 juli 2012.