Rolnummer: 22-003439-11
Parketnummers: 09-607695-11 en 01-831484-09 (TUL)
Datum uitspraak: 8 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 5 juli 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar] 1985 te [geboorteplaats],
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld.
Ter zake van feit 1 is aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Ter zake van feit 3 is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en tevens is aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van 3 maanden. Ter zake van feit 4 is aan de verdachte een geldboete van € 750,-, subsidiair 15 dagen hechtenis, opgelegd. Voorts zijn beslissingen genomen over de vorderingen van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. Ten slotte is de tenuitvoerlegging gelast van de aan de verdachte bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 september 2010 (onder parketnummer 01-831484-09) opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is - voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 april 2011 te Lekkerkerk, gemeente Nederlek, althans in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Audi, type RS4 Quatro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 13 april 2011 te Lekkerkerk, gemeente Nederlek, en/of te Bergambacht en/of te Krimpen aan den IJssel en/of te Capelle aan de IJssel en/of te Rotterdam, althans te Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Audi, type RS4 Quatro), daarmee rijdende op de weg,
- de Veerweg te Bergambacht bij het links afslaan in de richting van Krimpen aan den IJssel een rood verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- (vervolgens) op de C.G. Roosweg te Krimpen aan den IJssel een verkeerspaaltje omver heeft gereden en/of
- met een hogere dan de ter plaatse toegestane snelheid, in elk geval met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid, op de Algeraweg in de richting van het Capelseplein te Capelle aan den IJssel is gereden en/of (daarbij) over de verhoogde rijbaan is gereden en/of (vervolgens) verder is gereden over de busbaan en/of (vervolgens) tegen het verkeer in, te weten: linksom, een rotonde is opgereden en/of
- op de Prins Alexanderlaan op de weghelft bestemd voor tegemoetkomend verkeer, althans tegen het verkeer in, heeft gereden en/of
- (vervolgens) met een hogere dan de ter plaatse toegestane snelheid, in elk geval met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid linksaf een woonwijk, althans de Jan van Tilburgstraat, is ingeslagen en/of
- (vervolgens) op de Jan Meertenstraat te Rotterdam tegen een geparkeerd staand motorrijtuig (personenauto, merk: Opel Astra, kenteken: [kentekennr.1]) is aangereden en/of gebotst en/of
- (vervolgens) op de George de Vosstraat met een hoge snelheid op een politievoertuig is ingereden en/of
- (vervolgens) op de Lilian Ngoyiweg (met een hoge snelheid) tegen geparkeerd staand(e) motorrijtuig(en), te weten: een personenauto, merk: Fiat Punto, kenteken:
[KENTEKENNR.2] en/of een personenauto, merk: Citroen Xantia, kenteken: [KENTEKENNR.3] is aangereden en/of gebotst en/of (daarbij) die personenauto, merk: Citroen Xantia heeft meegeduwd en/of
- vervolgens (met een hoge snelheid) een portiek van een flatgebouw gelegen aan de Lilian Ngoyiweg is ingereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
hij op of omstreeks 13 april 2011 te Lekkerkerk, gemeente Nederlek, en/of te Bergambacht en/of te Krimpen aan den IJssel en/of te Capelle aan den IJssel en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) betrokken bij een of meerdere verkeersongeval(len) of door wiens gedraging een of meerdere verkeersongeval(len) was/waren veroorzaakt op de Lilian Ngoyweg te Rotterdam en/of de Jan Meerstensstraat te Rotterdam, (telkens) de plaats van het/de ongeval(len) heeft verlaten, terwijl bij dat/die ongeval(len) naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden (telkens) aan een ander (te weten:
- [benadeelde partij 2] (personenauto, merk: Fiat Punto, kenteken [KENTEKENNR.2]) en/of
- [benadeelde partij 3] (personenauto, merk: Citroen Xantia, kenteken [KENTEKENNR.3]) en/of
- [benadeelde partij 4] (personenauto, merk: Opel Astra, kenteken [kentekennr.1]))
letsel en/of schade was toegebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 april 2011 te Lekkerkerk, gemeente Nederlek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Audi, type RS4 Quatro), toebehorende aan [benadeelde partij];
hij op of omstreeks 13 april 2011 te Bergambacht en te Krimpen aan den IJssel en te Capelle aan den IJssel en/of te Rotterdam, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Audi, type RS4 Quatro), daarmee rijdende op de weg,
- de Veerweg te Bergambacht bij het links afslaan in de richting van Krimpen aan den IJssel een rood verkeerslicht heeft genegeerd en
- vervolgens op de C.G. Roosweg te Krimpen aan den IJssel een verkeerspaaltje omver heeft gereden en
- met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid, op de Algeraweg in de richting van het Capelseplein te Capelle aan den IJssel is gereden en over de verhoogde rijbaan is gereden en vervolgens verder is gereden over de busbaan en vervolgens tegen het verkeer in, te weten: linksom, een rotonde is opgereden en
- op de Prins Alexanderlaan tegen het verkeer in, heeft gereden en
- vervolgens met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid linksaf een woonwijk, althans de Jan van Tilburgstraat, is ingeslagen en
- vervolgens op de Jan Meertenstraat te Rotterdam tegen een geparkeerd staand motorrijtuig (personenauto, merk: Opel Astra, kenteken: [kentekennr.1]) is aangereden en/of gebotst en
- vervolgens op de George de Vosstraat met een hoge snelheid op een politievoertuig is ingereden en
- vervolgens op de Lilian Ngoyiweg (met een hoge snelheid) tegen geparkeerd staande motorrijtuigen, te weten: een personenauto, merk: Fiat Punto, kenteken: [KENTEKENNR.2] en een personenauto, merk: Citroen Xantia, kenteken: [KENTEKENNR.3] is aangereden en/of gebotst en/of (daarbij) die personenauto, merk: Citroen Xantia heeft meegeduwd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
hij op of omstreeks 13 april 2011 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) door wiens gedraging verkeersongevallen waren veroorzaakt op de Lilian Ngoyiweg te Rotterdam en de Jan Meerstensstraat te Rotterdam, telkens de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij die ongevallen naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden telkens aan een ander te weten:
- [benadeelde partij 2] (personenauto, merk: Fiat Punto, kenteken [KENTEKENNR.2]) en
- [benadeelde partij 3] (personenauto, merk: Citroen Xantia, kenteken [KENTEKENNR.3]) en
- [benadeelde partij 4] (personenauto, merk: Opel Astra, kenteken [kentekennr.1]))
schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van de verdachte bepleit, omdat op basis van het dossier niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte de bestuurder was van de personenauto van het merk Audi, type RS4 Quatro.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De eigenaar van de genoemde Audi, [benadeelde partij], heeft verklaard dat de man die er op de avond van 13 april 2011 met zijn auto vandoor ging, met een andere auto van het merk Audi, met kenteken [kentekennr.4], naar zijn woning was gekomen. Deze auto bleek in Bergeijk te zijn gestolen, waarna de politie dit voertuig bij de woning van [benadeelde partij] heeft weggetakeld (proces-verbaal van aangifte met nr. PL1626 2011055089-1, p. 31 e.v.).
De verdachte heeft op 14 april 2011 bij de politie verklaard: "Ook over de auto waar ik mee in Lekkerkerk gekomen ben wil ik niets verklaren" (proces-verbaal van verhoor verdachte met nr. PL1620 2011055089-11, p. 25 B).
Het hof is van oordeel dat door het vorenstaande wordt bevestigd dat de verdachte op de avond van 13 april 2011 bij [benadeelde partij] in Lekkerkerk is geweest en dat hij ook degene was die er met diens Audi vandoor is gegaan.
[benadeelde partij] is direct achter de man die er met zijn auto vandoor ging, aangereden. In Krimpen aan den IJssel is [benadeelde partij] zijn auto uit het zicht verloren. [benadeelde partij] trof daar vervolgens een politiebusje en terwijl hij bij dat busje stond, zag hij de Audi weer opduiken. Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL17F0 2011113311-3 (p. 68 e.v.) blijkt dat omstreeks 23:53 uur vervolgens diverse politie-eenheden de achtervolging van de gestolen Audi, type RS4 Quatro, hebben ingezet. Wanneer de Audi de Lilian Ngoyiweg te Rotterdam inrijdt, wordt hij uit het oog verloren (proces-verbaal van bevindingen met nr. PL17F0 2011113311-8, p. 79). Wanneer verbalisanten de Lilian Ngoyiweg vervolgens verder inrijden, zien zij dat ter hoogte van pandnummer 70 een aanrijding heeft plaatsgevonden. De Audi staat dwars op de weg en heeft veel schade. De bestuurder wordt niet meer aangetroffen.
Twee medewerkers van de RET, die onmiddellijk ter plaatse worden gehoord, verklaren tegenover één van de aanwezige verbalisanten dat zij omstreeks 00:10 uur een enorm harde klap hebben gehoord en dat zij zagen dat er een in het donker geklede man uit de Audi wegrende in de richting van de Salvador Allendestraat. De betreffende verbalisant geeft dit vervolgens portofonisch aan de overige eenheden door (proces-verbaal van bevindingen met nr. PL17F0 2011113311-7, p. 71).
Tijdens het in de omgeving van de Lilian Ngoyiweg ingestelde onderzoek ziet verbalisant Leeuw omstreeks 00:10 uur op een voetpad parallel aan de 's-Gravenweg te Rotterdam voor zich een man uit de bossage springen en wegrennen. Het betreft een blanke man, gekleed in een grijs/bruin vest. De man voldoet aan het signalement dat door de andere eenheden was doorgegeven (proces-verbaal van bevindingen met nr. PL17F0 2011113311-3, p. 68).
Op de zich in het dossier bevindende uitdraai van Google maps (p. 76), blijkt dat de 's-Gravenweg vanaf de Lilian Ngoyiweg via de Salvador Allendestraat te bereiken is.
Verbalisant Leeuw rent achter de man aan en slaagt erin hem aan te houden. Ze ziet dat de man buiten adem is en dat zijn handen en gelaat onder het bloed zitten. De man blijkt later te zijn genaamd[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te Eindhoven; de verdachte.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij toen hij op 14 april 2011 werd aangehouden, een gebroken neus had die hij kort daarvoor had opgelopen.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat uit genoemde uitdraai van Google maps blijkt dat als de verdachte de bestuurder van de Audi was, hij vanaf de plaats van aanrijding op de Lilian Ngoyiweg naar de plaats waar hij is aangehouden een rondje zou hebben gelopen, precies terug naar de plek waar het ongeval had plaatsgevonden. Als de verdachte daadwerkelijk de bestuurder van de Audi was, is dit naar de mening van de raadsman niet logisch.
Het hof hecht hieraan evenwel geen belang, nu de verdachte ook ten tijde van de feiten elders, namelijk in Bergeijk woonachtig was en hij de vraag van de politie of hij bekend was in Rotterdam, de plek waar hij was aangehouden, met "eeh" heeft beantwoord (proces-verbaal van verhoor verdachte met nr. PL1620 2011055089-12,
p. 28). Het hof leidt hieruit af dat dit niet het geval was. Gelet hierop gaat het hof er van uit dat de verdachte op zijn vlucht voor de politie per ongeluk weer teruggelopen is naar de plaats waar kort daarvoor het ongeval had plaatsgevonden.
De raadsman heeft er voorts op gewezen dat - gezien de in de processen-verbaal genoemde tijdstippen - de verdachte dit rondje binnen een tijdspanne van 12 minuten moet hebben afgelegd, waarbij hij in de tussentijd ook nog in de bosjes moet hebben gezeten. Dit wringt naar de mening van de raadsman.
Op de uitdraai van Google maps is evenwel te zien dat de straten waar de verdachte doorheen is gelopen, vlakbij elkaar liggen. Het hof gaat er, gelet op de verklaringen van de medewerkers van de RET en van verbalisant Leeuw
- die onder andere verklaard heeft dat de verdachte bij zijn aanhouding buiten adem was -, vanuit dat de verdachte de route rennend heeft afgelegd. Gelet hierop kan de verdachte die route naar het oordeel van het hof wel degelijk binnen een tijdsbestek van ongeveer twaalf minuten hebben afgelegd.
Het hof overweegt voorts nog dat de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg dat hij "op dat moment op die plek was" omdat hij net van zijn vriendin kwam die in Rotterdam zou wonen, op geen enkele wijze is bevestigd. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de verdachte hier eerst ter terechtzitting in eerste aanleg mee is gekomen, legt het hof deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde.
Het hof is - gelet op het hiervoor overwogene in onderling verband en samenhang bezien - van oordeel dat met voldoende zekerheid is vast te stellen dat de verdachte degene is geweest die de auto van [benadeelde partij] heeft gestolen en zich vervolgens als bestuurder van die auto aan het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft op 13 april 2011 in Lekkerkerk een auto gestolen en is daar vervolgens mee naar Rotterdam gereden, tijdens welke rit hij een aaneenschakeling van voor het overige verkeer zeer gevaarzettende en hinderlijke manoeuvres heeft verricht, onder meer door met hoge snelheid op een politievoertuig in te rijden. Tijdens de rit is de verdachte tevens tegen een drietal auto's gebotst waardoor deze auto's ernstig zijn beschadigd. Door zijn handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en het is slechts een gelukkig toeval dat daarbij geen andere personen betrokken zijn geraakt. Voor de eigenaars van de beschadigde auto's heeft de verdachte bovendien, naast onrust en overlast, materiële schade veroorzaakt. Het hof neemt de verdachte dit alles zeer kwalijk.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 mei 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat ter zake van de feiten 1 en 4 een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Ter zake van feit 3 is naar het oordeel van het hof een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie, in combinatie met een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Deze ontzegging van de rijbevoegdheid is, hoewel deels voorwaardelijk, van langere duur dan de in eerste aanleg opgelegde ontzegging, omdat deze in eerste aanleg opgelegde ontzegging naar 's hofs oordeel geen recht doet aan de ernst van het onder 3 bewezenverklaarde. Hetgeen door de raadsman ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht, is naar het oordeel van het hof onvoldoende om in dit geval af te zien van een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 en 4 tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.825,86.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft, zoals in de vordering besloten ligt, geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger aangegeven dat, indien het hof tot een veroordeling mocht komen, de verdediging zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij refereert aan het oordeel van het hof.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde. De vordering zal derhalve worden toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is in hoger beroep niet meer aan de orde, nu deze vordering in eerste aanleg is afgewezen en de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd.
Betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.825,86 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 en 4 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 13 september 2010 (onder parketnummer 01-831484-09) is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Gelet evenwel op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof gelasten dat door de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren moet worden verricht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 62 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 en 4 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van
indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] terzake van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.825,86 (duizend achthonderdvijfentwintig euro en zesentachtig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] een bedrag te betalen van € 1.825,86 (duizend achthonderdvijfentwintig euro en zesentachtig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 (achtentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 13 september 2010, onder parketnummer 01-831484-09, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, te vervangen door: een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek,
mr. G. Knobbout en mr. I.M. Abels, in bijzijn van de griffiers mr. S.N. Keuning en mr. J. van der Vegte.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 juni 2012.
Mr. I.M. Abels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.