Rolnummer: 22-001739-11
Parketnummers: 10-811282-10 en 10-743058-10
Datum uitspraak: 29 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sovjetunie) op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 december 2010 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen sieraden en/of een fotocamera en/of één of meerdere laptop(s) en/of een laptoptas en/of een oplader voor de Apple computer en/of een betaalkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het forceren van de (voor)deur van genoemde woning;
hij op of omstreeks 26 oktober 2010 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 2]),
- in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 december 2010 te Schiedam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen sieraden en een fotocamera en laptops en een laptoptas en een oplader voor de Apple computer en een betaalkaart, toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door het forceren van de (voor)deur van genoemde woning;
hij op 26 oktober 2010 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 2]),
- in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat - kort gezegd - de verdachte dient te worden vrijgesproken ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat woninginbraak in vereniging is gepleegd en evenmin dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan die woninginbraak.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 24 december 2010 zien twee getuigen vanuit hun woning aan de [adres] te Schiedam dat meerdere personen zich verdacht ophouden rond de woning van hun overburen. Eén persoon had een zaklamp in één van zijn handen. Een andere persoon hield de hele tijd een telefoon tegen zijn oor, terwijl hij constant in de straat heen en weer liep alsof hij de boel in de gaten stond te houden. Even later zag de buurvrouw het schijnsel van lampjes in de woning en zag zij dat de verlichting van de bovenetage aanging. Nadat de buurman de politie heeft gebeld, ziet hij dat het licht van de zaklamp in de woning uit was gegaan en zag hij voorts dat er een man haastig - en met in zijn hand een zwarte tas - uit de richting van de voordeur van de tegenoverliggende woning kwam lopen. De man, die al die tijd met zijn telefoon aan zijn oor rond de woning rond de woning had gelopen, voegde zich bij die man. De buurman zag vervolgens dat beide mannen hard begonnen te rennen in de richting van de tramhalte en zag toen dat er een derde persoon, met eveneens een tas in zijn handen, uit de richting van de voordeur van de tegenoverliggende woning kwam lopen. Ook deze derde persoon begon te rennen in de richting van de tramhalte. De buurman zag dat de drie mannen de tram instapten en zag dat kort daarna de gealarmeerde politieagenten de tram stopten en ook instapten. Hij zag vervolgens dat de drie personen die hij eerder bij de tegenoverliggende woning had zien rondlopen, door de politie werden afgevoerd. De politie treft vervolgens bij voornoemde drie personen, onder wie de verdachte, de goederen aan die kort daarvoor uit de woning aan de [adres] te Schiedam waren ontvreemd.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat er sprake is geweest van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, dat verdachtes handelen kan worden aangemerkt als - kort gezegd - het medeplegen van een woninginbraak.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman betoogd dat de verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een beroep op noodweer toekomt en hij derhalve van alle rechtsvervolging behoort te worden ontslagen, aangezien voor verdachte de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [benadeelde partij 2], aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is komen te staan dat de verdachte zelf aangever Mensah heeft aangevallen, terwijl aangever Mensah geen geweld tegen de verdachte heeft toegepast. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat de verdachte een beroep op putatief noodweer toekomt, overweegt het hof dat verdachtes verklaring dat er sprake was van gedragingen waaruit hij kon afleiden dat de situatie bedreigend was en tot noodweer noopte niet strookt met hetgeen door de verbalisant is geverbaliseerd in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2010 (nr. PL17P0 2010347743-6). Nu evenmin anderszins aannemelijk is geworden waaruit de vermeende bedreiging van de verdachte uit zou hebben bestaan, verwerpt het hof eveneens dit verweer.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze in vereniging schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak. Een dergelijk feit is niet alleen ergerlijk, maar veroorzaakt doorgaans ook financiële schade en overlast bij de betrokkene. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat de diefstal plaatsvond op kerstavond alsook de omstandigheid dat het huis van het slachtoffer onnodig overhoop is gehaald. Daarnaast had de verdachte zich bijna twee maanden voor de diefstal op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 juni 2012, waaruit blijkt dat de verdachte al eens onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het Reclasseringsadvies (beknopt) d.d. 25 februari 2011, opgemaakt en ondertekend door reclasseringsmedewerker A. van der Hor.
Het hof heeft voorts bij de bepaling van de op te leggen straf ambtshalve geconstateerd dat in de onderhavige strafzaak op 15 maart 2011 hoger beroep is ingesteld. De stukken van het geding zijn eerst op 2 april 2012 - zijnde meer dan acht maanden na het instellen van hoger beroep - ter griffie van het hof binnengekomen. De verstreken tijd wettigt de conclusie dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Gelet op de voortvarende behandeling in hoger beroep, kan, naar het oordeel van het hof, de totale procesduur overziend, evenwel met de enkele constatering van deze schending worden volstaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga,
mr. M. Moussault en mr. P.M. Schuyt, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 juni 2012.
Mr. P.M. Schuyt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen