Rolnummer: 22-000673-11
Parketnummer: 09-900744-08
Datum uitspraak: 15 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 januari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2008 te Monster, gemeente Westland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Wilhelminastraat 10, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aantal onbekende personen, welk geweld bestond uit
- het gooien met (delen van) stoep- en/of trottoirtegels en/of stokken en/of lawinepijlen en/of molotovcocktails tegen en/of in de richting van de in zijn directe nabijheid bevindende onbekende personen en/of
- het met een (fiets)ketting en/of stok(ken) en/of zwaard(en) en/of schilden slaan tegen en/of zwaaien in de richting van die in zijn directe nabijheid bevindende onbekende personen en/of
- het met de hand(en) en/of vuist(en) en/of voeten/schoenen slaan en/of schoppen tegen/op het lichaam van de onbekende personen;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2008 te Monster, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie II van de Wet wapens en munitie en/of munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van categorie II van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad, te weten
- een gasbusje (Pepper Gas), en/of
- drie, althans een of meer molotovcocktail(s), en/of
- een geschutsgranaat (kaliber 20 x 1388);
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2008 te Monster, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie 1 van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad, te weten
- drie, althans een of meer katapulten, en/of
- zeven, althans, een of meer lege bierflesjes, waarvan de bovenkant was dichtgeplakt met tape en/of voorzien was van een stoffen lap welke zich gedeeltelijk in de flessen bevond en/of deels uitstak, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die zodanig op een molotovcocktail gelijk(t)(en) dat ze/het voor bedreiging of afdreiging geschikt is/zijn.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. De raadsman heeft hiertoe -kort gezegd- aangevoerd dat van willekeur is gebleken en het gelijkheidsbeginsel is geschonden aangezien alleen de groep waartoe de verdachte behoorde is vervolgd en niet de groep belagers waartegen de verdachte zich diende te verdedigen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aan het openbaar ministerie komt het vervolgingsmonopolie toe en het openbaar ministerie heeft op basis van het opportuniteitsbeginsel de vrijheid uit het aanbod van strafzaken een selectie te maken van de zaken die vervolgd worden. Aan de strafrechter komt een marginale toets van de vervolgingsbeslissing toe bij de beoordeling van de vragen of sprake is van willekeur, of het openbaar ministerie in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel dan wel of andere door de wetgever aangegeven grenzen te buiten zijn gegaan.
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de conclusie rechtvaardigen dat het openbaar ministerie bij het vervolgen van de verdachte voornoemde grenzen te buiten is gegaan. Het enkele feit dat anderen niet zijn vervolgd en de verdachte wel is onvoldoende om aan te nemen dat van willekeur bij het nemen van de vervolgingsbeslissing sprake is geweest en dat in strijd is gehandeld door het openbaar ministerie met het gelijkheidsbeginsel.
Het verweer wordt verworpen.
Nietigheid van het onderzoek
De raadsman heeft een beroep gedaan op de nietigheid van het vonnis van de rechtbank. De raadsman heeft hiertoe - verkort en zakelijk weergegeven - betoogd dat de verdediging in eerste aanleg niet de beschikking heeft gehad over het volledige strafdossier. De processen-verbaal van politie met paginanummers 305 en verder waren bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg niet in zijn bezit. Zijn cliënt is door de rechtbank in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden veroordeeld op basis van een onvolledig dossier, zodat deze uitspraak nietig dient te worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep als volgt.
Blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2011 is door de voorzitter van meervoudige kamer melding gemaakt van alle zich in het strafdossier bevindende stukken, waaronder de door de raadsman genoemde stukken. Het hof gaat er daarom van uit dat de rechtbank op grond van het volledige strafdossier, op grond van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren, tot een vonnis is gekomen.
Het hof merkt voorts op dat de verdediging in ieder geval ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep in het bezit was van voornoemde stukken. Het door de raadsman in eerste aanleg gestelde verzuim, is derhalve in hoger beroep hersteld.
Van een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dan wel nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg, is dan ook geen sprake. Het verweer wordt verworpen.
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep staat naar het oordeel van het hof vast dat in het pand aan de Wilhelminastraat 10 te Monster de goederen, zoals genoemd in de feiten 2 en 3 van de ten laste legging, op 11 oktober 2008 aanwezig zijn geweest.
Verder staat vast dat dit pand bewoond werd door meerdere personen die ieder afzonderlijk woonruimte in het pand ter beschikking hadden.
Door de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven- verklaard dat hij niet weet hoe die goederen in het pand terecht zijn gekomen en dat hij van een aantal van die goederen heeft geweten dat die in delen van het pand aanwezig waren waar hij niets te zoeken had.
Het hof acht onder de gegeven omstandigheden aannemelijk dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over die voorwerpen en niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanwezigheid van die goederen in het pand. In dit verband is van belang dat uit het stafdossier niet onomwonden kan worden vastgesteld waar de desbetreffende goederen in het pand zijn aangetroffen.
Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 oktober 2008 te Monster, gemeente Westland, met anderen, op of aan de openbare weg, de Wilhelminastraat 10, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aantal onbekende personen, welk geweld bestond uit
- het gooien met (delen van) stoep- en/of trottoirtegels in de richting van de in zijn directe nabijheid bevindende onbekende personen en
- het met een stok zwaaien in de richting van die in zijn directe nabijheid bevindende onbekende personen en
- het met de vuist(en) slaan tegen het lichaam van de onbekende personen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd - verkort en zakelijk weergegeven- dat de kracht en snelheid van de worp van verdachte niet vaststaat, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Het hof stelt naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep vast dat de verdachte in zijn verhoor bij de politie op 20 oktober 2008(proces-verbaal bladzijde 222) heeft verklaard dat hij een stoeptegel heeft gegooid naar de groep waardoor hij werd belaagd en dat mensen uit zijn groep stenen hebben gegooid naar die andere groep. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte hierdoor een voldoende significante bijdrage geleverd aan het geweld tegen een aantal onbekende personen om in samenhang met de overige gebezigde bewijsmiddelen tot een bewezen verklaring van het ten laste gelegde te komen.
Het hof is van oordeel dat de door de raadsman gestelde eis geen steun vindt in het recht, zodat dit verweer dient te worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het hof is naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van oordeel dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan als gevolg van de noodzakelijke verdediging van zijn eigen en andermans lijf en goed geboden tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door andere personen, zodat hij, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen door de verdediging is bepleit, te dier zake dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. M.A.C.L.M. Bonn, in bijzijn van de griffier mr. R.T. Poort.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 februari 2012.
Mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat dit arrest te ondertekenen.