Rolnummer: 22-000383-12
Parketnummer: 09-063090-11
Datum uitspraak: 12 juli 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 18 januari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1987,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 15 oktober 2010 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een schaar, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans een maal
-naar en/of in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of
-in en/of tegen de/een arm van die [benadeelde partij] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 oktober 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), met een schaar, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans een maal in en/of tegen de/een arm van die [benadeelde partij] heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2
zij op of omstreeks 15 oktober 2010 te 's-Gravenhage [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schaar, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp getoond althans in haar hand gehad en/of (daarbij) (een) (stekende) beweging(en) in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij] gemaakt.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte, die ontkent, zich heeft schuldig gemaakt aan de haar onder 1 primair en subsidiair verweten gedragingen. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Naar 's hofs oordeel is genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte - op hierna te bespreken wijze - zowel in als buiten haar woning ruzie heeft gehad met aangever en daarbij een schaar in haar handen heeft gehad. Evenzeer staat vast dat aangever zich later die dag op het politiebureau heeft gemeld met een steekverwonding in zijn linkerarm. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep kan evenwel niet worden vastgesteld waar (binnen of buiten de woning) en wanneer de verdachte een stekende beweging in de richting van aangever zou hebben gemaakt en/of waar aangever voornoemde steekverwonding heeft opgelopen.
Aangever zelf heeft hierover wisselend verklaard. De verklaringen van aangever en zijn zus, die getuige is geweest van een deel van de ruzie tussen de verdachte en aangever, lopen hieromtrent evenzeer op essentiële punten uiteen. De verklaringen van de verdachte daaromtrent worden deels ondersteund door die van haar toenmalige vriend, maar weersproken door die van aangever en de zus van aangever. De verklaring van de zus van aangever dat aangever in zijn rechterarm zou zijn gestoken komt echter niet overeen met de gegevens zoals deze blijken uit de zich in het dossier bevindende medische verklaring en foto's van het letsel, waaruit moet worden afgeleid dat aangever letsel had aan zijn linkerarm. Evenmin kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld waar en wanneer de verdachte de letsel veroorzakende beweging naar dan wel in de richting van aangever zou hebben gemaakt. Naar het oordeel van het hof is mitsdien niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2
zij op 15 oktober 2010 te 's-Gravenhage [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schaar getoond en daarbij stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij] gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu er zijdens de verdachte sprake was van een situatie van noodweer(exces).
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 15 oktober 2010 ontstaat er in de woning van de verdachte een ruzie waarbij zowel de verdachte, haar toenmalige vriend als aangever betrokken waren. Aangever zou geld tegoed hebben van verdachtes toenmalige vriend. Het hof acht het op basis van de zich in het dossier bevindende stukken aannemelijk dat aangever vervolgens zonder aanleiding eerst verdachtes toenmalige vriend en daarna de verdachte heeft geslagen, tengevolge waarvan de verdachte onder meer diverse verwondingen in haar gezicht opliep. Teneinde een verdere ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding te voorkomen, zag de verdachte zich uiteindelijk genoodzaakt om zichzelf te verdedigen. De verdachte is toen naar de keuken gelopen en heeft aldaar een schaar uit één van de keukenlades gepakt. Zij heeft hiermee aangever, die haar naar de keuken was achtervolgd en zich in die keuken op twee meter afstand van haar bevond, afgedreigd. Aangever heeft hierop de keuken en woning verlaten. De verdachte heeft vervolgens vanuit haar woning aangever op straat zien staan. Omdat de verdachte zich naar eigen zeggen nog steeds niet veilig voelde en in een voortdurende toestand van hysterie verkeerde, is zij vervolgens ook naar beneden gegaan. Aldaar heeft zij - terwijl aangever reeds was ingestapt in een auto met gesloten deuren, doch met een opengedraaid raam - opnieuw met dezelfde schaar in de hand stekende bewegingen naar aangever gemaakt. De afstand tussen de verdachte en aangever bedroeg op dat moment ongeveer één meter. Uiteindelijk is aangever met de auto, die werd bestuurd door zijn zus, weggereden en heeft hij zich korte tijd later bij het politiebureau gemeld met een (lichte) steekverwonding.
Het hof is - met de advocaat-generaal - van oordeel dat er in de woning van de verdachte sprake is geweest van een situatie waarin de verdachte zich op voornoemde wijze mocht verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangever. Buiten de woning was daarvan evenwel geen sprake (meer). Op het moment dat de verdachte de haar onder 2 verweten gedraging buiten haar woning verrichtte, had aangever immers de woning van de verdachte reeds verlaten en bevond hij zich in een auto. Van een noodweersituatie was - anders dan als kort daarvoor - geen sprake meer. Het hof wijst er daarbij tevens op dat de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat zij, nadat zij aangever op straat had zien staan en nadat zij in een spiegel haar letsel had gezien, "heel erg kwaad" werd en naar buiten ging om bij aangever "verhaal te halen". Het is derhalve de verdachte zelf geweest die buiten haar woning opnieuw de confrontatie heeft gezocht en aangever bij die gelegenheid heeft bedreigd.
Nu niet kan worden aangenomen dat buiten de woning nog van een noodweersituatie sprake was, en voorts niet kan worden gezegd dat verdachtes handelen aldaar het onmiddellijke gevolg was van het eerdere handelen van aangever, faalt ook het beroep op noodweerexces. Verdachtes stelling dat er geen sprake is geweest van twee verschillende situaties - te weten binnen en buiten de woning van de verdachte - omdat zij in een voortdurende toestand van hysterie en angst voor een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding verkeerde, is, mede in aanmerking nemende de hiervoor weergegeven, eerder door de verdachte tegenover de politie gedane uitlatingen naar 's hofs oordeel niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt derhalve met betrekking tot de bedreiging buiten de woning zowel het verweer op noodweer als dat op noodweerexces.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en subsidiair ontslagen zal worden van alle rechtsvervolging en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging. Een dergelijk feit brengt gevoelens van angst en onveiligheid bij het desbetreffende slachtoffer teweeg en verdient ook in strafrechtelijke zin nadrukkelijke afkeuring.
Het hof ziet evenwel op grond van de ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gekomen omstandigheden waaronder dit feit is begaan, aanleiding om - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - op de voet van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat aan de verdachte terzake geen straf of maatregel op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. A. Kuijer en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juli 2012.
Mr. A. Kuijer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.