Rolnummer: 22-000672-11
Parketnummer: 09-900745-08
Datum uitspraak: 15 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 januari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts is omtrent de vordering van de benadeelde partij beslist als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg onder 2 en 3 gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2008 te Monster, gemeente Westland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Wilhelminastraat 10, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aantal onbekende personen, welk geweld bestond uit
- het gooien met (delen van) stoep- en/of trottoirtegels en/of stokken en/of lawinepijlen en/of molotovcocktails tegen en/of in de richting van de in zijn directe nabijheid bevindende onbekende personen en/of
- het met een (fiets)ketting en/of stok(ken) en/of zwaard(en) en/of schilden slaan tegen en/of zwaaien in de richting van die in zijn directe nabijheid bevindende onbekende personen en/of
- het met de hand(en) en/of vuist(en) en/of voeten/schoenen slaan en/of schoppen tegen/op het lichaam van de onbekende personen;
4.
hij op of omstreeks 30 juli 2008 te Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk (een) pil(a)ar(en) en/of een bankje en/of een reclamebord (van/op een station), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Haagsche Tramweg Maatschappij (HTM), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een stift, althans enig schrijfgerei, (een) tekst(en) en/of teken(s) op die pil(a)ar(en) en/of dat bankje en/of dat reclamebord te schrijven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 oktober 2008 te Monster, gemeente Westland, met anderen, op of aan de openbare weg, de Wilhelminastraat 10, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aantal onbekende personen, welk geweld bestond uit
- het gooien met (delen van) stoep- en/of trottoirtegels in de richting van de in zijn directe nabijheid bevindende onbekende personen en
- het met een zwaaien in de richting van die in zijn directe nabijheid bevindende onbekende personen en
- het met de vuisten slaan tegen het lichaam van de onbekende personen;
4.
hij op 30 juli 2008 te Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk pilaren (op een station), toebehorende aan de Haagsche Tramweg Maatschappij (HTM), heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een stift, teksten op die pilaren te schrijven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde
Het hof is naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van oordeel dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan als gevolg van de noodzakelijke verdediging van zijn eigen en andermans lijf en goed geboden tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door andere personen, zodat hij, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen door de verdediging is bepleit, te dier zake dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van het onder 4 bewezen verklaarde
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het hof acht het, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, raadzaam te bepalen dat ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde feit aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding HTM
In het onderhavige strafproces heeft de HTM -middels mevrouw [benadeelde partij] als gemachtigde- zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 157,24.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van EUR 157,24.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist. Verkort en zakelijk weergegeven is betoogd dat het schadebedrag niet te controleren is en een deugdelijke onderbouwing ontbreekt.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte. Nu deze schade gespecificeerd is en het bedrag het hof niet onredelijk voorkomt, zal de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de HTM
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 157,24 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de HTM.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij HTM terzake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 157,24 (honderdzevenenvijftig euro en vierentwintig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de HTM, een bedrag te betalen van
EUR 157,24 (honderdzevenenvijftig euro en vierentwintig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. A.M.P. Gaakeer en mr. M.A.C.L.M. Bonn, in bijzijn van de griffier mr. R.T. Poort.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 februari 2012.
Mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.