ECLI:NL:GHSGR:2012:BX0388

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005372-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en diefstal in vereniging met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en van diefstal in vereniging met geweld. De feiten dateren van 1 mei 2011, toen de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer in zijn woning heeft aangevallen. De verdachte heeft het slachtoffer met vuisten geslagen en heeft hem vastgehouden terwijl een medeverdachte hem met een mes in de zij stak. Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen goederen en geld van het slachtoffer en zijn vriendin weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waarop hij is vrijgesproken. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren. Het hof heeft deze vordering gehonoreerd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de uitspraak is gedaan in een openbare zitting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005372-11
Parketnummer: 09-758010-11
Datum uitspraak: 26 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1988,
[adres],
thans gedetineerd in de Penitentaire Inrichting Rijnmond - Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 impliciet primair en onder 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 mei 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet
- met kracht een arm om de hals van die [benadeelde partij 1] heeft gelegd en/of (vervolgens) de hals / de keel van die [benadeelde partij 1] heeft dichtgeknepen/dichtgehouden, en/of
- (terwijl die [benadeelde partij 1] werd vastgehouden) met kracht meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of in de zij, althans in het (boven)lichaam van die [benadeelde partij 1] heeft gestoken, en/of
- met kracht een kussen, althans een voorwerp in/op het gezicht van die [benadeelde partij 1] heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen met dat opzet met zijn, verdachtes, vuisten op het hoofd en/of in het gezicht en/of op de ribben, althans op het lichaam van die [benadeelde partij 1] heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij 1]) met zijn, verdachtes, vuisten heeft geslagen/gestompt op het hoofd en/of in het gezicht en/of op de ribben, althans op het lichaam, waardoor voornoemde [benadeelde partij 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 01 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan het [adres], heeft weggenomen een horloge en/of een bankpas en/of een autosleutel en/of twee, althans een mobiele telefoon(s) (merk: Samsung en/of Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [benadeelde partij 1]
- zich naar de woning van die [benadeelde partij 1] heeft/hebben begeven en/of
- (vervolgens) de in die woning aanwezige [benadeelde partij 2] (alsmede vijfjarige zoon) heeft/hebben belet de woning te verlaten; en/of
- (vervolgens) in de woning van die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gewacht totdat die [benadeelde partij 1] thuiskwam; en/of
- (vervolgens) één of meer mes(sen) heeft/hebben gepakt; en/of
- met de vuist(en) heeft/hebben geslagen/gestompt op het hoofd en/of in het gezicht, althans op het lichaam; en/of
- met kracht heeft/hebben geduwd en/of hem daarbij de woorden toegevoegd "ga zitten"
- met kracht een arm om de hals van die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gelegd en/of de hals van die [benadeelde partij 1] heeft/hebben dichtgeknepen/dichtgehouden, en/of
- (terwijl die [benadeelde partij 1] werd vastgehouden) met kracht meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik van die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gestoken, en/of
- (vervolgens) met een kussen, althans een voorwerp in/op het gezicht van die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
Vrijspraak van het onder 1 impliciet primair en onder 2 primair ten laste gelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 impliciet primair alsmede onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 1 impliciet subsidiair, eerste en derde gedachtestreepje
Naar het oordeel van het hof is tevens niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 impliciet subsidiair, eerste en derde gedachtestreepje is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof gaat hierbij uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 1 mei 2011 te 's-Gravenhage is er in de woning van het slachtoffer sprake geweest van een conflict tussen het slachtoffer, de verdachte en de medeverdachten. Op een gegeven moment is deze situatie geëscaleerd en is er een worsteling ontstaan tussen de verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en het slachtoffer, waarbij zij elkaar over en weer hebben vastgepakt en hebben getracht elkaar te overmeesteren. Hierbij heeft de verdachte tevens een arm om de nek van het slachtoffer gelegd.
Deze worsteling is als mishandeling onder 2 separaat ten laste gelegd. Naar het oordeel van het hof heeft het leggen van de arm van de verdachte om de nek van het slachtoffer plaatsgevonden in het kader van deze worsteling en strekte deze ertoe om pijn dan wel letsel bij het slachtoffer teweeg te brengen. Dit brengt mee dat niet kan worden bewezen geacht dat de verdachte door deze feitelijke handeling opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, had op de dood van het slachtoffer. De verdachte dient dan ook hiervoor te worden vrijgesproken.
Voorts overweegt het hof ten aanzien van het derde gedachtestreepje dat niet buiten gerede twijfel valt vast te stellen dat de verdachte op het moment waarop deze handeling zich voltrok zich in de woning van het slachtoffer bevond. Het hof acht aannemelijk geworden dat verdachte die woning toen al had verlaten, zodat in zoverre geen sprake meer is van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking en de verdachte ook hiervan behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde geweld
Naar het oordeel van het hof kan niet bewezen worden verklaard dat het ten laste gelegde geweld heeft plaatsgevonden met als oogmerk de diefstal van de ten laste gelegde voorwerpen voor te bereiden, gemakkelijk te maken, de vlucht mogelijk te maken dan wel het bezit van het gestolene te verzekeren. Hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 01 mei 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet - (terwijl die [benadeelde partij 1] werd vastgehouden) met kracht meermalen, met een mes, in de zij van die [benadeelde partij 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 01 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander , opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij 1]) met zijn, verdachtes, vuisten heeft geslagen/gestompt op het hoofd en/of in het gezicht, waardoor voornoemde [benadeelde partij 1] pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 01 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan het [adres], heeft weggenomen een horloge en/of een bankpas en een autosleutel en twee mobiele telefoons (merk: Samsung en/of Blackberry), toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair, tweede gedachtestreepje ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft betoogd verkort en zakelijk weergegeven dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 impliciet subsidiair, tweede gedachtestreepje ten laste gelegde nu hij niet kan worden aangemerkt als medepleger en hij daarnaast geen opzet had op de dood van het slachtoffer.
Opzet op het medeplegen
Het hof gaat hierbij uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 1 mei 2011 was de verdachte samen met drie medeverdachten in de woning van het slachtoffer aanwezig. Voorafgaand aan de komst van het slachtoffer heeft de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] een mes uit de keuken gepakt en deze bij zich gestoken. Toen het slachtoffer vervolgens thuiskwam en het conflict escaleerde, is de verdachte samen met [medeverdachte] in een worsteling geraakt met het slachtoffer. Hierbij heeft [medeverdachte] het slachtoffer tweemaal in zijn zij gestoken met een mes, terwijl de verdachte het slachtoffer vasthield. Tijdens deze worsteling stond één medeverdachte op de wacht bij de deur en bewaakte de andere medeverdachte de vriendin van de verdachte en hun kind.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van het hof genoegzaam dat de verdachte zo bewust en nauw met zijn mededaders heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Opzet op de dood van het slachtoffer
Ten aanzien van de opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer overweegt het hof als volgt.
Uit de voorgenoemde feiten en omstandigheden volgt dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat [medeverdachte] een mes bij zich stak alvorens het slachtoffer thuiskwam. Door vervolgens samen met [medeverdachte] de confrontatie op te zoeken met het slachtoffer terwijl hij wist dat die [medeverdachte] een mes bij zich droeg, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] het mes daadwerkelijk zou trekken en het slachtoffer zou steken. Naar het oordeel van het hof is er op grond van het vorenstaande sprake van opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte
ter zake van het onder 1 impliciet primair en onder 2 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag, meermalen gepleegd, en het medeplegen van een mishandeling, door het slachtoffer eerst hard met zijn vuisten in zijn gezicht en op zijn lichaam te slaan, en vervolgens het slachtoffer vast te houden terwijl medeverdachte [medeverdachte] het slachtoffer tweemaal in zijn zij stak.
De verdachte heeft met deze handelingen op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en diens leven ernstig in gevaar gebracht. Dat het slachtoffer deze aanvallen uiteindelijk heeft overleefd is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan de verdachte te danken is.
Ten slotte heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging, door het slachtoffer en zijn vriendin verschillende goederen en geld afhandig te maken. De verdachte en zijn mededaders hebben zich daarbij kennelijk uitsluitend laten leiden door hun eigen financieel gewin en zich niet bekommerd om de financiële schade voor het slachtoffer en zijn vriendin.
Op feiten van een ernst als deze feiten kan niet anders gereageerd worden dan met een gevangenisstraf.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 mei 2012, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 63, 287, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair, onder 1 impliciet subsidiair, eerste en derde gedachtestreepje, en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, tweede gedachtestreepje, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 impliciet subsidiair, tweede gedachtestreepje, 2 subsidiair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. A.A. Schuering en mr. T.W.H.E. Schmitz, in bijzijn van de griffier mr. V.C. Kool.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 juni 2012.
mr. S.K. Welbedacht is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.