Rolnummer: 22-004286-11
Parketnummers: 09-900154-11 (dagvaarding I),
09-660298-10 (dagvaarding II; gevoegd),
09-900619-10 (dagvaarding III; gevoegd) en 09-925628-10 (dagvaarding IV; gevoegd)
Datum uitspraak: 21 mei 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 augustus 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1976,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van de feiten als opgenomen onder 3, 5 en 6 in de dagvaarding met parketnummer 09-900154-11, het feit als opgenomen in de dagvaarding met parketnummer 09-660298-10 en partieel van het feit als opgenomen onder 1 in de dagvaarding met parketnummer 09-900619-10 vrijgesproken en ter zake van de feiten als opgenomen onder 1, 2, 4, 7 en 8 in de dagvaarding met parketnummer 09-900154-11, de feiten als opgenomen onder 1 en 2 (beide partieel) in de dagvaarding met parketnummer 09-900619-10 en het feit als opgenomen de dagvaarding met parketnummer 09-925628-10 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is het openbaar ministerie partieel niet-ontvankelijk verklaard voor het feit als opgenomen onder 2 in de dagvaarding met parketnummer 09-900619-10 en is er een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken Voorts is het hoger beroep ingevolge de akte intrekking rechtsmiddel d.d. 7 mei 2012, evenmin gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing ter zake van de feiten als opgenomen in de dagvaarding met parketnummer 09-900619-10. Dit houdt tevens in dat de aan deze feiten gekoppelde vorderingen van de benadeelde partij
[benadeelde partij] in hoger beroep niet langer aan de orde zijn.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-900154-11:
hij op of omstreeks 14 februari 2011 te 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning (gelegen aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met zijn, verdachtes, voet een ruit in te trappen en/of met een voorwerp voornoemde ruit in te gooien;
hij op of omstreeks 14 februari 2011 te 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd: "[benadeelde partij 1], ik maak eerst jou dood en daarna mezelf en/of ik sla je op je hoofd met hetzelfde voorwerp als waarmee ik vanmiddag het raam kapot heb gemaakt en/of ik maak je dood. Ik zet je in een rolstoel. Ik heb hier een mes. Ik steek je dood. Ik blijf je achtervolgen en/of ik maak jou dood met liefde, met liefde, met liefde", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij in of omstreeks de periode 22 november 2010 tot en met 26 november 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een formulier van woningbouw en/of een huurcontract en/of formulieren van een advocaat, althans persoonlijke documenten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 26 januari 2011 te 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur van een woning (gelegen aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een schroevendraaier en/of een koevoet, althans een scherp en/of puntig voorwerp in een slot van voornoemde voordeur te wrikken;
hij op of omstreeks 1 februari 2011 te 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning (gelegen aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk al dan niet met een voorwerp een ruit van voornoemde woning in te slaan.
Zaak met parketnummer 09-925628-10 (gevoegd):
hij op of omstreeks 13 juli 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 550 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- zeggen: "Ik ga je vermoorden, geloof me ik ga je vermoorden jij, ik moet twee mensen vermoorden jij en die kankerbitch ex vriendin" en/of
- met een kapot glazen (bier)flesje dreigend wijzen in de richting van voornoemde [benadeelde partij 3], althans dat flesje op goed zichtbare wijze in een van zijn, verdachtes, handen houden en/of daarbij
- zeggen: "Ik zie jou volgende keer en ik zweer ik ga jou vermoorden" en/of vervolgens
- op de grond duwen van voornoemde [benadeelde partij 3] en/of
- pakken van een aantal bankbiljetten (ter waarde van 550 euro) uit de broekzak van voornoemde [benadeelde partij 3] en/of
- slaan op/tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij 3] en/of
- zeggen: "Ik zweer ik ga jou vermoorden".
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-900154-11 onder 1, 2, 4, 7 en 8 ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 09-925628-10 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-900154-11:
hij op 14 februari 2011 te 's-Gravenhage, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [adres], toebehorende aan [benadeelde partij 2], heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met zijn, verdachtes, voet een ruit in te trappen;
hij op 14 februari 2011 te 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak eerst jou dood en daarna mezelf" en" ik maak je dood" "ik maak jou dood met liefde;
hij in de periode van 22 november 2010 tot en met 26 november 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een formulier van de woningbouw en een huurcontract en formulieren van een advocaat, toebehorende aan [benadeelde partij 1];
hij op of omstreeks 26 januari 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur van een woning gelegen aan de [adres], toebehorende aan [benadeelde partij 2], heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een schroevendraaier en een koevoet in voornoemde voordeur te wrikken;
hij omstreeks 1 februari 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [adres], toebehorende aan [benadeelde partij 2], heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk al dan niet met een voorwerp een ruit van voornoemde woning in te slaan.
Zaak met parketnummer 09-925628-10 (gevoegd):
hij op 13 juli 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 550 euro, toebehorende aan [benadeelde partij 3].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-900154-11 onder 1 en 8 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-900154-11 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 09-900154-11 onder 4 en in de zaak met parketnummer 09-925628-10 bewezen
verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-900154-11 onder 7 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, met overname van zowel de bewezenverklaring, de kwalificaties als de opgelegde straf.
Strafbepaling voor de bewezenverklaarde feiten van dagvaarding 09-900619-09 (in hoger beroep niet aan de orde).
Ingevolge het bepaalde in artikel 423 lid 4 Wetboek van Strafvordering zal het hof de straf bepalen voor de bewezenverklaarde feiten van dagvaarding 09-900619-09, welke feiten in hoger beroep niet aan de orde zijn.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging. Dergelijke feiten brengen gevoelens van angst en onveiligheid bij het desbetreffende slachtoffer teweeg en verdienen ook in strafrechtelijke zin nadrukkelijke afkeuring. Voorts heeft de verdachte zich op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan diefstal van documenten, diefstal van een geldbedrag, twee vernielingen van een ruit alsook aan een beschadiging van een voordeur. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij de slachtoffers met deze reeks aan gedragingen veel overlast heeft bezorgd.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 april 2012 niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de inhoud van het Pro Justitia rapport d.d. 15 mei 2011, opgemaakt door drs. W.J.L. Lander, psycholoog, het Pro Justitia rapport d.d. 24 mei 2011, opgemaakt door T.V. van Lent, psychiater en het reclasseringsadvies d.d. 24 mei 2011, opgemaakt door M.C. Telleman, reclasseringswerker. Hieruit, alsook uit hetgeen de verdachte zelf ter terechtzitting in hoger beroep over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard, leidt het hof af dat de verdachte op actieve wijze doende is zijn leven een wending ten goede te geven.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Parketnummer 09-900154-11
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, ten bedrage van € 3.000,-. Voorts is een vergoeding gevorderd voor geleden materiële schade ten bedrage van € 591,14 en is daarnaast verzocht voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
In eerste aanleg is de vordering toegewezen tot een bedrag van € 1.500,- wegens immateriële schade en € 352,54 wegens materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, en is tevens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voor het overig gevorderde is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.852,64, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, vermeerderd met de wettelijke rente en tot niet-ontvankelijkverklaring voor wat betreft het overig verzochte.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 352,64,-, bestaande uit de kosten voor de vervanging van twee sloten (ad € 142,- en € 145,-) en de kosten voor de aanvraag van een urgentieverklaring (ad € 65,64), aan materiële schade is geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 4 en 7 bewezen verklaarde. Deze bedragen zijn derhalve voor toewijzing vatbaar. Voor wat betreft de overig verzochte vergoeding wegens materiële schade is naar 's hofs oordeel niet komen vast te staan dat dit een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, hetgeen tot afwijzing van dat deel dient te leiden.
Het hof is voorts van oordeel dat - gelet op de ernst van het feit - er immateriële schade is geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van € 500,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Het voorgaande brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een totaalbedrag van € 852,64 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 3]
Parketnummer 09-925628-10
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, ten bedrage van € 300,-. Voorts is een vergoeding gevorderd voor geleden materiële schade ten bedrage van € 550,- en is daarnaast verzocht voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
In eerste aanleg is vordering wegens immateriële schade volledig niet-ontvankelijk verklaard en is de vordering wegens materiële schade volledig toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, inclusief de wettelijke rente.
In hoger beroep is de vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van zowel de vordering wegens immateriële schade als de vordering wegens materiële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, inclusief de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aannemelijk gemaakt dat schade ter grootte van het gevorderde bedrag van € 550,- is geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. Dit bedrag is derhalve voor toewijzing vatbaar.
Het hof is evenwel voor wat betreft de vordering wegens immateriële schade van oordeel dat deze dient te worden afgewezen, nu een causaal verband tussen het bewezen verklaarde en de door de benadeelde partij ervaren onveiligheidsgevoelens onvoldoende aannemelijk is geworden.
Het voorgaande brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 550,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bepaalt de hoofdstraf voor de door de rechtbank 's-Gravenhage bij vonnis van 29 augustus 2011 onder parketnummer 09-900619 bewezenverklaarde feiten op een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-900154-11 onder 1, 2, 4, 7 en 8 en in de zaak met parketnummer 09-925628-10 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-900154-11 onder 1, 2, 4, 7 en 8 en in de zaak met parketnummer
09-925628-10 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] terzake van het in de zaak met parketnummer 09-900154-11 onder 2, 4 en 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 852,64 (achthonderdtweeënvijftig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 352,64 (driehonderdtweeënvijftig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van € 852,64 (achthonderdtweeënvijftig euro en vierenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] terzake van het in de zaak met parketnummer 09-925628-10 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) bestaande uit € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], een bedrag te betalen van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 (elf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. A.A. Schuering en mr. W.P.C.M. Bruinsma, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 mei 2012.