ECLI:NL:GHSGR:2012:BW9205

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.103.137-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. van Kempen
  • J. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige gedragsproblemen en de noodzaak van gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 1995, die momenteel verblijft in een justitiële jeugdinrichting. De minderjarige, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.H. Westendorp, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 december 2011, waarin machtiging werd verleend aan Jeugdzorg om hem op te nemen in een gesloten jeugdzorg accommodatie. De minderjarige verzet zich tegen deze uithuisplaatsing en stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn ernstige opgroei- en opvoedingproblemen een opname noodzakelijk maken. Hij betoogt dat de behandeling thuis voldoende zou zijn en dat de kans op succes in een gesloten setting klein is, gezien zijn verzet daartegen.

De raad voor de kinderbescherming, vertegenwoordigd door mevrouw J.J. de Kok, is van mening dat de plaatsing in een gesloten setting noodzakelijk is voor onderzoek en behandeling van de minderjarige, die in het verleden betrokken is geweest bij meerdere geweldsincidenten. De moeder en stiefvader van de minderjarige hebben ter zitting verklaard dat zij hem graag weer thuis willen hebben en dat zij met hulp van een gezinsvoogd en therapie een thuisplaatsing mogelijk achten. De vader, die in het buitenland woont, heeft ook contact met de minderjarige opgenomen en biedt zijn hulp aan.

Het hof heeft de argumenten van de minderjarige en de raad zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing in een gesloten setting noodzakelijk is, gezien de ernstige gedragsproblemen van de minderjarige en het risico dat hij in de thuissituatie terugvalt in oud gedrag. Het hof merkt op dat er positieve ontwikkelingen zijn sinds de plaatsing, maar benadrukt dat er met spoed een aanvang moet worden gemaakt met de behandeling van de minderjarige. De bestreden beschikking wordt dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 9 mei 2012
Zaaknummer : 200.103.137/01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 11-3436
[appellant],
geboren op [datum] 1995 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt te Spijkenisse,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de minderjarige,
advocaat mr. A.H. Westendorp te ’s-Gravenhage,
tegen
de raad voor de kinderbescherming,
regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
locatie Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [naam],
wonende te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de moeder;
2. [naam],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de vader;
3. [naam],
wonende te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de stiefvader;
4. Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
Den Haag Centrum/Scheveningen,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De minderjarige is op 1 maart 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van15 december 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de minderjarige:
- op 28 maart 2012 een brief van 27 maart 2012 met bijlagen.
De zaak is op 26 april 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw J.J. de Kok namens de raad;
- de moeder;
- de stiefvader.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is machtiging verleend aan Jeugdzorg de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 15 december 2011 tot 18 oktober 2012, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de uithuisplaatsing van de minderjarige.
2. De minderjarige verzoekt de bestreden beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en te bepalen dat hij niet wordt opgenomen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
3. Als grond voor zijn beroep voert de minderjarige aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat ernstige opgroei- en/of opvoedingproblemen, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig zouden belemmeren, maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hij zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken, zodat intensieve behandeling van het gedrag van de minderjarige vanwege recente geweldsincidenten in het gesloten kader plaats dient te vinden. De geïndiceerde behandeling waar de minderjarige heeft verklaard aan mee te willen werken, heeft nooit plaatsgevonden, aldus de minderjarige. Behandeling terwijl de minderjarige thuis woont, moet toereikend worden geacht en kan als bijzondere voorwaarde worden opgelegd voor schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De kans op succes van behandeling in een gesloten setting wordt door de minderjarige zelf bijzonder klein geacht, gelet op zijn verzet daartegen.
4. De raad is van oordeel dat de plaatsing van de minderjarige in een gesloten setting noodzakelijk is ter onderzoek en behandeling. De minderjarige heeft kans op kans gekregen, maar blijkt niet in staat zijn agressie in de hand te houden. In de thuissituatie is het helemaal uit de hand gelopen, onder meer bij de voetbal en het ROC. Daarna volgden de twee geweldsincidenten waarvoor de minderjarige in voorlopige hechtenis is gesteld. Vervolgens is nog sprake geweest van een aantal geweldsincidenten in Teylingereind. Het feit dat er de afgelopen acht maanden nog geen aanvang is gemaakt met de behandeling van de minderjarige, komt doordat hij gedurende deze periode door zijn gewelddadige gedrag op drie verschillende locaties is geplaatst. Derhalve is een en ander aan de minderjarige zelf te wijten, aldus de raad.
5. De moeder en de stiefvader hebben ter zitting verklaard de minderjarige graag weer bij hen thuis te hebben. Met hulp van de gezinsvoogd, sessies van de minderjarige bij De Waag en gezinstherapie achten zij een thuisplaatsing mogelijk. Door alle ellende van de afgelopen tijd is de vader van de minderjarige, die in [land] woont, meer in beeld gekomen. De minderjarige heeft hem een aantal dagen geleden telefonisch gesproken en de vader heeft aangeboden om naar Nederland te komen indien dat in het belang van de minderjarige nodig zou zijn.
6. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige in een gesloten setting heeft verleend en neemt deze gronden over. Uit de overgelegde stukken komt een zeer zorgelijk beeld naar voren van de minderjarige die thans 17 jaar oud is. Onweersproken is dat de minderjarige kampt met ernstige agressieproblematiek die zich onder meer heeft geuit door geweldpleging tegenover de politie, de directeur van school, HTM-controleurs en laatstelijk tegen zijn groepsbegeleiders. De behandeling voor de problematiek heeft nog geen aanvang genomen als gevolg van de overplaatsingen van de minderjarige tengevolge van het geweld jegens de begeleiders. Hoewel de moeder en stiefvader verklaard hebben met hulp in staat te zijn de minderjarige thuis op te vangen, is het hof van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat zij onvoldoende autoriteit over de minderjarige kunnen doen gelden. Het risico dat de minderjarige door dit gebrek aan respect voor het gezag van de moeder en stiefvader in de thuissituatie weer terugvalt in zijn oude gedrag acht het hof te groot.
7. Uit de verklaringen van de minderjarige en de moeder ter zitting blijkt bovendien dat er sprake is van een positieve ontwikkeling sinds zijn verblijf in De Hartelborgt. De minderjarige gaat naar school, heeft inmiddels niveau 3 afgerond en wil door naar niveau 4. Voorts is er de afgelopen periode geen sprake geweest van verdere geweldsincidenten. Het feit dat de minderjarige contact heeft gekregen met zijn vader heeft hem rust gegeven, aldus de minderjarige. Gelet op deze positieve ontwikkelingen acht het hof het voortzetten van zijn verblijf in een gesloten setting in het belang van de minderjarige. Het hof merkt wel op dat gezien het tijdsverloop sinds de aanvang van de plaatsing van de minderjarige en diens leeftijd thans met spoed een aanvang dient te worden gemaakt met onderzoek en de (verdere) behandeling van de minderjarige. Voor zijn toekomst in de maatschappij is het dringend noodzakelijk dat hij intensieve hulp krijgt voor zijn problematiek. Het hof gaat ervan uit dat de raad zich tot het uiterste zal inspannen om de minderjarige met spoed de benodigde hulpverlening te bieden en dat de minderjarige in zijn eigen belang hieraan meewerkt.
8. Uit het voorgaande volgt dat de plaatsing van de minderjarige in een gesloten inrichting is vereist wegens ernstige gedragsproblemen. De bestreden beschikking dient dan ook te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Van Kempen en Bos, bijgestaan door mr. Van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2012.