ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8437

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.100.924/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stille
  • A. Kamminga
  • Y. Ydema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhoging hypothecaire schuld en schenkingen aan kinderen in bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder. De bewindvoerder verzocht om toestemming voor het aangaan van een extra hypothecaire geldlening van € 58.881,- op de woning van de rechthebbende, met als doel schenkingen te doen aan zijn zeven kinderen ter hoogte van € 5.030,- per kind per jaar. De bewindvoerder was van mening dat het fiscaal voordeliger zou zijn om deze schenkingen nu te doen in plaats van na het overlijden van de rechthebbende.

De rechtbank had eerder het verzoek van de bewindvoerder afgewezen, met de overweging dat het afsluiten van een extra hypothecaire lening niet in het belang van de rechthebbende was. Het hof heeft deze beslissing bevestigd. Het hof oordeelde dat de waarde van de woning van de rechthebbende was getaxeerd op € 215.000,-, met een executiewaarde van € 193.500,-, en dat de woning al hypothecair was verbonden voor een bedrag van € 71.119,-. De bewindvoerder had geen overtuigende argumenten gepresenteerd die de noodzaak voor de extra lening onderbouwden.

Het hof concludeerde dat de voorgestelde constructie niet zou leiden tot de beoogde belastingbesparing en dat de belangen van de rechthebbende niet gediend zouden zijn met de verhoging van de hypothecaire lening. Bovendien werd opgemerkt dat de bewindvoerder ook een nieuw verzoek zou moeten indienen voor het verdelen van de opbrengst van de woning na verkoop, aangezien hiervoor ook toestemming van de kantonrechter vereist is. De beslissing van het hof was dus om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de bewindvoerder af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 9 mei 2012
Zaaknummer : 200.100.924/01
Rekestnr. rechtbank : EJ VERZ 11-83659
[Naam bewindvoerder],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat mr. F.G. Kuiper te Utrecht.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[Naam rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de rechthebbende.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De bewindvoerder is op 24 januari 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 26 oktober 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de bewindvoerder:
- op 29 februari 2012 een brief van dezelfde datum met bijlagen;
- op 5 maart 2012 een brief van 2 maart 2012 met bijlagen.
De zaak is op 16 maart 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat.
De rechthebbende is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat van de bewindvoerder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de bewindvoerder tot het afsluiten van – kort samengevat – een extra hypotheek op de woning van de rechthebbende afgewezen; het hof begrijpt het aangaan van een extra geldlening met hypothecaire verbinding van de woning van de rechthebbende. Voorts is aan de bewindvoerder machtiging verleend tot het maandelijks opnemen van een bedrag van € 400,- uit het vermogen van de rechthebbende, om dit bedrag bij toerbeurt te schenken aan ieder van de zeven kinderen van de rechthebbende. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek tot het verlenen van toestemming voor het aangaan van een extra geldlening ten bedrage van € 58.881,- waarvoor de woning van de rechthebbende hypothecair zal worden verbonden, alsmede tot het verlenen van toestemming om uit het aldus vrijkomende bedrag aan de kinderen schenkingen te doen, ter hoogte van een bedrag van € 5.030,- per jaar per kind, in ieder geval ter hoogte van het alsdan bestaande maximale belastingvrije bedrag.
2. De bewindvoerder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- aan hem toestemming te verlenen een extra hypothecaire geldlening onder hypothecair verband van de woning, gelegen te [adres] aan te gaan conform de offerte van [naam hypotheekverstrekker] (een handelsnaam van [naam bank] Hypothekengroep B.V.) van 24 augustus 2011;
- aan hem toestemming te verlenen aan de kinderen schenkingen te doen ter hoogte van een bedrag van € 5.030,- per kind per jaar, in ieder geval ter hoogte van het alsdan bestaande maximale belastingvrije bedrag.
3. De bewindvoerder kan zich niet verenigen met het oordeel van de kantonrechter en voert daartoe, kort weergegeven, het volgende aan. Ten onrechte is overwogen dat uitgangspunt is dat een bewindvoerder moet toezien op de belangen van de rechthebbende en dat het afsluiten van een extra hypothecaire geldlening, met als doel het doen van schenkingen, in het algemeen niet in het belang van de rechthebbende is, behoudens eventueel in het geval van een schenkingstraditie of indien het belang van de rechthebbende dat vereist. Voorts stelt de bewindvoerder dat ten onrechte is overwogen dat er in casu weliswaar sprake is van een schenkingstraditie die niet verder strekt dan een bedrag van € 4.800,- per jaar voor alle zeven kinderen samen, maar dat niet gebleken is dat het belang van de rechthebbende een verhoging van dat bedrag vereist. Het verzoek tot het afsluiten van een extra hypothecaire geldlening om schenkingen te voldoen is derhalve volgens de bewindvoerder ten onrechte afgewezen.
Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder - onder verwijzing naar literatuur en jurisprudentie – nog naar voren gebracht dat in casu niet alleen het belang van de rechthebbende moet worden gewogen maar ook de belangen van de kinderen. Zij hebben er belang bij dat er vóór het overlijden van de rechthebbende belastingbesparingen kunnen worden gerealiseerd door belastingvrije schenkingen aan hen te voldoen. Bovendien brengt een eventuele verhoging van de hypothecaire geldlening de rechthebbende niet in financiële problemen. De bewindvoerder heeft voorts nog naar voren gebracht dat hij niet zozeer bezwaar heeft tegen de afwijzing van zijn verzoek tot het mogen afsluiten van een verhoging van de hypothecaire geldlening. Zijn bezwaar is daarin gelegen dat hij wederom een verzoek bij de kantonrechter in moet dienen na verkoop van de woning van de rechthebbende teneinde de beoogde schenkingen te kunnen voldoen. Hij wil na verkoop de mogelijkheid wil hebben om de opbrengst direct te verdelen.
4. Het hof verenigt zich voor wat betreft de verzochte toestemming tot verhoging van de hypothecaire geldlening op de woning van de rechthebbende met het oordeel van de kantonrechter en de gronden waarop dat berust. Op grond van de door de bewindvoeder verstrekte gegevens is het hof van oordeel dat diens enige argument ter onderbouwing van zijn verzoek, inhoudende kort gezegd dat het fiscaal gezien gunstiger is om thans reeds hogere schenkingen te doen dan na het overlijden van de rechthebbende, niet op gaat. Uit de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is immers gebleken dat de waarde van de woning van de rechthebbende is getaxeerd op € 215.000,-, dat de executiewaarde van die woning € 193.500,- bedraagt en dat die woning hypothecair is verbonden voor een geldlening van € 71.119,-. Voorts is gebleken dat rechthebbende overigens niet over vermogen beschikt. Gelet op de omstandigheid dat de overwaarde van de woning na het overlijden van de rechthebbende over zeven kinderen moet worden verdeeld en gezien het vrijstellingsbedrag voor de erfbelasting van € 19.114,- zal er niet tot nauwelijks sprake zijn van verschuldigde erfbelasting. Derhalve leidt de voorgestane constructie, anders dan de bewindvoerder meent, niet tot de beoogde belastingbesparing. Weliswaar blijft de totale hypothecaire geldlening met de beoogde verhoging van de hypothecaire geldlening met een bedrag van € 58.881,- ruimschoots onder de executiewaarde maar gezien het feit dat de aan de ophoging verbonden verschuldigde rente voor de inkomstenbelasting niet fiscaal aftrekbaar is en gelet op het vorenstaande acht het hof een verhoging van de hypothecaire geldlening niet in het belang van de rechthebbende. De belangen waarnaar de bewindvoerder verwijst in de jurisprudentie en literatuur zien op de belangen bij een keuze tussen een ondercuratelestelling en beschermingsbewind en die keuze is in de onderhavige procedure niet aan de orde. Het hof passeert ook het ter zitting in hoger beroep gedane aanvullende verzoek van de bewindvoerder om direct na verkoop van de woning van de rechthebbende de opbrengst van die woning over de kinderen te mogen verdelen aangezien wettelijk is bepaald dat ook daarvoor toestemming van de kantonrechter is vereist. De bewindvoerder is derhalve gehouden om alsdan een nieuw verzoek in te dienen.
5. Het vorenstaande brengt met zich dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Kamminga en Ydema, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2012.