Rolnummer: 22-003089-11
Parketnummer: 09-607644-11
Datum uitspraak: 25 mei 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 juni 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
[adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 2, 6 primair en subsidiair en 7 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest. Voorts is omtrent het beslag en de vordering van de benadeelde partij beslist als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de met betrekking tot de feiten 1, 2, 6 en 7 in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
3.
hij op of omstreeks 13 maart 2011 te Gouda [politieagent 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [politieagent 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Kijk maar uit, ik heb collega [politieagent 2] ook een blauw oog geslagen, bij jou sla ik beide ogen blind", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 13 maart 2011 te Gouda opzettelijk beledigend [politieagent 1], agent van Politie Hollands Midden, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "baardaap en/of je bent poep en/of lul en/of je bent zielig en/of je bent niets met je pakkie en/of je bent een motherfucker en/of vies mens", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5.
hij op of omstreeks 13 maart 2011 te Gouda hoofdagent van politie [politieagent 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [politieagent 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sloop jou en/of ik ga je schedel in elkaar slaan en/of als ik jou nog eens tegenkom, dan rij ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 13 maart 2011 te Gouda politieagent [politieagent 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [politieagent 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Kijk maar uit, ik heb collega [politieagent 2] ook een blauw oog geslagen, bij jou sla ik beide ogen blind", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op 13 maart 2011 te Gouda opzettelijk beledigend [politieagent 1], agent van Politie Hollands Midden, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "baardaap en je bent poep en lul en je bent zielig en je bent niets met je pakkie en je bent een motherfucker en vies mens",;
5.
hij op 13 maart 2011 te Gouda hoofdagent van politie [politieagent 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [politieagent 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sloop jou en ik ga je schedel in elkaar slaan en als ik jou nog eens tegenkom, dan rij ik je dood".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman betoogd dat op grond van het proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2011 niet overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Het hof ziet evenwel op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen reden om te twijfelen aan de juistheid van voornoemd op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging van twee politieagenten met de dood dan wel zware mishandeling. Dergelijke misdrijven veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte een van deze politieagenten beledigd. Het beledigen van ambtenaren in functie werkt gezagsondermijnend en kan niet worden getolereerd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 april 2012, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Anderzijds heeft het hof in aanmerking genomen dat de desbetreffende verbalisanten onder de gegeven omstandigheden meer de-escalerend hadden kunnen optreden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een suikerklonttang, zoals deze onder nummer 1 vermeld is op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een suikerklonttang.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht, mr. A.A. Schuering en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. R.T. Poort.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 mei 2012.