Rolnummer: 22-003758-11
Parketnummers: 09-925566-11, 09-015094-10 (TUL) en
09-925837-10 (TUL)
Datum uitspraak: 25 mei 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 29 juli 2011 en de van dat vonnis deeluitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1957,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van het voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij - die in hoger beroep niet meer aan de orde is - alsmede de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2011 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twaalf, althans een (aantal), casette(s) inhoudende scheermesje(s) en/of negenentwintig, althans een (aantal), tube(s) tandpasta en/of vijf, althans een (aantal), pot(ten) creme en/of vijf, althans een (aantal), flacon(s) babyolie en/of twee, althans een, flacon(s) babyshampoo en/of acht, althans een (aantal), flacon(s) olie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat (filiaal Ketgenplein), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 juli 2011 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twaalf casettes inhoudende scheermesjes en negenentwintig tubes tandpasta en vijf potten creme en vijf flacons babyolie en twee flacons babyshampoo en acht flacons olie, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat (filiaal Ketgenplein), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Voor zover de raadsvrouw een verweer tot psychische overmacht heeft willen voeren, stelt het hof vast dat hetgeen zij ter onderbouwing daartoe heeft aangevoerd, geen geslaagd beroep op psychische overmacht kan opleveren.
Het hof stelt voorop dat een beroep op psychische overmacht in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht slechts kan slagen wanneer sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte door zijn verliefdheid geen weerstand kon bieden aan het verzoek van zijn vriendin om goederen te stelen.
Het hof is van oordeel dat een dergelijke omstandigheid in beginsel niet kan worden aangemerkt als een van buiten komende drang waaraan verdachte rederlijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Uitzonderlijke omstandigheden die dat anders zouden maken zijn gesteld noch aannemelijk geworden. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Een dergelijk feit veroorzaakt niet alleen ergernis en overlast, maar doorgaans ook financiële schade.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 april 2012, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 12 april 2010 onder parketnummer 09-015094-10 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van
10 november 2010 onder parketnummer 09-925837-10 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de niet-tenuitvoergelegde straffen, op de grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarden niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarden niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijden nog niet waren verstreken.
De vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straffen zijn derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerleggingen gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 12 april 2010, parketnummer
09-015094-10, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 10 november 2010, parketnummer
09-925837-10, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. M.L.A. Filippini, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 mei 2012.
Mr. M.L.A. Filippini is buiten staat dit arrest te ondertekenen.