Rolnummer: 22-004936-11
Parketnummers: 09-760395-11 en 09-761110-11
Datum uitspraak: 11 mei 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 10 oktober 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van vierentwintig uren, subsidiair twaalf dagen jeugddetentie.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of de Vereniging van Eigenaren Atrium, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk (meermalen) (met kracht) tegen voornoemde deur te duwen en/of schoppen;
ter zitting gevoegd met parketnummer: 761110-11
hij op of omstreeks 19 april 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3]),
- meerdere malen, althans één maal die [benadeelde partij 2] heeft geduwd en/of
- meerdere malen, althans één maal met een (honden)riem tegen een hand, althans een arm en/of tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2] heeft geslagen en/of
- meerdere malen, althans één maal tegen het gezicht, althans het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur vierentwintig uren, subsidiair twaalf dagen jeugddetentie.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 april 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij 2] met een (honden)riem tegen een hand,heeft geslagen pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het beroep op noodweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig haar pleitaantekeningen, bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu hem een beroep op noodweer toekomt. De raadsvrouw heeft daartoe gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich diende te verdedigen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de beoordeling ten aanzien van de strafbaarheid van het feit wordt uitgegaan van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 19 april 2011 rijdt de verdachte met een scooter door een park te 's-Gravenhage. Aangever [benadeelde partij 2], zijn vrouw en aangever [benadeelde partij 3] zijn op dat moment in het park hun honden aan het uitlaten. Aangever [benadeelde partij 3] spreekt de verdachte aan en zegt hem dat het niet is toegestaan door het park te rijden met een scooter. De verdachte rijdt langs beide aangevers heen, waarop [benadeelde partij 3] zijn arm uitsteekt. De verdachte voelt een klap in zijn nek. Hij stapt van de scooter en loopt naar beide aangevers toe.
Er ontstaat een handgemeen tussen de verdachte en beide aangevers waarbij de verdachte aan zijn capuchon naar de grond wordt getrokken en door beide aangevers wordt geschopt en door aangever [benadeelde partij 3] wordt geslagen met een hondenriem. De verdachte ziet kans een hondenriem te bemachtigen, staat op, en slaat met de hondenriem in het rond. Aangever [benadeelde partij 2] wordt hierdoor met de hondenriem tegen zijn hand geraakt.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat er sprake was van een ogenblikkelijk en wederrechtelijk aanranding van het lijf van de verdachte waartegen hij zich mocht verdedigen. Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit niet heeft overschreden door zich te verdedigen zoals gesteld. Het beroep op noodweer slaagt derhalve.
De kinderrechter in eerste aanleg en ook de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep zijn van oordeel dat nu de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat hij van de scooter is afgestapt om "verhaal te halen" hem geen beroep op noodweer toekomt.
De verdachte heeft hierover ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij van de scooter is gestapt om te vragen waarom hij een klap in zijn nek kreeg; dat hij dat bedoeld heeft te zeggen met "verhaal halen". Hij had niet de intentie dit op een agressieve manier te doen. Het hof acht de verklaring van de verdachte aannemelijk en is van oordeel dat de term "verhaal halen", zoals deze is gebruikt in het proces-verbaal van verhoor van de verdachte een andere lading heeft gekregen dan in het onderhavige geval de bedoeling was.
Op grond van vorenstaande is het hof van oordeel dat het onder 2 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert. De verdachte moet derhalve ter zake van dat feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn- Van der Meulen, mr. J.A.C. Bartels en mr. T.L. Tan, in bijzijn van de griffier
mr. M. ter Riet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 mei 2012.