ECLI:NL:GHSGR:2012:BW6628

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003876-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor het rijden zonder rijbewijs en het niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de kantonrechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het rijden op een snorfiets zonder geldig rijbewijs en het niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs. Tijdens een controle op de Houtrustweg in 's-Gravenhage kon de verdachte geen rijbewijs overleggen, en uit het Centraal Register bleek dat er nooit een rijbewijs aan hem was afgegeven. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan twee verschillende strafbare feiten, waarbij het beginsel 'ne bis in idem' niet van toepassing was. De verdachte had eerder al boetes betaald voor soortgelijke overtredingen, wat het hof in overweging nam bij het bepalen van de straf. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 100,--. Het hof besloot echter om de geldboete te matigen tot EUR 80,--, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie bij niet-betaling. Het hof hield rekening met de financiële situatie van de verdachte, die een netto inkomen van tussen de EUR 250,-- en EUR 300,-- per maand had, en studiefinanciering ontving. Het hof verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar en veroordeelde de verdachte tot de geldboete van EUR 80,--.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003876-11
Parketnummer: 09-214137-10
Datum uitspraak: 24 april 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 21 juli 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 3 februari 2012 en 10 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van EUR 180,--, subsidiair drie dagen jeugddetentie.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2009 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets) heeft gereden op de weg, de Houtrustweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering is toegepast.
Beslissing omtrent een verweer
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van strijd met het beginsel "ne bis in idem". Hij heeft daartoe gesteld dat de verdachte blijkens een door het CJIB aangeleverde brief d.d. 22 februari 2012 en een faxbericht d.d. 4 april 2012 met bijlagen op 12 november 2009 een boete heeft betaald ter zake van het op 25 september 2009 om 17:00 uur op de Houtrustweg te 's-Gravenhage niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. Dit gaat volgens de raadsman om hetzelfde feit als het ten laste gelegde, nu de verdachte blijkens het proces-verbaal rijbevoegdheid (met registratienummer PL1522/2009/36026-2) op 25 september 2009 om 17:00 uur op de Houtrustweg te 's-Gravenhage niet op eerste vordering een rijbewijs, zijnde ook een identiteitsbewijs, ter inzage kon afgeven.
Het hof overweegt het volgende.
In genoemd proces-verbaal wordt vermeld dat de verdachte, die als bestuurder van een snorfiets op de voor het openbaar verkeer openstaande weg reed, na staandehouding niet op eerste vordering een rijbewijs ter inzage kon afgeven en dat bij controle in het Centraal Register Rijbewijzen en Bromfietscertificaten bleek dat aan hem nooit een Nederlands rijbewijs was afgegeven.
In het proces-verbaal wordt voorts vermeld dat de verdachte ten tijde van staandehouding geen geldig legitimatiebewijs kon overleggen.
Naar 's hofs oordeel levert een en ander twee strafbare feiten op, waarbij sprake is van geheel verschillende strafrechtelijke verwijten. Immers, door te rijden zonder rijbewijs heeft de verdachte blijk gegeven van veronachtzaming van een ten behoeve van de verkeersveiligheid gegeven wettelijke verplichting.
Door niet te voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden heeft de verdachte een effectieve controle van zijn gegevens gefrustreerd en zodoende de politie gehinderd bij haar werkzaamheden. Naar 's hofs oordeel is daarom geen sprake van "hetzelfde feit", zodat strijd met het beginsel "ne bis in idem" niet aan de orde is. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 september 2009 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets) heeft gereden op de weg, de Houtrustweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 100,--, subsidiair twee dagen hechtenis (het hof begrijpt: jeugddetentie).
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Door te rijden zonder rijbewijs heeft de verdachte zoals reeds is vermeld blijk gegeven van veronachtzaming van een ten behoeve van de verkeersveiligheid gegeven wettelijke verplichting.
Het hof ziet anders dan de raadsman geen aanleiding voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en is van oordeel dat een geldboete een passende en geboden reactie vormt.
Het hof leidt uit de voornoemde door het CJIB aangeleverde brief en het faxbericht met bijlagen af dat de (destijds zestienjarige) verdachte reeds twee boetes van in totaal EUR 90,-- heeft betaald ter zake van het -tegelijkertijd met het onderhavige feit- niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden en het niet kunnen tonen van een kentekenbewijs. Daarnaast wordt de verdachte bij arrest van dit hof d.d. 24 april 2012 onder rolnummer 22-003877-11 ook veroordeeld tot een geldboete wegens het -tegelijkertijd met genoemde feiten- opgeven van een valse naam en een vals adres.
In deze veelheid van boetes ziet het hof aanleiding de in eerste aanleg opgelegde geldboete te matigen.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte, die heeft verklaard dat hij per maand netto tussen EUR 250,-- en EUR 300,-- verdient en daarnaast studiefinanciering ontvangt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 63, 77a, 77g, 77h en 77l van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van
EUR 80,00 (tachtig euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. J.A.C. Bartels en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 april 2012.