ECLI:NL:GHSGR:2012:BW6615

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005444-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging door politieman met dienstwapen tijdens diensttijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een politieman die zich tijdens zijn diensttijd schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren in 1956, heeft op 7 juli 2009 te Zoetermeer de benadeelde partij bedreigd door dreigende woorden te uiten terwijl hij zijn dienstwapen bij zich had. Het hof oordeelt dat de bewoordingen van de verdachte voldoende waren om bij de aangever vrees te wekken voor zijn leven. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 250,-. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot dezelfde geldboete en schadevergoeding. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de functie van de verdachte als politieman, en de psychische gevolgen voor het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij werd voor een deel toegewezen, terwijl het overige deel niet-ontvankelijk werd verklaard. De verdachte is verplicht om aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer, en de hechtenis kan worden opgelegd bij gebreke van betaling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005444-11
Parketnummer: 09-647653-10
Datum uitspraak: 25 mei 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 14 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1956,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van 750 euro, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 500 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 juli 2009 te Zoetermeer [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zijn hand op zijn dienstpistool geplaatst en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Mocht ik in de toekomst horen dat jij aan haar of aan wie dan ook informatie geeft, dan weet ik je te vinden en dan hang ik je aan de hoogste boom" en/of "Mocht ik erachter komen, ik heb een negen millimeter, ik kan hem gebruiken en ik weet je te vinden" en/of "Ik zet mijn negen millimeter op of tegen je hoofd en haal de trekker over", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 07 juli 2009 te Zoetermeer [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk deze dreigend de woorden toegevoegd: "Mocht ik in de toekomst horen dat jij aan haar of aan wie dan ook informatie geeft, dan weet ik je te vinden en dan hang ik je aan de hoogste boom" en "Mocht ik erachter komen, ik heb een negen millimeter, ik kan hem gebruiken en ik weet je te vinden" en/of "Ik zet mijn negen millimeter op of tegen je hoofd en haal de trekker over".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk dreigend zijn hand op zijn dienstpistool heeft geplaatst, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging gesteld dat de verdachte tijdens het gesprek met de aangever heeft gezegd dat hij de aangever zou ophangen aan de hoogste boom wegens smaad en voorts dat [benadeelde partij] negen millimeter waardig zou zijn. Deze teksten kunnen in de visie van de verdediging niet worden aangemerkt als een tot de aangever gerichte bedreiging.
Het hof oordeelt hieromtrent als volgt.
Gelet op de zich in het dossier bevindende verklaringen zoals afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en door de aangever [benadeelde partij], die elkaar op wezenlijke onderdelen onderling bevestigen, acht het hof het geenzins aannemelijk geworden dat verdachte zich in de zin zoals door de verdediging is gesteld, heeft uitgelaten tegenover de aangever.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu geen sprake is van een strafbare bedreiging, een en ander zoals vermeld in de door hem overgelegde pleitnotities.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in een geval als het onderhavige is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden wordt geaan dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448; HR 25 januari 2011, NJ 2011/225).
Het hof is van oordeel dat de in dit geval door de verdachte, een politieman, gebezigde bewoordingen, die concrete bedreigingen tegen het leven inhouden, terwijl hij gelet op zijn functie een dienstwapen voorhanden had, wel degelijk geschikt zijn geweest om in redelijkheid zodanige vrees bij de aangever op te roepen en dat die bewoordingen dat in het concrete geval ook hebben gedaan, gelet op de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de aangever dat hij dacht dat verdachte zijn bedreiging waar kon maken, de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de getuige [getuige 1] die zag dat het slachtoffer na de door de verdachte uitgesproken bewoordingen met een bleek gezicht en open mond naar de verdachte zat te kijken en de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de getuige [getuige 2] die inhoudt dat zowel hij als de aangever echt schrokken van hetgeen de verdachte had gezegd.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 750 euro, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 500 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich als politieman tijdens diensttijd op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan, mede omdat het feit zich heeft afgespeeld op de wijkpost van de politie en verdachte zijn dienstwapen droeg. Het slachtoffer heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard thans nog steeds psychische gevolgen van het gebeuren te ondervinden.
In strafmatigende zin heeft het hof in aanmerking genomen dat het voorval voor de verdachte ingrijpende arbeidsrechtelijke gevolgen heeft gehad waaronder de overplaatsing naar een andere functie.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.653,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 1.653,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 250,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 250,-.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De verdachte zal worden verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 250,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 250,- (tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. M.L.A. Filippini, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 mei 2012.
Mr. M.L.A. Filippini is buiten staat dit arrest te ondertekenen.