ECLI:NL:GHSGR:2012:BW5483

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.081.314-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal privaatrechtelijke geschillen over forumkeuze en hoofdlevering in een overeenkomst tot levering van glas

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Scheldebouw B.V. en Hero Glas Veredelungs GmbH. Scheldebouw had in eerste aanleg bij de rechtbank Rotterdam een vordering ingesteld wegens wanprestatie, waarbij zij een bedrag van € 219.579,- met rente en kosten eiste van Hero. De vordering was gebaseerd op een koopovereenkomst voor de levering van glas ten behoeve van de bouw van de Maastoren in Rotterdam, die was vastgelegd in een 'Verhandlungsprotokoll'. Hero had echter medegedeeld dat zij haar verplichtingen niet zou nakomen, waardoor Scheldebouw genoodzaakt was om het glas bij een derde te kopen voor een hogere prijs.

In eerste aanleg had de rechtbank Rotterdam zich onbevoegd verklaard, wat Scheldebouw in hoger beroep aanvecht. Het hof oordeelt dat de internationale bevoegdheid moet worden vastgesteld aan de hand van de EEX-Verordening. De rechtbank had geoordeeld dat de contractuele bepalingen waar Scheldebouw zich op beroept niet voldoende nauwkeurige en objectieve elementen bevatten om te bepalen welke rechter bevoegd is. Het hof bevestigt dit oordeel en stelt vast dat er geen geldig forumkeuzebeding is dat de rechtbank Rotterdam bevoegd maakt.

Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de plaats van hoofdlevering. Scheldebouw had aanvankelijk gesteld dat de levering in Rotterdam zou plaatsvinden, maar het hof concludeert dat, voor zover er een overeenkomst is, de hoofdlevering in Heerlen zou plaatsvinden. Dit betekent dat de rechtbank Rotterdam terecht onbevoegd is verklaard. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis van de rechtbank en wijst de in hoger beroep vermeerderde eis af. Scheldebouw wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
zaaknummer : 200.081.314/01
zaak-/rolnummer rechtbank : 353428 / HA ZA 10-1425
Arrest van 15 mei 2012
inzake:
Scheldebouw B.V.,
gevestigd te Middelburg,
appellante,
hierna te noemen: Scheldebouw,
advocaat: mr. M. van Sintmaartensdijk te Maastricht,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
Hero Glas Veredelungs GmbH,
gevestigd te Dersum, Duitsland,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Hero,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage.
Het verloop van het geding
1. Bij exploot van 18 januari 2011, gerectificeerd bij exploot van 24 januari 2011, is Scheldebouw in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht, van 8 december 2010 (LJN BO9583). Bij memorie van grieven tevens vermeerdering van eis (met producties) heeft Scheldebouw twee grieven tegen genoemd vonnis aangevoerd, die Hero bij memorie van antwoord (met producties) heeft bestreden. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
2. In eerste aanleg heeft Scheldebouw gevorderd - kort gezegd - primair dat Hero wordt veroordeeld aan haar een bedrag van € 219.579,- met rente en kosten te betalen wegens wanprestatie, subsidiair dat voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst tussen partijen per 2 februari 2010 is ontbonden en Hero wordt veroordeeld om aan haar een bedrag van € 219.579,- met rente en kosten te betalen. Scheldebouw heeft daartoe gesteld dat zij met Hero een koopovereenkomst heeft gesloten, waarbij Hero zich heeft verbonden tot het leveren van een partij glas ten behoeve van de bouw van de Maastoren in Rotterdam. Die overeenkomst is vastgelegd in een 'Verhandlungsprotokoll' van 10 september 2007 (hierna: het Verhandlungsprotokoll) en aanvaard door Scheldebouw op 5 respectievelijk 10 juni 2008. Hero heeft aan Scheldebouw medegedeeld dat zij haar verbintenissen onder de overeenkomst niet zal nakomen. Daarom heeft Scheldebouw de partij glas bij een derde moeten bestellen voor een hogere prijs dan zij met Hero was overeengekomen. Volgens Scheldebouw is Hero aansprakelijk voor de schade door de wanprestatie, bestaande uit het prijsverschil.
3. Hero heeft, voor alle weren, in een incident de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam betwist. De rechtbank is Hero in haar standpunt gevolgd en heeft zich in het bestreden vonnis onbevoegd verklaard. Het hoger beroep van Scheldebouw richt zich tegen deze beslissing.
4. Het hof stelt voorop dat de internationale bevoegdheid in deze zaak moet worden vastgesteld aan de hand van Verordening (EG) Nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de EEX-Verordening).
5. Grief I keert zich tegen het oordeel in rechtsoverweging 4.8 van het bestreden vonnis dat, kort gezegd, de contractuele bepalingen waar Scheldebouw zich op beroept (weergegeven in rechtsoverweging 4.7 van het bestreden vonnis), niet voldoende nauwkeurige, objectieve elementen bevatten om vast te stellen welke rechter bevoegd is, zodat (reeds daarom) geen sprake is van een Hero verbindend forumkeuzebeding voor de rechtbank Rotterdam.
6. De grief faalt.
6.1. Voor de geldigheid van een forumkeuze als bedoeld in artikel 23 EEX-Verordening is vereist dat het forumkeuzebeding objectieve elementen bevat die voldoende nauwkeurig zijn om de aangezochte rechter in staat te stellen te bepalen of hij bevoegd is; die elementen kunnen eventueel worden geconcretiseerd door de omstandigheden van het geval, HvJ EG 9 november 2000, zaak C-387/98, NJ 2001, 599 (Coreck Maritime/Handelsveem).
6.2. Artikel 1.4 van het Verhandlungsprotocol bevat (geen forumkeuzebeding doch) enkel een verwijzing naar "Unsere allgemeine Einkaufbedingungen, eingetragen beim Gericht in Utrecht-NL, unter Nummer 174/2004". Scheldebouw heeft in dit verband in het geding gebracht de "Algemene Inkoopvoorwaarden van Permasteelisa Central Europe B.V. te Heerlen, gedeponeerd bij de Rechtbank te Utrecht op 11 juni 2004 onder nr. 174/2004". Al aangenomen dat dit de voorwaarden van Scheldebouw zijn als bedoeld in artikel 1.4 van het Verhandlungsprotocol, rijst de vraag of het forumkeuzebeding in artikel 12 van die voorwaarden (in samenhang met het Verhandlungsprotocol) objectieve elementen bevat die, zoals hiervoor overwogen, voldoende nauwkeurig zijn om de aangezochte rechter in staat te stellen te bepalen of hij bevoegd is.
6.3. Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat dat niet het geval is. Voormeld beding verwijst naar "de rechter c.q. de arbiters die bevoegd is/zijn kennis te nemen van de geschillen tussen opdrachtgever en haar principaal". Scheldebouw gaat er, zonder nadere toelichting, van uit dat zij hier als opdrachtgever moet worden aangemerkt. Dit blijkt evenwel niet uit voormeld artikel 12, en ook niet uit andere bepalingen van de desbetreffende inkoopvoorwaarden. Daarentegen blijkt uit artikel 1 van deze voorwaarden dat een zekere 'Permasteelisa Central Europe B.V.' als opdrachtgever moet worden aangemerkt. Onduidelijk is wie de principaal (als bedoeld in artikel 12) van Permasteelisa Central Europe B.V. is; dit is evenmin in de onderhavige procedure geconcretiseerd (gesteld noch gebleken) en dat geldt ook voor de vraag welke rechter of arbiters bevoegd is/zijn kennis te nemen van geschillen tussen Permasteelisa Central Europe B.V. en haar principaal. Dit een en ander ligt ook besloten in het oordeel van de rechtbank, die artikel 1 heeft geciteerd en artikel 12 uitdrukkelijk in samenhang met artikel 1 heeft gelezen (Scheldebouw heeft daar in hoger beroep niet op gereageerd). Daarnaast rijst overigens, waar Scheldebouw in dit verband niet als opdrachtgever kan worden aangemerkt, ook de vraag of voormeld artikel 12, dat betrekking heeft op "overeenkomsten tussen opdrachtgever en opdrachtnemer", wel van toepassing is in de relatie tussen Scheldebouw en Hero.
Ook in hoger beroep is gesteld noch gebleken dat elders in de onderhavige inkoopvoorwaarden (of in het Verhandlungsprotocol) is aangegeven welke rechter bevoegd is van geschillen tussen Scheldebouw en haar principaal kennis te nemen.
Dit alles in aanmerking nemende kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat sprake is van een forumkeuzebeding dat voldoende nauwkeurige, objectieve elementen bevat om vast te stellen welke rechter bevoegd is. Dat betekent dat grief I faalt en dat aan artikel 23 EEX-Verordening geen bevoegdheid kan worden ontleend.
7. Grief II betreft de bevoegdheid ex artikel 5 sub 1 onderdeel b EEX-Verordening en keert zich tegen rechtsoverweging 4.12 van het bestreden vonnis. In dit kader komt Scheldebouw uitdrukkelijk terug van haar stelling in eerste aanleg dat het glas zou worden geleverd in Rotterdam. Die stelling is onjuist: partijen zijn, zoals Hero in eerste aanleg terecht heeft betoogd, overeengekomen dat het glas zou worden geleverd in Heerlen, aldus Scheldebouw in haar memorie van grieven. Ook stelt Scheldebouw in deze memorie dat Heerlen de plaats van de hoofdlevering is. Hero stelt zich op het standpunt dat, voor zover er een overeenkomst zou zijn gesloten, de hoofdlevering in Heerlen zou plaatsvinden. Daarmee staat tussen partijen vast dat - voor zover er een overeenkomst zou zijn gesloten - niet Rotterdam, maar Heerlen de plaats van hoofdlevering is.
8. Voor zover de grief ten betoge strekt dat de rechtbank op grond van artikel 5 sub 1 onderdeel b EEX-Verordening bevoegdheid had moeten aannemen, faalt hij gelet op het voorgaande. Volledigheidshalve voegt het hof daar aan toe dat, waar een plaats van hoofdlevering vaststaat, de keuzemogelijkheid als bedoeld in HvJ EG 3 mei 2007, zaak C-386/05, NJ 2008, 237 (Color Drack/Lexx) niet aan de orde is.
9. Voor zover de grief (tevens) ten betoge strekt dat de rechtbank (in rechtsoverweging 4.14-16) ten onrechte heeft overwogen dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om van de door Scheldebouw ingestelde vordering kennis te nemen, kan hij niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. De rechtbank Rotterdam heeft zich immers terecht onbevoegd verklaard (de rechtbank heeft blijkens het dictum ook terecht alleen zichzelf, en niet 'de Nederlandse rechter' onbevoegd verklaard). Dit laat onverlet dat - gelet op de nieuwe stellingname van Scheldebouw - de rechtbank Maastricht, in welker arrondissement Heerlen ligt, op grond van artikel 5 sub 1 onderdeel b EEX-Verordening mogelijk bevoegd zou kunnen zijn om van de vordering van Scheldebouw kennis te nemen. Terzijde merkt het hof in dit verband op dat artikel 5 sub 1 EEX-Verordening niet alleen de internationale bevoegdheid, maar ook de interne relatieve bevoegdheid van de rechter bepaalt.
10. Aan het door Scheldebouw gedane bewijsaanbod gaat het hof voorbij op de grond dat het niet ter zake dienend is.
11. De slotsom is dat de grieven falen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en Scheldebouw veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Voor een verwijzing naar de rechtbank Maastricht zoals door Scheldebouw subsidiair bij wege van eisvermeerdering verzocht, bestaat geen rechtsgrond. Mocht Scheldebouw haar vordering instellen bij de rechtbank Maastricht, dan zal deze rechtbank zelf over haar (internationale) bevoegdheid dienen te oordelen.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht, van 8 december 2010;
- wijst de in hoger beroep vermeerderde eis af;
- veroordeelt Scheldebouw in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Hero tot op heden begroot op € 4.713,- aan griffierecht en € 3.263,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.Y. Bonneur en S.J. Schaafsma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2012 in aanwezigheid van de griffier.