Rolnummer: 22-000987-11
Parketnummers: 10-730010-10, 10-742136-10 en 10-732374-10
Datum uitspraak: 2 mei 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 februari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres],
thans gedetineerd in Den Haag PPC te 's-Gravenhage.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 15 februari 2012 en 18 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 10-730010-10 onder 2 tenlastegelegde feit, het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 10-742136-10 tenlastegelegde feit en het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 10-732374-10 onder 3 tenlastegelegde feit vrijgesproken. Terzake van het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 10-730010-10 onder 1 en de bij inleidende dagvaarding met parketnummer 10-732374-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, die bewezen zijn verklaard, is aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Voorts zijn beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, één en ander zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is - voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-730010-10:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2010 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) betasten/aanraken van de borst(en) en/of de/een be(e)n(en) en/of de bil(len) en/of de heup van die [slachtoffer], waarbij het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het meermalen, althans eenmaal (telkens)
- dicht tegen die [slachtoffer] aan staan en/of achter die [slachtoffer] aanlopen, althans die [slachtoffer] volgen en/of aan die [slachtoffer] toevoegen de woorden van de stekking: "Of ik klaar je hier gewoon" en/of het onverhoeds betasten/aanraken van de borst(en) en/of de/een be(e)n(en) en/of de bil(len) en/of de heup van die [slachtoffer];
Zaak met parketnummer 10-732374-10 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2010 te gemeente Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een raam van een cel (in het politiebureau aan de Schiedamseweg), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan politie regio Rotterdam-Rijnmond, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een (metalen) (broeks)knoop, althans met een scherp en/of hard voorwerp, te krassen op/in die deur en/of dat raam van die cel;
2.
hij op of omstreeks 12 januari 2010 te gemeente Rotterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 2], te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt bij de arm en/of
- zijn armen rond de middel van de [slachtoffer 2] heeft geslagen/gedaan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft vastgehouden en/of (aldus) die [slachtoffer 2] heeft belet weg te lopen en/of
- die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd de woorden "Je moet mij zuigen, je moet mij zuigen" en/of "Ik wil je neuken.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-730010-10 onder 1 en in de zaak met parketnummer 10-732374-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-730010-10:
1.
hij op 13 januari 2010 te Rotterdam door feitelijkheden iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het betasten/aanraken van de borst en de heup van die [slachtoffer], waarbij de feitelijkheden hebben bestaan uit het
- dicht tegen die [slachtoffer] aan staan en achter die [slachtoffer] aanlopen, althans die [slachtoffer] volgen en die [slachtoffer] toevoegen de woorden: "Of ik klaar je hier gewoon" en het onverhoeds betasten/aanraken van de borst en de heup van die [slachtoffer];
Zaak met parketnummer 10-732374-10 (gevoegd):
1.
hij op 16 januari 2010 in de gemeente Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een cel in het politiebureau aan de Schiedamseweg, toebehorende aan politie regio Rotterdam-Rijnmond, heeft beschadigd door met een (metalen) (broeks)knoop, te krassen op dat raam van die cel;
2.
hij op 12 januari 2010 in de gemeente Rotterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en andere feitelijkheden iemand, te weten [slachtoffer 2], te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt bij de arm en
- zijn armen rond de middel van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gedaan en
- vervolgens die [slachtoffer 2] heeft vastgehouden en aldus die [slachtoffer 2] heeft belet weg te lopen en
- die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd de woorden "Je moet mij zuigen, je moet mij zuigen" en "Ik wil je neuken.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 18 april 2012 heeft de raadsman van de verdachte - overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities - betoogd dat de verklaring van de verdachte die is afgelegd bij de politie op 14 januari 2010 van het bewijs dient te worden uitgesloten. Ter adstructie van zijn betoog heeft de raadsman onder verwijzing naar de Salduz-jurisprudentie aangevoerd, kort gezegd, dat, nu de verdachte voor aanvang van zijn eerste politieverhoor niet is gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat, alsmede dat - voorzover hij van dit recht afstand heeft gedaan - verdachte gezien zijn geestelijke gesteldheid hiervan geen afstand had mogen dan wel kunnen doen, deze verklaring van het bewijs dient te worden uitgesloten, waardoor de verdachte - wegens gebrek aan voldoende wettig bewijs - van het bij inleidende dagvaarding onder parketnummer 10-730010-10 ten laste gelegde feit vrijgesproken dient te worden.
Nu het hof voornoemde verklaring niet voor het bewijs zal bezigen, behoeft dit verweer, wat daar verder ook van zij, geen nadere bespreking. Naar het oordeel van het hof bestaat er buiten die verklaring, anders dan door de raadsman betoogd, evenwel voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van voornoemd feit te komen.
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep eveneens aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de bij inleidende dagvaardingen onder parketnummer 10-730010-10 en onder parketnummer
10-732374-10 tenlastegelegde ontuchtige handelingen, een en ander zoals verwoord in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnotities. Ter adstructie van zijn standpunt heeft de raadsman aangevoerd - kort gezegd - dat de door de beide aangeefsters in hun aangiftes en verdere verklaringen genoemde handelingen niet als ontuchtig gekwalificeerd kunnen worden, zodat voornoemde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Dienaangaande staan naar het oordeel van het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ter zake de aanranding van [slachtoffer]
De aangeefster heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij op 13 januari 2010 in de tram zat. Zij hoorde toen een man zeggen "dat is een kanker lekker wijf". Zij dacht dat deze opmerking over haar werd gemaakt. De man is toen in de tram tegen haar aan gaan staan. Vervolgens is hij samen met haar de tram uitgestapt en is hij haar gevolgd naar haar woning en achter haar aan het portiek van haar woning ingestapt. Hoewel de aangeefster tegen de man heeft gezegd dat hij weg moest gaan en heeft getracht de deur snel achter haar dicht te gooien, is hij achter haar aan het trappenhuis binnen gegaan. Toen aangeefster de man wederom vroeg weg te gaan, heeft hij tegen de aangeefster gezegd:"Of ik klaar je nu hier gewoon". Zij wist dat dit betekent dat hij seks met haar wilde hebben. Toen hij dat zei voelde aangeefster dat de man met zijn rechterhand langs de buitenzijde van haar bovenbeen streek. Hij ging met zijn hand tot aan haar oksel. Aangeefster heeft vervolgens de hand van de man weggeslagen. Hierna heeft zij het alarmnummer 112 van de politie alsmede een buurjongen en een vriendin gebeld.
De verklaring van aangeefster vindt steun in de processen-verbaal van bevindingen van de politie van 13 januari 2010 die kort na een melding dat een manspersoon de hal van een flatgebouw van een vrouw zou zijn binnengedrongen, aangeefster huilend bij haar woning hebben aangetroffen, alsmede in de verklaring van de getuige [getuige], de buurman van aangeefster, die heeft verklaard dat hij werd gebeld door een huilende aangeefster die hem vertelde dat zij kort daarvoor op de trap voor zijn deur door een jongen was lastiggevallen en dat zij was aangerand.
De verdachte, die korte tijd nadien op signalement wordt aangehouden, heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat het ging om een onhandige versierpoging.
Ter zake de poging tot aanranding van [slachtoffer 2]
De aangeefster heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat op 12 januari 2010, toen zij uit een metro op het station Voorschoterlaan stapte, een man tegen haar zei om samen met de lift te gaan. Zij is toen naar de trap gelopen en merkte dat de man achter haar aanliep. Toen zij halverwege de trap was, voelde zij dat de man haar bij haar linkerarm vastpakte. Hij heeft toen tegen haar gezegd dat zij hem moest zuigen. Aangeefster probeerde haar arm los te rukken en begon te schreeuwen. Hierna greep de man haar met zijn beide armen van achteren om haar middel. Zij kon toen geen kant meer op. Zij verklaarde dat de verdachte weer zei dat zij hem moest zuigen en dat hij met haar wilde neuken. Zij was bang, heeft geprobeerd zich los te rukken en heeft weer om hulp geschreeuwd. Aangeefster heeft verder verklaard dat de man haar plotseling losliet en dat zij vervolgens is weggerend.
De verklaring van aangeefster over de toedracht van de aanranding vindt steun in de weergave van de zich in het dossier bevindende foto-opnamen, afkomstig van de zich in het station bevindende beveiligingscamera's. Daarop is te zien dat de verdachte op enig moment zeer dicht achter de aangeefster de trap oploopt en dat de afstand tussen hen, korte tijd later, aanzienlijk groter is en dat de aangeefster veel verder voor de verdachte uitloopt.
De verdachte heeft bevestigd dat hij aangeefster heeft gevraagd om de lift te nemen en dat hij achter haar aan is gelopen. Hij heeft voorts verklaard dat hij misschien op haar is gelopen, dat de vrouw toen wegliep en dat hij tegen haar heeft gesproken en heeft gezegd: "I'm a Pimp do you want to be a Ho?"
De verklaringen die beide aangeefsters [slachtoffer] en [slachtoffer 2], ieder voor zich, over het handelen van de verdachte hebben afgelegd, doen naar het oordeel van het hof blijken dat zij van verdachtes fysieke en verbale seksuele toenaderingen niet gediend waren. Het hof is voorts van oordeel dat de op basis van de gebezigde bewijsmiddelen bewezenverklaarde handelingen van de verdachte naar de geldende sociaal-ethische normen die in de samenleving draagvlak hebben als ontuchtig in de zin van de wet kunnen worden aangemerkt.
Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-730010-10 onder
1 bewezen verklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het in de zaak met parketnummer 10-732374-10 onder
1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 10-732374-10 onder
2 bewezen verklaarde levert op:
Poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het bij inleidende dagvaarding met parketnummer 10-730010-10 tenlastegelegde feit, alsmede ter zake van de feiten 1 en 2 zoals vermeld op de inleidende dagvaarding met parketnummer 10-732374-10, zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
De advocaat-generaal heeft de rapportage d.d. 21 januari 2011 van drs. P.J.K Ronhaar, psychiater, en drs. A.T. Spangenberg, klinisch psycholoog, en het hierin vervatte advies hieraan ten grondslag gelegd.
Strafbaarheid van de verdachte en motivering van de op te leggen maatregel.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanranding en een poging tot aanranding. De verdachte heeft daarbij van het openbaar vervoer gebruik makende, niets vermoedende, slachtoffers onzedelijk betast dan wel geprobeerd onzedelijk te betasten. Hij deed dat op tijdstippen in de avond en nadat hij hen had gevolgd, in het ene geval in een ondergronds metrostation en in het andere geval tot in de afgesloten hal van de flat waar het slachtoffer woonde. Daarbij heeft de verdachte sexueel getinte opmerkingen geuit.
Door aldus te handelen heeft de verdachte zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen lusten en gevoelens. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bekrassen van het raam van een celdeur. Aldus handelend heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en daarmee overlast en financiële schade veroorzaakt.
Over de persoon van de verdachte hebben drs. P.J.K Ronhaar en drs. A.T. Spangenberg voornoemd, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, lokatie Pieter Baan Centrum, en beiden vast gerechtelijk deskundige, op 21 januari 2011 gerapporteerd. Tevens zijn zij ter terechtzitting in hoger beroep van 18 april 2012 als getuigen-deskundigen gehoord.
Blijkens voornoemd rapport, dat in zoverre door de verdediging niet wordt betwist, lijdt de verdachte aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de vorm van recidiverende psychotische periodes in het kader van een gedesorganiseerde vorm van schizofrenie.
De gedragsdesdeskundigen hebben voorts in hun rapport aangegeven dat de kans op herhaling van soortgelijke delicten vooral samenhangt met de seksuele ontremming en daarmee met het al of niet aanwezig zijn van een psychotische toestand. De verdachte heeft in een periode van ruim twee jaar ten minste een viertal psychotische episodes meegemaakt, waarvan één in de eerste maanden van de detentie en één tijdens de observatieperiode in het Pieter Baan Centrum. Hieruit blijkt dat de verdachte niet voldoende kan profiteren van de aangebrachte structuur. Bovendien is hij niet geneigd antipsychotische medicatie tot zich te nemen. Dit betekent dat de verdachte, wanneer hij onbehandeld in de maatschappij terugkeert, snel opnieuw psychotisch zal worden. Daar komt nog bij de neiging van de verdachte tot cannabisgebruik, hetgeen gezien kan worden als een uitlokkend middel voor een nieuwe psychose. De rapporteurs achtten de kans op herhaling van de aanrandingen groot, en adviseren een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 18 april 2012 hebben beide genoemde deskundigen Spangenberg en Ronhaar verklaard dat zij, mede op basis van de aangiftes van [slachtoffer] en [slachtoffer 2], tot de conclusie zijn gekomen dat de verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten weliswaar in een psychotische toestand verkeerde gepaard gaande met een (seksuele) ontremming en dat zijn handelwijze hierdoor werd beperkt, maar dat hij anderzijds nog in staat was tot het maken van afwegingen en rationele keuzes. Dat hij daartoe nog in staat is geweest, heeft in het rapport geleid tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. Als iemand geen keuzes meer kan maken omdat hij gevangen zit in zijn ziektebeeld, dan wordt geadviseerd tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid, aldus de deskundige Ronhaar.
Desgevraagd door de voorzitter hebben beide deskundigen nader verklaard dat echter niet valt uit te sluiten dat de verdachte ten tijde van de telastegelegde feiten volledig in zijn psychotische toestand gevangen zat en dat hij derhalve voor deze feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was. De deskundigen schatten de kans op herhaling van deze feiten nog steeds als reëel danwel hoog in, mede gelet op de ernst van verdachtes ziektebeeld, zijn gebrek aan ziektebesef en -inzicht en verdachtes onwil om antipsychotische medicatie tot zich te nemen.
Het hof komt, op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, mede gelet op tijdens die terechtzitting afgelegde verklaringen van de getuigen-deskundigen Spangenberg en Ronhaar en het beeld dat hof ter terechtzitting in hoger beroep van de verdachte heeft gekregen, tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van het bij dagvaarding met parketnummer 10-742136-10 onder 1, alsmede het bij dagvaarding met parketnummer 10-732374-10 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was.
De verdachte is derhalve niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor het standpunt van de verdediging dat de verdacht ten tijde van de tenlastegelegde feiten volledig toerekeningsvatbaar was, biedt het procesdossier noch het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep naar het oordeel van het hof geen enkele steun. Mitsdien gaat het hof hieraan voorbij.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de deskundige Ronhaar voorts verklaard dat wanneer bij het opmaken van het rapport van 21 januari 2011 zou zijn geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het delict als volledig ontoerekeningsvatbaar zou moeten zijn beschouwd,de behandeling van de verdachte binnen de maatregel van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht -dat wil zeggen plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis- als advies zeker zou zijn overwogen.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat de verdachte bereid is om zijn medewerking te geven aan een behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis. De verdachte heeft desgevraagd door de voorzitter in aanvulling daarop verklaard dat hij in dat geval bereid is om de antipsychotische medicatie te hervatten.
Het hof is gelet op het vorenoverwogene van oordeel dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis dient te worden geplaatst voor de duur van één jaar. Aan de door de wet gestelde vereisten is voldaan nu:
- de strafbare feiten wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend;
- de verdachte vanwege bedoelde stoornis een gevaar oplevert voor de algemene veiligheid van personen en goederen;
- de verdachte door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines - een psychiater en een klinisch psycholoog - is onderzocht en door dezen een met redenen omklede, gedagtekende en door hen gezamenlijk ondertekende rapportage, d.d. 21 januari 2011, is uitgebracht. Voorts zijn deze deskundigen ter terechtzitting in hoger beroep van 18 april 2012 als deskundigen gehoord. Overeenkomstig het gestelde in artikel 37, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht, en op voorwaarde dat door het gerechtshof een maatregel als bedoeld in het artikel voornoemd, eerste lid, aan de verdachte zal worden opgelegd, is door en namens de verdachte instemming verleend om van de rapportage - hoewel deze ouder dan één jaar is - gebruik te maken, waarbij de raadsman tevens afstand heeft gedaan van zijn ter terechtzitting van 15 februari 2012 voorwaardelijk verzoek tot het laten opmaken van een nieuwe rapportage opgemaakt door andere deskundigen. Ook de advocaat-generaal heeft ingestemd met gebruikmaking van de voorliggende rapportage, ook al is die ouder dan één jaar.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer
10-730010-10 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 750,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag € 750,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat zij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 10-730010-10 onder 1 bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De door de benadeelde partij verzochte en door de advocaat-generaal gevorderde schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, zal het hof niet opleggen, nu aan de verdachte in de onderhavige zaak geen straf in de zin van artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd (vergelijk HR. 12 oktober 2004, NbSr 2004,389).
Vordering tot schadevergoeding Politie Rotterdam Rijnmond
In het onderhavige strafproces heeft de Politie Rotterdam Rijnmond zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-732374-10 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 554,15,-, met vordering van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag € 554,15, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 10-730010-10 onder 1 bewezen verklaarde. Evenwel dient naar het oordeel van het hof, gelet op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid en de persoon van de verdachte, de vordering van de politie af te worden gewezen.
Nu gesteld noch gebleken is dat de verdachte kosten heeft gemaakt met het oog op de verdediging tegen de vordering van de benadeelde partij kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37, 45, 57, 246 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-730010-10 onder 1 en in de zaak met parketnummer 10-732374-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte niet strafbaar terzake van het bewezenverklaarde en ontslaat hem te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van 1 (één) jaar.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] terzake van het in de zaak met parketnummer 10-730010-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij Politie Rotterdam Rijnmond
Wijst de vordering van de benadeelde partij Politie Rotterdam Rijnmond tot schadevergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.Th.M. Dekkers,
mr. H.M.A. de Groot en mr. S.A.J. van 't Hul, in bijzijn van de griffier mr. M.Th.A. de Ridder.
Mrs. De Groot en Van 't Hul zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 mei 2012.