Rolnummer: 22-002019-11
Parketnummer: 11-870388-10
Datum uitspraak: 25 april 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 5 april 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1978,
[adres],
thans gedetineerd in Vught, PPC te Vught.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 18 november 2011, 27 januari 2012 en 11 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 cumulatief/alternatief onder A en B, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast, met verpleging van overheidswege. Ten slotte is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(A)
hij op of omstreeks 25 mei 2010 te Groot-Ammers, gemeente Liesveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], met dat oogmerk
- met zijn, verdachtes, auto is gekeerd nadat hij, verdachte, die [slachtoffer] aan hem, verdachte, voorbij had zien rijden op haar fiets en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, auto opzettelijk tegen het (achter)wiel van de fiets van die [slachtoffer] heeft gereden (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- (vervolgens) het (bijrijders)portier van zijn, verdachtes, auto heeft geopend en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (op dwingende toon) heeft medegedeeld: "Je moet mee in de auto" en/of "Als je niet meegaat, dan ga je dood" en/of "Je gaat met me mee" en/of,
- (vervolgens) die [slachtoffer], nadat hij, verdachte, haar diverse keren (met kracht) in het gezicht heeft geslagen, met beide handen onder de oksel(s) heeft beetgepakt en/of - (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl zij zich (hevig) verzette) in de richting van het geopende (bijrijders)portier van zijn, vedachtes, auto heeft gesleept en/of getrokken en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(B)
hij op of omstreeks 25 mei 2010 te Groot-Ammers, gemeente Liesveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet
- met zijn, verdachtes, auto is gekeerd nadat hij, verdachte, die [slachtoffer] aan hem, verdachte, voorbij had zien rijden op haar fiets en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, auto opzettelijk tegen het (achter)wiel van de fiets van die [slachtoffer] heeft gereden (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val heeft gekomen) en/of
- (vervolgens) het (bijrijders)portier van zijn, verdachtes, auto heeft geopend en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (op dwingende toon) heeft medegedeeld: "Je moet mee in de auto" en/of "Als je niet meegaat, dan ga je dood" en/of "Je gaat met me mee" en/of,
- (vervolgens) die [slachtoffer], nadat hij, verdachte, haar diverse keren (met kracht) in het gezicht heeft geslagen, met beide handen onder de oksel(s) heeft beetgepakt en/of - (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl zij zich (hevig) verzette) in de richting van het geopende (bijrijders)portier van zijn, verdachtes, auto heeft gesleept en/of getrokken en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2010 te Groot-Ammers, gemeente Liesveld, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een (verbrijzelings)fractuur/breuk van het neusbeen (met verplaatsing) en/of een (niet verplaatste) fractuur/breuk van het zeefbeen (doorlopend tot in de schedelbasis)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) (met zijn, verdachtes, vuist) in/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen en/of te slaan;
3.
hij op of omstreeks 25 mei 2010 te Groot-Ammers, gemeente Liesveld, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) (met zijn, verdachtes, vuist) tegen diens borst, althans (boven)lichaam heeft geslagen en/of heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het cumulatief/alternatief onder 1 A en B, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
(A)
hij op 25 mei 2010 te Groot-Ammers, gemeente Liesveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], met dat oogmerk
- met zijn, verdachtes, auto is gekeerd nadat hij, verdachte, die [slachtoffer] aan hem, verdachte, voorbij had zien rijden op haar fiets en
- vervolgens met zijn, verdachtes, auto opzettelijk tegen het achterwiel van de fiets van die [slachtoffer] heeft gereden ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en
- vervolgens het (bijrijders)portier van zijn, verdachtes, auto heeft geopend en
- die [slachtoffer] (op dwingende toon) heeft medegedeeld: "Je moet mee in de auto" en "Als je niet meegaat, dan ga je dood" en/of "Je gaat met me mee" en,
- die [slachtoffer], nadat hij, verdachte, haar diverse keren (met kracht) in het gezicht heeft geslagen, met beide handen onder de oksels) heeft beetgepakt en - (vervolgens) die [slachtoffer] terwijl zij zich hevig verzette in de richting van het geopende (bijrijders)portier van zijn, verdachtes, auto heeft gesleept, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(B)
hij op 25 mei 2010 te Groot-Ammers, gemeente Liesveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven, met dat opzet
- met zijn, verdachtes, auto is gekeerd nadat hij, verdachte, die [slachtoffer] aan hem, verdachte, voorbij had zien rijden op haar fiets en
- vervolgens met zijn, verdachtes, auto opzettelijk tegen het achterwiel van de fiets van die [slachtoffer] heeft gereden ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val heeft gekomen en
- vervolgens het (bijrijders)portier van zijn, verdachtes, auto heeft geopend en
- die [slachtoffer] (op dwingende toon) heeft medegedeeld: "Je moet mee in de auto" en "Als je niet meegaat, dan ga je dood" en/of "Je gaat met me mee" en,
- die [slachtoffer], nadat hij, verdachte, haar diverse keren (met kracht) in het gezicht heeft geslagen, met beide handen onder de oksels heeft beetgepakt en - (vervolgens) die [slachtoffer] terwijl zij zich hevig verzette in de richting van het geopende (bijrijders)portier van zijn, verdachtes, auto heeft gesleept, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 mei 2010 te Groot-Ammers, gemeente Liesveld, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel een (verbrijzelings)fractuur van het neusbeen (met verplaatsing) en een (niet verplaatste) breuk van het zeefbeen (doorlopend tot in de schedelbasis)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, telkens (met kracht) met zijn, verdachtes, vuist in/tegen het gezicht te stompen en/of te slaan;
3.
hij op 25 mei 2010 te Groot-Ammers, gemeente Liesveld, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2], met kracht met zijn, verdachtes, vuist tegen diens borst, heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aan de hand van zijn aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotitie betoogd dat er geen bewijs is dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het tenlastegelegde misdrijf, in dit geval het seksueel binnendringen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van 18 november 2011 heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in eerste instantie de bedoeling had het slachtoffer te verkrachten. Op 27 januari 2012 heeft de verdachte, wederom ter terechtzitting in hoger beroep, verklaard dat hij het slachtoffer vanuit een seksuele drang heeft aangereden en dat hij het slachtoffer seksueel wilde gebruiken. Het hof heeft tevens acht geslagen op het verhoor bij de politie d.d. 28 september 2010, waar aan de verdachte een samenvatting van de avond wordt voorgelezen. Op de vraag of het klopt dat de verdachte de vrouw opzettelijk aanrijdt, dat de vrouw valt, verdachte haar slaat en van plan is haar mee te nemen, haar te ontvoeren om haar daarna te verkrachten, antwoordt hij met 'ja'. Het hof leidt uit deze verklaringen af dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer] te verkrachten.
Het hof is van oordeel dat de intentie van de verdachte om het slachtoffer [slachtoffer] te verkrachten, tezamen met de uitvoeringshandelingen die de verdachte ter uitvoering van dit voornemen heeft verricht - te weten het omkeren op de weg, het aanrijden van het slachtoffer, het openen van de passagiersdeur van de auto en het slepen van het slachtoffer naar de auto - naar de uiterlijke verschijningsvorm dienen te worden geduid als te zijn gericht op de voltooiing van het onderhavige delict.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 cumulatief/alternatief onder A en B bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van poging tot verkrachting.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en onder aanvulling van het bewijs met de verklaringen van de verdachte en de deskundigen Alnabawy en Verstraeten zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem onder 1A, 1B, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf door de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest, alsmede met oplegging van de maatregel TBS met dwangverpleging.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat aan de verdachte geen ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: TBS) dient te worden opgelegd. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de conclusie uit de rapportages (het hof begrijpt: van de gedragsdeskundigen drs. A. Alnabawy en drs. F. Verstraeten) onvoldoende onderbouwd is, en gebaseerd op een cirkelredenering. De kern van het probleem van de verdachte is een drank- en drugsprobleem.
Het hof heeft ter terechtzitting van 11 april 2012 in hoger beroep drie deskundigen afzonderlijk gehoord, te weten de deskundigen drs. Alnabawy (thans psychiater, ten tijde van het opmaken van het rapport psychiater in opleiding), drs. Verstraeten (psychiater) en de door de verdediging aangedragen deskundige drs. E.H. Ameling (psycholoog). Het hof heeft de deskundige Ameling ook eerder ter terechtzitting van 27 januari 2012 gehoord.
De conclusie van de deskundige Ameling staat lijnrecht tegenover de conclusie van de deskundigen Alnabawy en Verstraeten voor wat betreft de diagnose bij de verdachte. Het hof zal hieronder kort de standpunten uiteenzetten.
Deskundigen Alnabawy en Verstraeten
De deskundigen Alnabawy en Verstraeten - die ten tijde van het opstellen van de rapportage de supervisor van Alnabawy was - hebben beiden ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven de conclusies die zij in hun rapport van 16 februari 2011 hebben getrokken, waaronder het advies tot oplegging van TBS met dwangverpleging, te handhaven en te steunen.
De deskundigen Alnabawy en Verstraeten concluderen tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte. In hun rapportage en ter terechtzitting in hoger beroep hebben zij daartoe - zakelijk weergegeven - aangedragen dat het handelen van de verdachte, ook in het verleden, niet alleen kan worden verklaard door zijn gediagnosticeerde ADHD en/of zijn middelengebruik. Volgens deze deskundigen is er 'meer aan de hand', er is sprake van een structureel probleem. De deskundigen concluderen dat de verdachte voldoet aan de criteria voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Bepaalde kenmerken van de verdachte spelen hierbij een rol. Eén daarvan is impulsiviteit. Volgens de deskundigen kan de mate van impulsiviteit niet verklaard worden door ADHD. De verdachte externaliseert, waarmee bedoeld wordt dat de verdachte iemand is die de neiging heeft de verantwoording bij een ander te leggen en zijn schuld te ontlopen. Verstraeten heeft aangegeven dat het vaker voorkomt bij antisociale persoonlijkheidsstoornissen dat een persoon meer externaliseert dan internaliseert, maar dat het een het ander niet uitsluit. Volgens Alnabawy had de verdachte een conflict, soms schaamt hij zich, maar niet zodanig dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt. De verdachte heeft een gebrekkige gewetensfunctie. Hij zou meer worden aangestuurd door angst dan door zijn geweten. Het gaat dan om angst voor de gevolgen van zijn handelen. Alnabawy geeft daarbij als voorbeeld het wisselen van de verklaringen van de verdachte. Het feit dat de verdachte zijn verklaring telkens heeft veranderd, is een kenmerk van het antisociale. Dit is een centrale factor geweest bij het stellen van de diagnose. Als voorbeeld heeft Verstraeten ter terechtzitting voorts aangegeven dat met de verdachte is gesproken over eerder door de verdachte gepleegde strafbare feiten, die door de verdachte zouden zijn gebagatelliseerd, naast ook de wisselende verklaringen in deze zaak. Lijdensdruk hebben de deskundigen bij de verdachte minimaal waargenomen. Voorts heeft de verdachte weinig ziekte-inzicht en te weinig motivatie voor een ambulante behandeling. Een antisociale persoonlijkheidsstoornis kan volgens de deskundigen niet medicamenteus behandeld worden.
Zij achten verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De deskundige Ameling ziet bij de verdachte geen antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het centrale kenmerk van een antisociale persoonlijkheidsstoornis is naar zijn oordeel externaliseren, waarmee de deskundige doelt op het ontbreken van schuldbesef, gewetensangst. De verdachte is juist iemand die internaliseert. De fusie tussen agressie en seksualiteit, zoals ten tijde van het tenlastegelegde, is volgens de deskundige niet structureel, maar incidenteel, en veroorzaakt door een stapeling van omstandigheden. Hij concludeert in zijn rapport van 8 november 2011 dat de verdachte lijdt aan ADHD. Daarnaast is sprake van een alcoholafhankelijkheid, een cannabisafhankelijkheid en cocaïnemisbruik. Dit middelengebruik was ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. Het middelengebruik heeft naar het oordeel van deze deskundige op het moment zelf een beslissende rol gespeeld. Omdat de verdachte weet dat deze middelen ontremmend werken, is het advies van de deskundige om de verdachte enigszins ontoerekeningsvatbaar te houden voor de feiten. De middelenafhankelijkheid is gerelateerd aan de bij de verdachte gediagnosticeerde ADHD. Behandeling van deze problematiek kan volgens de deskundige medicamenteus plaatsvinden. De verdachte heeft daarnaast structuur nodig. Op die manier kan de kans op herhaling worden weggenomen. De ingang voor behandeling is de lijdensdruk, die volgens de deskundige bij de verdachte volop aanwezig wordt geacht. De ambulante verslavingsbehandeling kan, aldus de deskundige, plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel met hulp en toezicht van de reclassering bij bijvoorbeeld de Jellinekkliniek.
Gelet op het bovenstaande stelt het hof vast dat de bevindingen van de deskundigen Alnawaby en Verstraeten enerzijds en Ameling anderzijds sterk uiteenlopen waar het betreft de diagnose bij de verdachte. Naar aanleiding van de opgemaakte rapportages, het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, waarbij op 11 april 2012 een selectie van camerabeelden van het opgenomen politieverhoor van de verdachte van 28 september 2010 zijn bekeken, ziet het hof aanleiding om de conclusie van de deskundige Ameling te volgen. Gelet op de inhoud van deze camerabeelden en op de afgelegde verklaring, zoals gerelateerd in het daarvan opgemaakte proces-verbaal, is naar het oordeel van het hof sprake van een naar inhoud en emotie authentieke verklaring die de alternatieve lezing van Ameling voor de wisselende verklaringen die de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep heeft afgelegd - namelijk schaamtegevoel en wroeging bij de verdachte - aannemelijk maakt. Het hof acht de alternatieve uitleg voor het terugkomen op de afgelegde verklaring van 28 september 2010, te weten het feit dat eenieder verschillende belangen heeft en dat rationele overwegingen als angst voor tbs kunnen opspelen, maar dat dit het onderliggende gevoel van wroeging niet wegneemt, eveneens aannemelijk. De bevindingen waarop de conclusies van de deskundigen Alnabawy en Verstraeten stoelen wijzen naar het oordeel van het hof niet dwingend in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Gelet op het bovenstaande zal het hof, anders dan de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal, aan de verdachte dan ook niet de maatregel TBS opleggen, daar een antisociale persoonlijkheidsstoornis naar het oordeel van het hof niet aannemelijk is geworden en daarmee niet is komen vast te staan dat oplegging van TBS geboden is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de deskundige Ameling de kans op recidive bij een ambulante behandeling laag inschat.
Het hof is voorts van oordeel dat een strafoplegging geboden is. Bij het opleggen van de straf heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Allereerst sluit het hof zich aan bij de conclusie van de deskundige Ameling dat de bewezen verklaarde feiten verdachte in enigszins verminderde mate vallen toe te rekenen.
Het hof constateert dat de onder 1 cumulatief/alternatief onder A en B en 2 bewezenverklaarde feiten een poging tot verkrachting en een poging tot vrijheidsbeneming betreffen. De toedracht van die feiten getuigt van een ongekende bruutheid. De verdachte heeft onder invloed van drank en drugs, een voor hem onbekend, volkomen willekeurig slachtoffer, opzettelijk met de auto aangereden terwijl zij fietste, met de bedoeling om haar te verkrachten. Teneinde dat doel te bereiken heeft de verdachte het slachtoffer zwaar mishandeld. Het slachtoffer heeft naast breuken en andere verwondingen in haar gezicht oogletsel opgelopen, hetgeen tot blijvende schade heeft geleid. Aldus heeft de verdachte op grove wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Vervolgens heeft de verdachte getracht het toegetakelde slachtoffer van haar vrijheid te beroven door haar naar zijn auto te slepen en mee te nemen. Dat dit niet is gelukt is uitsluitend te danken aan het verzet van het slachtoffer en de toegesnelde [slachtoffer 2]. Bij het ontzetten van het slachtoffer is [slachtoffer 2] zelf ook slachtoffer geworden van mishandeling door de verdachte. Aldus heeft de verdachte ook de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] geschonden.
Daarnaast is de confrontatie met de verdachte met name voor het slachtoffer [slachtoffer] zeer beangstigend geweest. Naar verwachting zal zij nog geruime tijd met de gevolgen worden geconfronteerd. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Voorts heeft de verdachte met zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij de samenleving in het algemeen aangewakkerd.
Het hof heeft tevens acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 maart 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbare feiten, waaronder twee mishandelingen. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gezien het hierboven omschrevene bestaat naar het oordeel van het hof aanleiding om ter voorkoming van toekomstige delicten aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde. Bij het opleggen van de bijzondere voorwaarde heeft het hof acht geslagen op het advies van deskundige Ameling.
Het hof is derhalve - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 cumulatief/alternatief onder A en B en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.304,53, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 2.304,53, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële en immateriële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 cumulatief/alternatief onder A en B en 2 bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de schade is ontstaan, te weten 25 mei 2010.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.304,53 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2010.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 55, 57, 242, 282, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 cumulatief/alternatief onder A en B, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 cumulatief/alternatief onder A en B, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook als dat inhoudt begeleiding door en/of (ambulante) behandeling bij Jellinek of een soortgelijke instelling.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 cumulatief/alternatief onder A en B en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.304,53 (tweeduizend driehonderdvier euro en drieënvijftig cent) bestaande uit EUR 554,53 (vijfhonderdvierenvijftig euro en drieënvijftig cent) materiële schade en EUR 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van EUR 2.304,53 (tweeduizend driehonderdvier euro en drieënvijftig cent) bestaande uit EUR 554,53 (vijfhonderdvierenvijftig euro en drieënvijftig cent) materiële schade en EUR 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 (elf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek,
mr. Chr.A. Baardman en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. M. Simpelaar.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 april 2012.
mr. Chr.A. Baardman en mr. A.W.M. Bijloos zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.