ECLI:NL:GHSGR:2012:BW4079
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurwoning; verzoek tot voortzetting huur door 21-jarige zoon afgewezen
In deze zaak gaat het om een verzoek van [appellant] om de huur van de woning, die zijn moeder van Stichting Woonstad Rotterdam huurde, voort te zetten na haar overlijden op 4 augustus 2010. [appellant], die op dat moment 20 jaar oud was, heeft de kantonrechter verzocht om op basis van artikel 7:268, tweede lid BW, te bepalen dat hij de huur kan voortzetten. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat [appellant] onvoldoende financiële waarborg biedt en er geen duurzame gemeenschappelijke huishouding is aangetoond.
Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en is van mening dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat [appellant] niet in aanmerking komt voor voortzetting van de huur. De financiële situatie van [appellant] is onvoldoende, gezien zijn salaris van € 943,64 bruto per maand en de huurprijs van € 520,-- per maand. Bovendien heeft Woonstad betwist dat [appellant] recht heeft op huurtoeslag, wat door hem niet is weerlegd.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat er geen sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, zoals vereist in artikel 7:268, derde lid BW. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] voldoende zelfredzaam is en een eigen inkomen heeft. De omstandigheid dat zijn moeder voor hem zorgde, is niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op 24 april 2012 door de rechters M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.J. van der Ven en G.R.B. van Peursem.