ECLI:NL:GHSGR:2012:BW4074

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004667-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje van 10 jaar. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen op 4 juni 2011 te Zoetermeer, waarbij hij het slachtoffer naar een park lokte en haar dwong tot het dulden van deze handelingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de verdachte zelf. De verdachte ontkende de ontuchtige handelingen, maar het hof oordeelde dat zijn verklaringen niet consistent waren en dat hij geen redelijke verklaring kon geven voor zijn gedrag. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de gepleegde feiten zwaar hebben meegewogen. Het hof heeft de bescherming van het jeugdige slachtoffer centraal gesteld in zijn overwegingen en heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004667-11
Parketnummer: 09-925415-11
Datum uitspraak: 11 april 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 september 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1967,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 maart 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde met afwijzing van de vordering tot gevangenneming.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juni 2011 te Zoetermeer, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, bestaande uit: - het meelokken/meenemen van [slachtoffer] (geboren [geboortejaar] 2001) naar een park/bosjes, althans het weglokken/weghalen van die [slachtoffer] bij haar familie en/of
- (vervolgens) het duwen van die [slachtoffer] op de grond en/of
- (vervolgens) het bovenop die [slachtoffer] gaan zitten, die [slachtoffer] (geboren [geboortejaar] 2001)
heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het brengen van zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek van die [slachtoffer] en/of
- het voelen aan het (boven)been van die [slachtoffer] en/of
- het trachten in de onderbroek van die [slachtoffer] te komen en/of
- het betasten van de (blote) vagina van die [slachtoffer];
EN/OF
hij op of omstreeks 04 juni 2011 te Zoetermeer, met [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
- het brengen van zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek van die [slachtoffer] en/of
- het voelen aan het (boven)been van die [slachtoffer] en/of
- het trachten in de onderbroek van die [slachtoffer] te komen en/of
- het betasten van de (blote) vagina van die [slachtoffer].
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal een bevel tot gevangenneming gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat tot een veroordeling zou kunnen leiden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer Salduz
Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte bij de politie niet is bijgestaan door een raadsman/vrouw en dat derhalve zijn verklaring als weergegeven op pagina 16 van het dossier niet voor het bewijs mag worden gebruikt, behoeft geen bespreking nu het hof deze verklaring niet voor het bewijs heeft gebruikt.
Verweer ten aanzien van het bewijsminimum zoals vervat in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering
Tevens heeft de raadsvrouw, zoals in haar pleitaantekeningen opgenomen, aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer, [slachtoffer], op zich zelf staat en onvoldoende steun vindt in overige bewijsmiddelen.
Het hof stelt voorop dat de vraag of aan voornoemd bewijsminimum is voldaan niet in algemene zin kan worden beantwoord maar een beoordeling vergt van het concrete geval. Naast de verklaringen van [slachtoffer] moet er voldoende steun uit andere bron(nen) zijn voor haar verklaringen. Daarbij staat voorop dat niet alle elementen van de bewezenverklaring volledig bevestigd hoeven worden door bewijs uit een andere bron. Uit de hierna opgenomen "Vaststelling en beoordeling van de feiten" blijkt dat de verklaringen van [slachtoffer], naar het oordeel van het hof, in zeer vergaande mate steun vinden in de verklaringen die de verdachte zelf heeft afgelegd. Nagenoeg alles wat [slachtoffer] heeft verklaard over de feitelijke gang van zaken, de gezamenlijke wandeling naar het park en het abrupte uit elkaar gaan, is door de verdachte bevestigd, zulks evenwel met uitzondering van de hem verweten ontuchtige handelingen. Het zijn die handelingen die door de verdachte worden ontkend.
Bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 6 juni 2011 heeft de verdachte ook verklaard dat het meisje "nee, nee" heeft gezegd. De verdachte, die zelf stelt dat hij naar het park ging om te urineren, - een activiteit die normaliter in discrete afzondering wordt verricht - heeft voorts geen redelijke verklaring kunnen geven waarom hij met dat vooropgezette voornemen een jong meisje meenam, nog daargelaten dat gelet op haar leeftijd in relatie tot dat voornemen medeweten van haar ouders bepaaldelijk in de rede had gelegen doch achterwege is gelaten.
Het hof is van oordeel dat er voldoende steunbewijs aanwezig is naast de verklaringen van [slachtoffer] en verwerpt het gevoerde verweer.
Vaststelling en beoordeling van de feiten
Het hof gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, uit van de volgende feiten.1
Op 4 juni 2011 bevonden de verdachte en het slachtoffer zich op een muziekfestival te Zoetermeer. De verdachte had de bewuste dag flink alcohol gedronken. Naar eigen zeggen en voor zijn doen was de verdachte aangeschoten. Op enig moment moest de verdachte urineren. De verdachte liep daartoe naar het nabijgelegen park. Onderweg kwam hij een meisje tegen van jonge leeftijd. Ze liepen samen naar het park. Deze wandeling duurde ongeveer 4 a 5 minuten, aldus de verdachte. Tijdens de wandeling heeft de verdachte zijn hand op de schouder van het meisje gelegd.2
De verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat hij het meisje tegenkwam toen hij moest urineren. Hij heeft gevraagd of ze alleen was. De verdachte zei tegen haar: kom maar met me mee. De verdachte pakte haar bij haar hand/bovenarm/schouder mee. Daarna is de hand van de verdachte op haar buik gekomen. Hij heeft tot twee keer toe geprobeerd haar beet te pakken. Het meisje was achterover op de heuvel gevallen en de verdachte zat op zijn knieën bij haar, aldus de verdachte.3
Het meisje (slachtoffer), heeft hierover verklaard dat zij, nadat de verdachte aan haar had gevraagd of ze alleen was, samen met de verdachte naar het park is gelopen. Het slachtoffer weet niet waarom ze juist daarheen zijn gelopen, maar het was het idee van de verdachte.
In het park duwde de verdachte haar hard om waardoor zij op haar rug op de grond viel. De verdachte is op de benen van het slachtoffer gaan zitten met zijn voeten naar achteren gericht. Het slachtoffer zwaaide met haar handen, maar de verdachte hield met één hand haar handen tegen en de verdachte probeerde met zijn andere hand in haar onderbroek te komen. De verdachte ging met zijn hand via de broekspijp van haar korte broek naar binnen. Ze voelde een koude hand op haar bovenbeen. De vingers van de verdachte voelden gestrekt en breed en gingen tot aan haar onderbroek. Zij riep hard 'nee, nee' en toen hij is gaan staan, is zij ook gaan staan en hard naar haar ouders gerend.4
De vader van het meisje heeft vervolgens aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft verklaard dat zijn dochter aan hem heeft verteld dat een man haar op de grond had geduwd en op haar benen was gaan zitten. De man was met zijn hand via haar korte broek naar haar doos, waarmee wordt bedoeld haar vagina, gegaan.5
Een ter plaatse gekomen verbalisant heeft het meisje horen zeggen dat er een donkere man met een wit lang hemd in haar broekje had gezeten. Ook heeft het meisje gezegd dat zij van deze man op de grond moest gaan liggen.6
De oom van het meisje was ook ter plaatse. Hij heeft gezien dat zijn nichtje (het slachtoffer) bij haar vader en moeder stond te huilen.7
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, met dien verstande dat:
hij op 4 juni 2011 te Zoetermeer, door geweld en feitelijkheden, bestaande uit: - het meenemen van [slachtoffer] (geboren [geboortejaar] 2001) naar een park/bosjes, en
- vervolgens het duwen van die [slachtoffer] op de grond en
- vervolgens het bovenop die [slachtoffer] gaan zitten, die [slachtoffer] (geboren [geboortejaar] 2001) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het brengen van zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] en
- het voelen aan het bovenbeen van die [slachtoffer] en
- het trachten in de onderbroek van die [slachtoffer] te komen;
EN
hij op 04 juni 2011 te Zoetermeer, met [slachtoffer], geboren op [geboortejaar] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het
- het brengen van zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] en
- het voelen aan het (boven)been van die [slachtoffer] en
- het trachten in de onderbroek van die [slachtoffer] te komen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een kind. De ontuchtige handelingen hebben zich voorgedaan met een slachtoffer van pas 10 jaar oud, een leeftijd waarop kinderen zeer kwetsbaar zijn. De verdachte heeft zich, naar moet worden aangenomen, laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en zich geen rekenschap gegeven van de consequenties van zijn handelen voor het slachtoffer. Verdachte is met zijn handelen voorbijgegaan aan de seksuele naïviteit van het slachtoffer. Voorts geldt dat bij de aan de verdachte verweten gedragingen de bescherming van het jeugdige slachtoffer centraal staat.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een delict als het onderhavige nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan.
Het hof heeft acht geslagen op het Reclasseringsadvies d.d. 18 augustus 2011, opgemaakt door Palier forensische en intensieve zorg, welk rapport is opgesteld ten behoeve van de onderhavige zaak.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat op het plegen van de feiten als de onderhavige, een deels onvoorwaardelijke, gevangenisstraf van na te vermelden duur een passende reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. Chr.A. Baardman en mr. E.W. Koning, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Koers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 april 2012.
Mr. E.W. Koning is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal van politie Haaglanden met het registratienummer PL15J2 2011117539, met bijlagen.
2 Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep.
3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 29-35.
4 Studioverhoor aangeefster, p. 50-51.
5 Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 19-21.
6 Proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
7 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 47-48.