Rolnummer: 22-000719-11
Parketnummer: 09-925678-10
Datum uitspraak: 27 januari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 januari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres],
thans gedetineerd in PI Haaglanden - Den Haag PCS ZBB te 's-Gravenhage.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 2 september 2011, 2 november 2011 en 13 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te Delft, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 12 september 2010 te Delft, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd
[benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een verbrijzeld jukbeen en/of een verbrijzelde oogkas en/of een oogafwijking, althans een verminderd zicht aan het oog) heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal:
- in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan als gevolg waarvan die [benadeelde partij 1] op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of het lichaam te trappen/schoppen en/of te slaan,
terwijl deze [benadeelde partij 1] op de grond lag;
hij op of omstreeks 12 september 2010 te Delft, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, athans eenmaal
- in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [benadeelde partij 1] heeft geslagen als gevolg waarvan die [benadeelde partij 1] op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of het lichaam van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt/geschopt en/of geslagen, terwijl deze [benadeelde partij 1] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [benadeelde partij 2] heeft getrapt/geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 12 september 2010 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij 2] tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam te schoppen/trappen en of te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te Delft, in ieder geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten op het perron van station Delft, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], welk geweld bestond uit:
- die [benadeelde partij 1] in het gezicht, althans tegen het hoofd, slaan als gevolg waarvan die [benadeelde partij 1] op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal, tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of het lichaam trappen/schoppen en/of slaan, terwijl deze [benadeelde partij 1] op de grond lag en/of
- die [benadeelde partij 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het gezicht, althans het hoofd slaan/stompen als gevolg waarvan die [benadeelde partij 2] op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- die [benadeelde partij 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam schoppen/trappen en/of te slaan/stompen;
- die [benadeelde partij 3]tegen het hoofd slaan/stompen en/of
- die [benadeelde partij 4] tegen het hoofd slaan/stompen;
4.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te Delft met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, bij station Delft, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6], welk geweld bestond uit
- tegen die [benadeelde partij 5] duwen en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan/stompen tegen het gezicht, althans het hoofd van die [benadeelde partij 5] als gevolg waarvan die [benadeelde partij 5] op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal, slaan tegen het lichaam van die [benadeelde partij 5] en/of
- slaan in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [benadeelde partij 6].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 12 september 2010 te Delft, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen tegen het hoofd van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair.
hij op 12 september 2010 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 12 september 2010 te Delft, met anderen, aan de openbare weg, te weten op het perron van station Delft, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], welk geweld bestond uit:
- die [benadeelde partij 1] tegen het hoofd, slaan als gevolg waarvan die [benadeelde partij 1] op de grond terecht is gekomen en
- die [benadeelde partij 1] meermalen tegen het hoofd, en/of het lichaam trappen/schoppen, terwijl deze [benadeelde partij 1] op de grond lag en
- die [benadeelde partij 2] tegen het hoofd slaan/stompen als gevolg waarvan die [benadeelde partij 2] op de grond terecht is gekomen en
- die [benadeelde partij 2] tegen het lichaam schoppen/trappen en
- die [benadeelde partij 3] tegen het hoofd slaan/stompen en
- die [benadeelde partij 4] tegen het hoofd slaan/stompen;
4.
hij op 12 september 2010 te Delft met een ander aan de openbare weg, bij station Delft, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[benadeelde partij 4], welk geweld bestond uit
- tegen die [benadeelde partij 4] duwen en
- meermalen slaan/stompen tegen het gezicht, althans het hoofd van die [benadeelde partij 4] als gevolg waarvan die [benadeelde partij 4] op de grond terecht is gekomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweren gevoerd door de verdediging
Betrouwbaarheid van getuigenverklaring
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzit-ting in hoger beroep van 13 januari 2012 op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de aangever/getuige [benadeelde partij 3] ongeloofwaardig zijn er derhalve niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Hij heeft hiertoe - kort gezegd - aangevoerd dat het opmerkelijk is dat [benadeelde partij 3] de verdachte pas in een later stadium als één van de daders heeft aangewezen, terwijl hij in zijn aangifte geen beschrijving heeft gegeven van de verdachte. De raadsman heeft betoogd dat het goed mogelijk is dat [benadeelde partij 3] de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door elkaar haalt.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Dat [benadeelde partij 3] de verdachte pas in een later stadium als één van de daders heeft aangewezen, terwijl hij in zijn aangifte geen signalement van de verdachte heeft opgegeven, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van deze aangever/getuige. [benadeelde partij 3] heeft als aangever/getuige tegenover de politie op de dag van het gebeurde een duidelijke verklaring afgelegd. Als getuige tegenover de raadsheer-commissaris verklaart hij over de rol en de naam van de verdachte, waarbij hij begrijpelijk uitlegt waarom hij daartoe in staat is. Gelet op de inhoud van zijn aangifte en zijn verklaring als getuige acht het hof het voorts niet aannemelijk dat [benadeelde partij 3] de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met elkaar verwart. Hij verklaart duidelijk over drie daders en ieders aandeel in het geheel. Over medeverdachte [medeverdachte] verklaart hij dat deze hem samen met medeverdachte [medeverdachte 2] heeft achtervolgd en dat hij een klap op zijn achterhoofd van hem heeft gekregen. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van [medeverdachte] en [medeverdachte 2]. Hieruit blijkt dat [benadeelde partij 3] goed weet wie [medeverdachte] is, zodat verwarring genoegzaam kan worden uitgesloten. Ook anderszins zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan zijn verklaringen niet betrouwbaar moeten worden geoordeeld.
Medeplegen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde voorts op het standpunt gesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat er een gezamenlijk plan bestond tussen de verdachte en de medeverdachten met betrekking tot het toebrengen van letsel aan [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en dat de verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de strafbare gedragingen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt, dat (ook) de eventueel niet door de verdachte zelf gepleegde geweldshandelingen hem kunnen worden verweten. De samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders is af te leiden uit diverse getuigenverklaringen in onderling verband en samenhang bezien. De verdachte en zijn mededaders zijn gedurende het gehele incident bij elkaar gebleven en zijn min of meer tegelijkertijd en samen gevlucht. Daarnaast is gebleken dat de verdachte zelf de aanstichter van het gebeuren is geweest door buitensporig te reageren op een verondersteld scheldwoord, althans zonder een daarvoor redengevende aanleiding, fors geweld heeft toegepast dat begon in de vorm van slaan en/of stompen tegen het hoofd van aangevers en uitmondde in schoppen tegen het hoofd van twee op de grond liggende aangevers. Niet is gebleken dat de verdachte zich op enig moment heeft gedistantieerd.
Er is derhalve sprake van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, zodanig dat sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof verwerpt het verweer.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachtes (voorwaardelijk) opzet niet kan worden bewezen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de kans op het intreden van de dood - gelet op het geconstateerde letsel - niet als aanmerkelijk kan worden aangemerkt. Naar de mening van de raadsman leidt het geconstateerde letsel bij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] naar algemene ervaringsregelen niet tot een aanmerkelijke kans op overlijden. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verdachte, nu er geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood, geen wetenschap had van die aanmerkelijke kans.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip 'aanmerkelijke kans' afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.1
Naar 's hofs oordeel leert de algemene ervaring dat indien iemand die weerloos op de grond ligt meerdere malen met geschoeide voet tegen het hoofd wordt geschopt, de kans aanmerkelijk is te achten dat die gedraging de dood ten gevolge heeft. Gelet op deze algemene ervaringsregel, moet de verdachte wetenschap hebben gehad van die aanmerkelijke kans. Dat de verdachte ten gevolge van drankgebruik zich op dat moment mogelijk niet ten volle bewust was van de mogelijke gevolgen van zijn handelen doet daar niet aan af, nu hij zichzelf in die situatie heeft gebracht. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood aanvaard, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Het onder 3 en 4 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen personen. De verdachte en zijn mededaders hebben in de nachtelijke uren op een perron van treinstation Delft, zonder noemenswaardige aanleiding, buitensporig geweld gebruikt. Diverse onschuldige personen zijn geslagen en geschopt. Twee van de slachtoffers, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], hebben zelfs meerdere schoppen tegen het hoofd gekregen terwijl zij op de grond lagen. De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan zeer ernstige misdrijven en heeft daarbij een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Uit het dossier blijkt dat de slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ernstig letsel hebben opgelopen aan het hoofd en/of gezicht en dat zij als gevolg daarvan geruime tijd uit de roulatie zijn geweest. De ervaring leert voorts dat slachtoffers van ernstige delicten als de onderhavige nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders brengt daarnaast gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg, te meer nu het heeft plaatsgevonden in het openbaar op een plaats waar vele anderen aanwezig plegen te zijn en toen ook waren.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 december 2011 is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op het Reclasseringsadvies van
7 december 2010, opgemaakt en ondertekend door A.W. van Hernen, reclasseringswerker, en M. Verburgt, leidinggevende en van 7 juli 2011, opgemaakt en ondertekend door E. Jansen, reclasseringwerker en M. Borrigter, leidinggevende. Beide rapportages zijn positief.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, een straf zoals geëist door de advocaat-generaal in beginsel een passende sanctie is. Het hof neemt evenwel in aanmerking naast voormelde gunstige rapportage de nog relatief jonge leeftijd van de verdachte, alsmede diens blanco strafblad en voorts de omstandigheid dat de verdachte lange tijd in voorarrest heeft doorgebracht en dat hij - als gevolg van goed gedrag - inmiddels verblijft in een penitentiaire inrichting waar een minder streng regime geldt. De verdachte heeft hierdoor zijn normale leven weer kunnen oppakken. Hij volgt een opleiding en lijkt zeer gemotiveerd te zijn. Het hof ziet geen reden om deze positieve ontwikkeling te doorbreken door een langere gevangenisstraf op te leggen dan in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 2.279,11 (bestaande uit EUR 279,11 materiële schade en EUR 2.000,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van EUR 2.254,95 (bestaande uit EUR 254,95 materiële schade en EUR 2.000,- immateriële schade).
Mr. A.C. Zonneveld, gemachtigde van [benadeelde partij 2], heeft ter terechtzitting in hoger beroep laten weten dat de vordering met betrekking tot de wettelijke rente eveneens wordt gehandhaafd, zodat ook dit gedeelte van de vordering aan de orde is in hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel en vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over het bedrag.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade ad EUR 254,95 (bestaande uit de kosten voor het verlies van het eigen risico ad EUR 165,-, de kosten voor Otrivin ad EUR 4,95 en gemiste fooien ad EUR 85,-) is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair en
3 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van
EUR 2.000,-.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] zal derhalve - voor zover aan de orde in hoger beroep - in zijn geheel worden toegewezen. Daarnaast zal het toegewezen bedrag ad EUR 2.254,95 worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
EUR 2.254,95 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 3.908,56 (bestaande uit EUR 908,56 materiële schade en EUR 3.000,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van EUR 3.613,83 (bestaande uit EUR 613,83 materiële schade en EUR 3.000,- immateriële schade). De in eerste aanleg gevorderde wettelijke rente is in hoger beroep niet meer aan de orde, nu de rechtbank
's-Gravenhage heeft verzuimd hierop te beslissen en de benadeelde partij [benadeelde partij 1] zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd ter zake van de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade ad EUR 613,83 (bestaande uit de kosten voor het verlies van het eigen risico ad EUR 142,51, de kosten voor de tandarts ad EUR 63,-, de gederfde inkomsten bij Ikea ad EUR 362,12 en de kosten voor Nutridrink ad EUR 46,20) is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 3.000,-.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] zal derhalve - voor zover aan de orde in hoger beroep - in zijn geheel worden toegewezen.
Het bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 3.613,83 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], terzake van het onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.254,95 (tweeduizend tweehonderdvierenvijftig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit EUR 254,95 (tweehonderdvierenvijftig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en EUR 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van EUR 2.254,95 (tweeduizend tweehonderdvierenvijftig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit EUR 254,95 (tweehonderdvierenvijftig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en EUR 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 (tweeëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], terzake van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 3.613,83 (drieduizend zeshonderddertien euro en drieëntachtig cent) bestaande uit EUR 613,83 (zeshonderddertien euro en drieëntachtig cent) materiële schade en EUR 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van EUR 3.613,83 (drieduizend zeshonderddertien euro en drieëntachtig cent) bestaande uit EUR 613,83 (zeshonderddertien euro en drieëntachtig cent) materiële schade en EUR 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 46 (zesenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn- Van der Meulen, mr. A.J.M. Kaptein en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. N. van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 januari 2012.
1 Hoge Raad, 25 maart 2003, NJ 2003, 552, r.o. 3.6.