Rolnummer: 22-006194-10
Parketnummer: 11-500398-06
Datum uitspraak: 3 april 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 5 oktober 2006 - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortejaar] 1976,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg, de terechtzittingen in hoger beroep van dit gerechtshof (in een andere samenstelling) van 25 januari 2008, 24 april 2008 en 16 oktober 2008, en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 20 december 2011 en 20 maart 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is in eerste aanleg ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof - in een andere samenstelling - heeft bij arrest van 30 oktober 2008 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het hof ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader in het arrest omschreven.
Door de advocaat-generaal en namens de verdachte is tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 23 november 2010 voormeld arrest vernietigd voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde en de strafoplegging en heeft de zaak naar dit gerechtshof teruggewezen teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op voormelde procesgang is de zaak aan het oordeel van het hof onderworpen voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde en de strafoplegging.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van voorarrest.
Heropening van het onderzoek
Na de sluiting van het onderzoek is onder de beraadslaging gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Het hof acht het van belang nader te worden geïnformeerd over de gang van zaken bij de doorzoeking op 13 juni 2006 van de flatwoning aan de [adres] te Papendrecht, in het bijzonder over de eventuele aanwezigheid van een - in het dossier ontbrekende - schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris tot doorzoeking van de woning en over de reden(en) van de spoedeisendheid van de doorzoeking.
In verband met het bovenstaande verzoekt het hof de advocaat-generaal al het nodige te ondernemen om de bedoelde informatie - al dan niet door tussenkomst van de destijds optredende officier van justitie - te verkrijgen. Het hof verzoekt de advocaat-generaal tevens het methodiekendossier, ook wel genoemd het BOB-dossier, van onderhavige zaak te traceren en, desnoods in kopie, aan het dossier toe te voegen. Mogelijk bevindt het BOB-dossier in de zaak van de verdachte zich abusievelijk in het dossier van een medeverdachte.
Het hof acht het voorts van belang dat door één of meer deskundigen (bijvoorbeeld hoogleraren) op het gebied van de moderne geschiedenis (in het bijzonder aangaande groeperingen, zoals de Nederlandse tak van "Combat 18"), een schriftelijk rapport wordt opgesteld, waarin deze vanuit zijn of haar deskundigheid antwoord geeft op de navolgende vragen:
- Waar staat de groep Combat 18 voor en wat is de kern van het daaraan verbonden gedachtegoed?
- Heeft het getal 18 in de lettercijfercombinatie Combat 18 een bepaalde betekenis?
- Zijn er objectieve bronnen waaruit blijkt bij wie of bij welke groepen informatie over Combat 18 bekend is? Zo ja, wat blijkt daaruit?
- Is (overigens) de informatie over "Combat 18" die zich in het dossier bevindt juist en volledig?
- Heeft u overigens vanuit uw deskundigheid iets op te merken dat van belang zou kunnen zijn voor de beslissing die in de onderhavige strafzaak moet worden genomen?
Bij de beantwoording van de vragen dient rekening te worden gehouden met het feit dat het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden in juni 2006. Van belang is daarom te achterhalen welke informatie destijds bekend was over Combat 18.
Het hof zal de zaak verwijzen naar een vaste raadsheer-commissaris binnen dit hof, teneinde één of meer deskundigen te benoemen, tenzij de verdachte, zijn raadsman en de advocaat-generaal ermee instemmen dat - vooruitlopend op de inwerkingtreding van de komende wijziging van artikel 316 van het Wetboek van Strafvordering1 - de voorzitter of een van de andere raadsheren de deskundige als gedelegeerd raadsheer-commissaris zal benoemen. In dat geval zal het hof de zaak verwijzen naar de gedelegeerd raadsheer-commissaris.
In verband met de benoeming van de deskundige(n) zal een schriftelijke ronde plaatsvinden, waarbij het openbaar ministerie en de verdediging in de gelegenheid zullen worden gesteld ieder voor zich voorstellen te doen betreffende een te benoemen deskundige, waarbij eventueel ook voorstellen kunnen worden gedaan betreffende de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. De voorgestelde deskundige dient werkzaam te zijn aan een Nederlandse universiteit dan wel bij een ander Nederlands onderzoeksinstituut dat zich bezighoudt met onderzoek op het desbetreffende terrein. Het hof suggereert dat eventueel bij het zoeken naar een geschikte deskundige door het openbaar ministerie en/of de verdediging contact kan worden opgenomen met de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in Amsterdam.
De raadsheer-commissaris zal naar aanleiding van deze voorstellen naar bevind van zaken handelen, waarna de door de raadsheer-commissaris benoemde deskundige(n) ter terechtzitting zal worden opgeroepen ter toelichting van het uit te brengen rapport.
In verband met de ouderdom van de zaak beoogt het hof zo spoedig mogelijk de behandeling van de zaak voort te zetten. De verdediging heeft tot 17 april 2012 de gelegenheid om voorstellen te doen betreffende de benoeming van de desbetreffende deskundige en de vragen die aan de deskundige zullen worden voorgelegd.
Aan het openbaar ministerie wordt verzocht om uiterlijk op 17 april 2012 een schriftelijk stuk omtrent vorenoverwogene bij de griffier van het hof in te dienen en een afschrift daarvan aan de raadsman te verstrekken, ongeacht of er door de verdediging gebruik is gemaakt van de mogelijkheid voorstellen te doen.
Gelet op het bovenstaande zal het onderzoek worden heropend en geschorst. De stukken zullen te dien einde in handen van de advocaat-generaal bij dit hof worden gesteld. Het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting.
Heropent en schorst het onderzoek en beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op de nader te bepalen terechtzitting van dit hof;
bepaalt dat de raadsman van de verdachte uiterlijk op
17 april 2012 een schriftelijk stuk omtrent het vorenoverwogene bij de griffier van het hof kan indienen, en een afschrift daarvan aan het openbaar ministerie te verstrekken;
verzoekt het openbaar ministerie uiterlijk op 17 april 2012 een schriftelijk stuk omtrent het vorenoverwogene bij de griffier van het hof in te dienen en een afschrift daarvan aan de raadsman te verstrekken;
verwijst de zaak naar de (eventueel: gedelegeerd) raadsheer-commissaris belast met behandeling van strafzaken in dit hof ter fine als voormeld en stelt de stukken daartoe in diens handen;
verzoekt de raadsheer-commissaris nadien de stukken over te dragen aan de advocaat-generaal;
verzoekt de advocaat-generaal al het nodige te ondernemen om het methodieken(BOB)dossier van de onderhavige zaak te traceren en, desnoods in kopie, aan het dossier toe te voegen;
beveelt de oproeping van de verdachte en zijn raadsman tegen het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting.
stelt de stukken daartoe in handen van de advocaat-generaal.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L.J. van Strien,
mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. N. van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 april 2012.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
1 Zie het Staatsblad 2011, 600.