ECLI:NL:GHSGR:2012:BV9803
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- W.P.C.M. Bruinsma
- M.C.R. Derkx
- E.W. Koning
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in kinderpornografiezaak na gebrek aan bewijs voor opzet en bezit
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder was vrijgesproken door de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte werd beschuldigd van het in bezit hebben van kinderpornografische bestanden in de periode van 1 januari 2005 tot en met 11 maart 2010. Het hof oordeelde dat de inleidende dagvaarding partieel nietig moest worden verklaard, omdat deze niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had verklaard dat hij meerdere malen kinderporno had gedownload, maar dit altijd direct weer had verwijderd. Hij begreep niet hoe het materiaal op zijn computer was gekomen.
Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte om kinderpornografisch materiaal in bezit te hebben. De verdachte had de beschikking over de bestanden, maar er was geen bewijs dat hij zich bewust was van het bestaan ervan of dat hij opzettelijk handelingen had verricht om deze bestanden te verkrijgen. Het hof oordeelde dat het enkele feit dat er kinderpornografisch materiaal op de computer en USB-stick was aangetroffen, niet voldoende was om opzet aan te nemen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van de tenlastelegging.
Het hof gelastte de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen, zoals een computer en USB-stick, maar gelastte ook de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs voor opzet in zaken van kinderpornografie en de eisen die aan de dagvaarding worden gesteld.