Rolnummer: 22-004056-10
Parketnummer(s): 10-640347-09
Datum uitspraak: 19 maart 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1977,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 2 februari 2011, 1 juni 2011, 7 september 2011 en 5 maart 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juli 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 261.065 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan ABN-AMRO, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) geld verdachte's mededader [medeverdachte] uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als [functieomschrijving] en/of [functieomschrijving] voor/van het bedrijf Securcash, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juli 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 261.065 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan ABN AMRO, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich grotendeels vinden in hetgeen de rechtbank in haar vonnis van 15 juli 2010 heeft overwogen en beslist. In verband met de andere opzet van het arrest van het hof zal het vonnis worden vernietigd en een nieuwe beslissing worden gegeven.
De verdediging heeft allereerst aangevoerd, dat de verklaringen van [medeverdachte] het enige bewijsmiddel vormen waaruit de betrokkenheid van de verdachte zou kunnen worden afgeleid en dat reeds om die reden niet tot bewezenverklaring kan worden gekomen.
Het hof volgt dit standpunt niet. Bewezenverklaring kan niet plaatsvinden op basis van de verklaring van slechts één getuige. Zoals ook de rechtbank reeds heeft overwogen en zoals blijkt uit de bewijsmiddelen, worden de verklaringen van [medeverdachte] echter op diverse onderdelen door vastgestelde feitelijkheden en verklaringen van anderen bevestigd. Die feitelijkheden en verklaringen hebben voor een deel ook direct betrekking op de verdachte.
De verdediging heeft gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte] onvoldoende betrouwbaar zijn om daarop de betrokkenheid van de verdachte bij de nep-overval te kunnen baseren.
Zo zou de door [medeverdachte] aangeduide bedreiging door de verdachte niet zijn komen vast te staan, heeft [medeverdachte] niet gedetailleerd verklaard over de precieze rol van de verdachte, heeft zij niet uitgelegd waarom de verdachte niet zelf de nep-overval heeft gepleegd, is er wellicht een derde bij de overval betrokken geweest, is haar verklaring niet te rijmen met de verklaring van [getuige], is zij bij de raadsheer-commissaris niet stellig in haar mededeling dat de verdachte de bewuste ochtend met de groene bus naar haar toe is gekomen.
Hetgeen de verdediging heeft gesteld rechtvaardigt naar het oordeel van het hof niet de conclusie dat de verklaringen van [medeverdachte] over wat er precies is gebeurd met betrekking tot de nep-overval, niet betrouwbaar zijn. Bij de raadsheer-commissaris is [medeverdachte] bij haar eerder afgelegde verklaringen gebleven en heeft zij overigens wel met stelligheid verklaard dat de verdachte de bewuste nacht met de bus is gekomen. Slechts hetgeen daarna meestal gebeurde wanneer de verdachte bij haar kwam, namelijk het door de verdachte op de deur kloppen waarna zij door het raam keek, herinnert zij zich niet met zekerheid.
De verdediging heeft gesteld dat de rechtbank ten onrechte ongemotiveerd het alibi dat de verdachte had, heeft gepasseerd. Dit alibi wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige], [getuige 2] en de buurvrouw [getuige 3].
Het hof is van oordeel dat de bedoelde verklaringen de verdachte geen bevrijdend alibi geven. De verklaringen van de zussen [getuige] moeten met voorzichtigheid beoordeeld worden. [getuige] was immers een vriendin van de verdachte en regulier gebruiker van de rode Opel Astra die op de dag van de overval omstreeks 10.00 uur uit het centrum van Rotterdam is weggereden en die later uitgebrand is aangetroffen. De auto stond op naam van [getuige 2]1. Mededader [medeverdachte 2] heeft verklaard2 dat hij na de overval de tas met geld in deze auto heeft gegooid en achterin de auto is gaan liggen en dat de bestuurster daarna is weggereden. Mogelijk was [getuige 2] zelf betrokken bij de nep-overval of het gebeurde direct daarna.
Volgens de verklaringen van [getuige 1]3 is haar zus [getuige 2] in die nacht vanuit 's-Heerenberg naar Zoetermeer komen rijden omdat zij, [getuige 2], ziek was. [getuige 2]4 heeft eerst verklaard dat zij naar haar zus is gereden (ca anderhalf uur rijden) omdat de kinderen van [getuige 1] ziek waren. Later heeft zij verklaard5 dat [getuige 1] zelf ziek was. De verdachte heeft verklaard6 dat hij die nacht tot ongeveer 03.00 uur bij [getuige 1] is geweest, dat hij daarna naar huis is gegaan en dat hij om ongeveer 05.00 uur weer is teruggegaan naar [getuige 1] omdat hij weer zin in seks had. Vervolgens heeft hij die verdere nacht tot ongeveer 09.00 uur met [getuige 1] liggen "rollebollen". De volgende ochtend zou hij met [getuige 1], [getuige 2] en de kinderen naar een kinderboerderij in de buurt zijn gegaan. Het hof acht deze verklaringen zo slecht met elkaar te verenigen en zo onaannemelijk, dat zij de verdachte geen bevrijdend alibi verschaffen. Het hof legt deze verklaringen geheel terzijde.
Ook de verklaringen7 van de buurvrouw [getuige 3] (Zoetermeer), die pas bijna twee maanden na de overval voor het eerst is gehoord, verschaffen de verdachte geen alibi. Zij heeft verkaard dat zij de verdachte tussen 10.00 en 10.30 uur (verklaring politie) of 10.30 uur (verklaring rechter-commissaris) bij de woning van [getuige 1] heeft gezien. Die verklaringen sluiten niet uit dat de verdachte ten tijde van de overval in Rotterdam was en omstreeks 10.00 uur uit het centrum van Rotterdam is weggereden naar Zoetermeer.
De verdediging heeft betwist dat het telefoonnummer [telefoonnummer] aan de verdachte moet worden toegeschreven.
Uit een onderzoek naar een inbraak (Casino) begin 2009 in Meijel komt naar voren dat in een in dat onderzoek onder [mederverdachte 2] (thans mededader) in beslag genomen telefoon het nummer [telefoonnummer] is opgeslagen onder de naam Denniss. [medeverdachte 2] is in dat onderzoek als verdachte gehoord. Uit deze verklaring kan worden afgeleid dat de verdachte [verdachte] en Deniss dezelfde persoon zijn. In de telefoon van een medeverdachte in dit onderzoek (Casino Meijel) is hetzelfde nummer opgeslagen onder de naam [verdachte]. [medeverdachte] heeft verklaard8 dat zij Dennis (het hof begrijpt: de verdachte) belt op het nummer [telefoonnummer]. In dezelfde verklaring heeft zij bevestigd dat het nummer [telefoonnummer'] het nummer van Dennis is9.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof vast dat de verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer]. De door de verdediging geopperde mogelijkheid dat mededader [medeverdachte 2] de gebruiker van het genoemde nummer was, wordt door het hof terzijde geschoven. Het dossier bevat geen enkel reëel aanknopingspunt voor die veronderstelling.
De verdediging heeft erop gewezen dat onduidelijk blijft hoe met de telefoon van [medeverdachte 1] om 10.46 uur een sms-bericht verstuurd is. Op dat moment zou [medeverdachte 1] vastgebonden zijn geweest en niet hebben kunnen sms-en, terwijl zij ook haar telefoon niet bij zich gehad zou hebben. Deze had zij immers op het werk in een kluis gelegd.
Naar het oordeel van het hof is dit punt onduidelijk gebleven. Uit de verklaringen10 van de collega van [medeverdachte 1], [getuige 4], kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] de bewuste ochtend in de geldwagen op enig moment haar (roze) telefoon in handen heeft gehad. Van het bedrijf waar zij werkte heeft niemand kunnen bevestigen dat de telefoon van [medeverdachte 1] uit haar kluis gehaald is en aan haar is teruggegeven. De telefoon is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] bij de doorzoeking op 17 augustus 200911. Mogelijk is de herinnering van [medeverdachte 1] dat zij de telefoon in de kluis gelegd heeft, niet juist. Onduidelijk is wie de telefoon om 10.46 uur heeft bediend en hoe, voor het geval dat de telefoon niet steeds in het bezit van [medeverdachte 1] is geweest, deze bij haar is teruggekomen. Deze onduidelijkheden betekenen naar het oordeel van het hof niet dat de verdachte als (mede)dader moet worden uitgesloten.
De verdediging heeft gesteld dat geen Vialis-gegevens gebruikt hadden mogen worden en dat, nu dat wel is gebeurd, er sprake is van een vormverzuim dat zo ernstig is dat bewijsuitsluiting het gevolg moet zijn.
Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen en verwijst in dit verband naar een proces-verbaal waarin over het Vialis-systeem uitleg wordt gegeven.12 Vialis BV is een particulier bedrijf dat zich bezighoudt met mobiliteitsvraagstukken en in dat kader verkeerssystemen levert. Het systeem registreert onder andere de kentekens van het in- en uitstromende verkeer op vastgestelde plaatsen in het stedelijke Rotterdamse wegennet, ter regulering en verbetering van de doorstroming. De database bevindt zich op een kantoor van de gemeente Rotterdam. De kentekens worden versleuteld in de database opgeslagen, de foto's worden direct vernietigd. De database van het Vialis-systeem is niet in beheer bij de politie, zodat de Wet Politiegegevens niet van toepassing is. Niet aannemelijk is geworden dat de gegevens door de beheerder onrechtmatig zijn verkregen. Door de officier van justitie zijn via een vordering ex artikel 126nd Wetboek van strafvordering gegevens opgevraagd over een aantal kentekens waarvan het vermoeden bestond dat deze betrokken waren bij de nep-overval. Naar het oordeel van het hof is er geen sprake van een verzuim en dus geen grond voor bewijsuitsluiting.
De verdediging heeft bepleit dat de bij de politie door [getuige 5] afgelegde verklaring niet voor het bewijs mag worden gebruikt, zulks in het licht van artikel 6 EVRM. De verdediging is niet in staat geweest de getuige te ondervragen en aldus de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige te toetsen.
De verdediging handhaaft het verzoek om [getuige 5] als getuige te horen.
Het hof wijst het verzoek om [getuige 5] als getuige te horen af.
Naar aanleiding van het door de verdediging gedane verzoek om [getuige 5] als getuige te horen is door de politie op diverse plaatsen, genoemd in het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof d.d. 2 februari 2010, onderzoek gedaan. Gebleken is dat geen van deze adressen een aanknopingspunt bood voor de vraag waar de getuige woont of verblijft. Om die reden heeft het hof op 1 juni 2011 beslist dat het verzoek om de getuige te horen wordt afgewezen omdat niet aannemelijk is dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen. Nu niet gebleken is dat intussen wel een woon- of verblijfplaats van de getuige bekend is geworden en mede in aanmerking genomen dat de onderhavige zaak in hoger beroep reeds vanaf 2 februari 2010 loopt, handhaaft het hof zijn standpunt dat van het horen van de getuige wordt afgezien omdat niet aannemelijk is dat dat binnen aanvaardbare termijn zal kunnen plaatsvinden.
Overigens is het hof van oordeel dat de verdediging ook geen belang (meer) heeft bij het horen van deze getuige, nu het hof de door de getuige [getuige 5] bij de politie afgelegde verklaring niet voor het bewijs zal bezigen. Dit laatste is door de verdediging ook verzocht. Voorzover nodig wijst het hof het verzoek ook om deze reden af.
De verdachte heeft betwist dat de groene Dodge gedwongen op naam van [getuige 5] heeft gestaan en dat de auto niet van [getuige 5] was.
Dat de verdachte de groene Dodge in de betreffende periode meerdere keren heeft gebruikt, heeft hij ter terechtzitting van de rechtbank toegegeven13. [medeverdachte 1] heeft verklaard14 dat zij onder meer met de verdachte en [getuige 5] naar het stadhuis is geweest om [getuige 5] op het adres van [medeverdachte 1] te laten inschrijven en dat een groene bus op naam van [getuige 5] gezet zou worden. De verdachte heeft bij de rechtbank bevestigd15 dat de groene Dodge op naam van [getuige 5] is gezet. Aan [medeverdachte 1] is een foto getoond van de groene Dodge kenteken [kentekennr.]16. [medeverdachte 1] heeft verklaard17 dat deze auto veel lijkt op het groene busje waar Dennis (het hof begrijpt: de verdachte) in reed. Zij kon het niet met zekerheid zeggen omdat zij het kenteken niet wist. Het was de auto waarmee de verdachte haar op de dag van de nep-overval naar de bushalte bij haar werk heeft gebracht. Uit onderzoek is gebleken18 dat het motorvoertuig Dodge, kleur groen, kenteken [kentekennummer], op 25 juni 2009 op naam is gesteld van [getuige 5].
Op grond van het vorenstaande concludeert het hof dat de auto op naam van [getuige 5] is gezet. Of dit op een gedwongen wijze heeft plaatsgevonden, is in dit geval niet relevant. In elk geval maakte (ook) de verdachte van de auto gebruik en heeft hij op de dag van de overval [medeverdachte 1] met deze auto naar de bushalte bij haar werk gebracht.
De verdediging heeft gesteld dat het mogelijk is dat [getuige 5] op de dag van de nep-overval de Dodge bestuurd heeft. Zij had immers ook een sleutel van de auto. Zij kan met [medeverdachte 1] de overval in scene hebben gezet.
Het hof passeert deze stelling als hoogst onaannemelijk. Het dossier bevat geen enkel reëel aanknopingspunt voor de veronderstelling dat [getuige 5] enige betrokkenheid bij de nep-overval heeft gehad.
De verdediging heeft geconcludeerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken. In de visie van de verdediging zijn er alternatieve lezingen mogelijk waar niet op door is gerechercheerd.
Het hof is van oordeel dat andere mogelijkheden als door de verdediging bedoeld op geen enkele manier aannemelijk zijn geworden. Het dossier heeft geen enkel reëel aanknopingspunt voor nader onderzoek in een andere richting opgeleverd, terwijl wel, en zelfs voldoende, bewijsmiddelen aanwezig zijn die duiden op betrokkenheid van de verdachte.
De conclusie is dat de verweren worden verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juli 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk 261.065 euro, dat toebehoorde aan ABN-AMRO en welk geld verdachte's mededader [medeverdachte 1] uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als [functieomschrijving] en/of [functieomschrijving] voor/van het bedrijf Securcas onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking zoals bewezen verklaard. Op 27 juli 2009 werd te Rotterdam een overval gepleegd op een geldloopster waarbij een bedrag van € 261.065,= buit werd gemaakt. Later bleek dat deze overval in scene was gezet door onder meer de verdachte en de geldloopster. Het hof ziet de verdachte als initiatiefnemer van het gebeuren. Het ontvreemde geld is niet teruggevonden. Dit is een ernstig feit. Op grove wijze is misbruik gemaakt van de vertrouwenspositie die de geldloopster jegens haar werkgever had. Omstanders moeten getuige zijn geweest van de inzet van een arrestatieteam, hetgeen grote indruk moet hebben gemaakt. Dergelijke feiten veroorzaken maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 februari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. D. Jalink en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2012.
Mr. I.P.A. van Engelen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
1 Proces-verbaal inzake kenteken, dossierpag. 627 en verklaring [getuige 1] bij politie d.d. 12 augustus 2009, dossierpag. 236.
2 Verklaring bij de politie d.d. 31 augustus 2009, dossierpag. P451.
3 Verklaring bij de politie d.d. 15 september 2009, dossierpag. P513 en verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 12 april 2010.
4 Verklaring bij de politie 31 augustus 2009, dossierpag. P463.
5 Verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 12 april 2010.
6 Verklaring verdachte ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 1 juli 2010 en ter terechtzitting van het hof 7 september 2011.
7 Verklaring bij de politie d.d. 22 september 2009, dossierpag. 546, en verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 7 april 2010.
8 Verklaring bij de politie d.d. 17 augustus 2009, dossierpag. P332.
9 Verklaring bij de politie d.d. 17 augustus 2009, dossierpag. P341.
10 Verklaringen bij de politie d.d. 28 juli 2009, dossierpag. 58 en d.d. 5 augustus 2009, dossierpag. 62 en verklaring ter terechtzitting van het hof d.d. 1 juni 2011.
11 Proces-verbaal van doorzoeking, dossierpag. 316.
12 Proces verbaal mbt. System MORO (Vialis) d.d. 25 augustus 2011.
13 Proces-verbaal terechtzitting van de rechtbank d.d. 1 juli 2010.
14 Verklaring bij de politie d.d. 20 augustus 2009, dossierpag. 350 en verklaring bij de rechter-commissaris d.d. 7 april 2010.
15 Proces-verbaal terechtzitting van de rechtbank d.d. 1 juli 2010.
16 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2009, dossierpag. P361.
17 Verklaring bij de politie d.d. 20 augustus 2009, dossierpag. 351.
18 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2009, dossierpag. 735-736.
??