ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8476

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000717-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en niet-ontvankelijkheid van schadevergoedingsvorderingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in de nacht van 13 op 14 augustus 2010 te Waddinxveen, waarbij hij samen met anderen schade zou hebben toegebracht aan meerdere auto’s. De verdachte ontkende echter stellig en consequent de tenlastelegging. Het hof heeft de verklaringen van de medeverdachten en getuigen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de medeverdachten waren inconsistent en niet betrouwbaar, en de getuige had geen specifieke informatie over de verdachte. Hierdoor kon het hof niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de openlijke geweldpleging. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast waren er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door verschillende benadeelde partijen. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding. Dit gold voor alle ingediende vorderingen, omdat de basis voor de schadevergoeding niet meer bestond na de vrijspraak. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van de beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000717-11
Parketnummer: 09-605194-10
Datum uitspraak: 20 januari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 8 februari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar] 1992 te [geboorteplaats],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen jeugddetentie. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 13 augustus op 14 augustus 2010 te Waddinxveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Zuidkade, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen 12, in elk geval een of meerdere auto('s), welk geweld bestond uit het schoppen en/of trappen tegen de buitenspiegel(s) en/of spatscherm(en) en/of deur(en) van die auto's, waardoor schade aan een of meerdere van die auto's is ontstaan.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De verdachte wordt verweten dat hij zich in de nacht van 13 augustus op 14 augustus 2010 te Waddinxveen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging door tegen de buitenspiegels en/of spatschermen en/of deuren van auto's te schoppen en/of trappen waardoor schade is ontstaan.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep het aan hem ten laste gelegde stellig en consequent ontkend.
Dat de verdachte in de nacht van 13 augustus op 14 augustus 2010 in gezelschap verkeerde van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] staat op basis van het verhandelde ter terechtzitting en de zich in het dossier bevindende processtukken vast. Het hof acht de stelling van de verdachte dat hij niets heeft gezien en gehoord van de openlijke geweldpleging omdat hij voorop fietste en bovendien zijn mp3-speler aan had staan niet aannemelijk, gelet op de soort schade die is toegebracht en het grote aantal auto's dat daarbij betrokken was zoals volgt uit de aangiftes.
De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben op 14 augustus 2010 afzonderlijk ten overstaan van de politie verklaard dat de verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen auto's. Echter, zij hebben dat - blijkens diezelfde verklaring - niet zelf waargenomen. Hun verklaringen bevatten daarnaast ook weinig feitelijkheden omtrent het ten laste gelegde en in het bijzonder de rol van de verdachte, zodat alles bijeengenomen deze verklaringen niet bruikbaar worden geacht voor het bewijs.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 14 augustus 2010 ten overstaan van de politie verklaard dat de verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen auto's. Echter, op 15 augustus 2010 heeft hij verklaard zich weinig te kunnen herinneren van het voorval als gevolg van zijn alcoholgebruik. Het hof acht derhalve ook zijn verklaring - mede gelet op de daarin vervatte inconsistenties - feitelijk niet bruikbaar als bewijsmiddel.
Getuige [getuige] heeft gelet op de plek waar hij zich bevond - 75 meter verwijderd van de plek waar het ten laste gelegde zich heeft voltrokken - evenmin kunnen waarnemen wie precies van de vier verdachten in de nacht van 13 op 14 augustus 2010 openlijk geweld heeft gepleegd tegen auto's en hij heeft dus ook niets specifieks over de verdachte verklaard.
Voor het overige vindt het ten laste gelegde geen steun in overig bewijsmateriaal.
Gelet op het voorgaande -in onderlinge samenhang bezien- is het hof van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem is ten laste gelegd, nu niet kan worden vastgesteld op welke wijze hij een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.443,64 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 187,47 en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 206,69 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 134,10 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 4]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 599,76 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 5]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 5] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 803,10 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Op 2 januari 2012 heeft de benadeelde partij telefonisch aan de griffie van dit hof medegedeeld dat hij zijn vordering niet wenst te handhaven in hoger beroep. De vordering is derhalve thans niet meer aan de orde.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 6]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 78,19 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Op 2 januari 2012 heeft de benadeelde partij telefonisch aan de griffie van dit hof medegedeeld dat hij zijn vordering niet wenst te handhaven in hoger beroep. De vordering is derhalve thans niet meer aan de orde.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 7]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 7] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 71,88 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Op 2 januari 2012 heeft de benadeelde partij telefonisch aan de griffie van dit hof medegedeeld dat zij haar vordering niet wenst te handhaven in hoger beroep. De vordering is derhalve thans niet meer aan de orde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij ]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 3], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 4], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam,
mr. T.L Tan en mr. N.C. van Bellen,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 januari 2012.
Mr. N.C. van Bellen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.