ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8404

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006154-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van een niet op naam gesteld reisdocument door een verdachte om toegang tot Nederland te verkrijgen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Colombia in 1954, was gedetineerd in de P.I. Veenhuizen en werd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, een paspoort van Venezuela, om zich toegang tot Nederland te verschaffen. De verdachte had op 18 september 2010 in Rotterdam dit paspoort overhandigd aan ambtenaren van de politie Rotterdam-Rijnmond.

Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de strafvervolging, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er sprake was van een onrechtmatige aanhouding. Het hof concludeerde dat de aanhouding rechtmatig was, omdat de verdachte zichtbaar beschikte over meerdere biljetten van 500 euro, wat aanleiding gaf tot nader onderzoek naar zijn identiteit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest.

De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van een niet op naam gesteld reisdocument, wat bijdraagt aan de illegale binnenkomst van vreemdelingen in Nederland en het frustreren van het Nederlandse vreemdelingenbeleid. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden toegewezen.

Het hof heeft de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en het vonnis waarvan beroep vernietigd, het bewezen verklaarde strafbaar verklaard en de verdachte strafbaar verklaard. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006154-10
Parketnummer: 10-766085-10
Datum uitspraak: 16 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 30 november 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Colombia)
op [geboortejaar] 1954, thans uit anderen hoofde gedetineerd in de
P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 september 2010 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een (nationaal) paspoort van Venezuela, voorzien van het documentnummer [documentnummer], ten name van [medeverdachte], geboren op [geboortejaar] 1958 te Colombia, welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, bovengenoemd reisdocument ter identificatie heeft overhandigd aan (een) ambtena(a)r(en) van de politie Rotterdam-Rijnmond.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat sprake is van een onrechtmatige aanhouding van de verdachte, hetgeen moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Hij heeft hiertoe - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat van toevallige controle en verdere toepassing van dwangmiddelen van de verdachte en de andere inzittende van de gecontroleerde auto geen sprake was. Subsidiair heeft de raadsman verzocht als getuigen te doen horen E.A. Brakhuis, plaatsvervangend hoofd van de CIE bij de politie Rotterdam-Rijnmond, en de verbalisanten [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. Uiterst subsidiair heeft de raadsman verzocht de teamleider van het Moezelonderzoek als getuige te horen. Indien het hof de verdediging daarin niet zou volgen, dient het proces-verbaal d.d. 22 september 2010 met betrekking tot de CIE-informatie van het bewijs te worden uitgesloten.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet gebleken van feiten of omstandigheden die aannemelijk maken dat de verbalisanten [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] die op 18 september 2010 de auto van de bestuurder [medeverdachte 2], waarin de verdachte als inzittende meereed, staande hielden voor een verkeerscontrole, bekend waren met het feit dat de verdachte als voortvluchtige met betrekking tot het verstekvonnis d.d. 27 november 2002 van de rechtbank 's-Gravenhage stond gesignaleerd. Evenmin is gebleken dat het optreden van genoemde verbalisanten door de CIE zou zijn aangestuurd dan wel dat geen sprake was van een toevallige controle. De verschafte CIE-informatie betreft de werkelijke identiteit van verdachte. Deze informatie is pas na de aanhouding verschaft. Deze informatie wordt niet gebruikt voor het bewijs van het ten laste gelegde feit.
De enkele omstandigheid dat reeds in april 2010 in het kader van het strafrechtelijk onderzoek "Moezel" onderzoek werd verricht naar de verdachte, betekent naar het oordeel van het hof evenmin dat er enig verband is met het onderzoek ter zake de verkeerscontrole ten aanzien van [medeverdachte 2].
Het hof is van oordeel dat de verkeerscontrole rechtmatig is geweest. De bestuurder [medeverdachte 2] bleek diverse vorderingen van het CJIB te hebben openstaan. De verdachte voldeed deze ter plaatse. Het daarop gevolgde identificatieonderzoek van de verdachte is het gevolg geweest van het feit dat hij voor de verbalisanten zichtbaar beschikte over meerdere biljetten van 500 euro. Het bezit van meerdere biljetten van 500 euro is dermate ongebruikelijk dat dit een nader onderzoek naar verdachtes identiteit rechtvaardigde. Naar aanleiding van gegevens in het door de verdachte vrijwillig overhandigde paspoort ontstond het vermoeden dat de verdachte onrechtmatig in Nederland verbleef. Hierop is de verdachte aangehouden op grond van de Vreemdelingenwet.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, de aanhouding van de verdachte op 18 september 2010 rechtmatig. Het verweer dienaangaande wordt verworpen. Het hof is dan ook van oordeel dat het verzoek tot het horen van voormelde getuigen, dat bovendien door de verdediging niet nader en concreet is onderbouwd, dient te worden afgewezen, nu redelijkerwijs valt aan te nemen dat de verdachte daardoor niet in zijn verdediging wordt geschaad.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden, dat in het proces-verbaal met betrekking tot de aanhouding van de verdachte opzettelijk onjuist zou zijn gerelateerd, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de strafvervolging van de verdachte.
Er is geen sprake van zodanige verzuimen dat daardoor geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die voldoet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 september 2010 te Rotterdam, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een (nationaal) paspoort van Venezuela, voorzien van het documentnummer [documentnummer], ten name van [medeverdachte], geboren op [geboortejaar] 1958 te Colombia, welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, bovengenoemd reisdocument ter identificatie heeft overhandigd aan ambtenaren van de politie Rotterdam-Rijnmond.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft gebruik gemaakt van het reisdocument van een ander, teneinde zich toegang tot Nederland te verschaffen. Hierdoor wordt de illegale binnenkomst in Nederland van vreemdelingen bevorderd en wordt zodoende het Nederlandse beleid, dat is gericht op de handhaving van een restrictief vreemdelingenbeleid, gefrustreerd. Onder deze omstandigheden kan op dit feit niet anders worden gereageerd dan door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte duur.
Het hof is - alles overwegende en met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht gelet op de gegeven beslissing d.d. 16 februari 2012 in de zaak met rolnummer 22-004846-10 - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. T.W.H.E. Schmitz,
mr. M.J.J. van den Honert en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 februari 2012.
dr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.