Rolnummer: 22-005966-10
Parketnummer: 11-710715-10
Datum uitspraak: 1 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 16 november 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1968,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in vorm van een werkstraf voor de duur van honderdentachtig uren, subsidiair negentig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 14 maart 2010 te Alblasserdam aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een hersenkneuzing en/of een bloeding tussen de hersenvliezen en/of een (of meerdere) kaakfractu(u)r(en) en/of een schedel(basis)fractuur), heeft toegebracht, door die [benadeelde partij] een maal, althans meerdere malen opzettelijk (met kracht) (met een tot vuist gebalde hand) in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen/op het hoofd, te stompen en/of te slaan (ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] achterover is gevallen op/met zijn hoofd (op de grond) en/of bewusteloos is geraakt);
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 maart 2010 te Alblasserdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), een maal, althans meerdere malen (met kracht) (met een tot vuist gebalde hand) in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen/op het hoofd heeft gestompt en/of geslagen (ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] achterover is gevallen op/met zijn hoofd (op de grond) en/of bewusteloos is geraakt), tengevolge waarvan die [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel (een hersenkneuzing en/of een bloeding tussen de hersenvliezen en/of een (of meerdere) kaakfractu(u)r(en) en/of een schedel(basis)fractuur), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis zal worden bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in diens vordering tot schadevergoeding, nu deze is voldaan.
In tweede termijn heeft de advocaat-generaal opgemerkt dat hij zich ten aanzien van de oplegging van een werkstraf refereert aan het oordeel van het hof.
Beoordeling van het vonnis
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof de strafmotivering van het beroepen vonnis op de hierna te melden wijze verbetert.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder verbetering van gronden te worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich in een café schuldig gemaakt aan zware mishandeling, zoals in de bewezenverklaring van het vonnis waarvan beroep omschreven. Dit is een ernstig feit, waarvan het slachtoffer nog lange tijd de nadelige gevolgen heeft ondervonden en nog steeds ondervindt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het slachtoffer verklaard dat hij, bijna twee jaren na dato, nog steeds onder behandeling van een kaakchirurg staat.
Ten aanzien van de keuze voor de strafmodaliteit en de duur van de op te leggen straf overweegt het hof als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte, die blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie geen andere veroordelingen op zijn naam heeft staan, veel spijt heeft van zijn handelwijze. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep ruimhartig zijn excuses aangeboden aan het aanwezige slachtoffer, zoals hij eerder ook reeds had gedaan. Daarnaast is komen vast te staan dat hij de door het slachtoffer gevorderde schadevergoeding uit eigen beweging reeds volledig heeft voldaan. De verdachte heeft in de periode na het begaan van het bewezen verklaarde feit, bijna twee jaren, onder aanzienlijke spanning geleefd.
Voorts is ter terechtzitting gebleken dat verdachtes leven een positieve wending heeft genomen. De oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals primair gevorderd, zou deze gunstige ontwikkeling op een onredelijke manier doorkruisen. Daarbij heeft het hof eveneens betrokken dat sinds het begaan van het feit inmiddels bijna twee jaren zijn verstreken.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van honderdentachtig uren, subsidiair negentig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden reactie vormt.
Ten slotte merkt het hof op dat de in eerste aanleg ingediende vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] in hoger beroep niet aan de orde is. [benadeelde partij] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn vordering niet handhaaft. Derhalve behoeft deze vordering geen beslissing.
Het hof ziet geen aanleiding voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zodat het hof zijn beslissing niet mede grondt op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep onder verbetering van gronden als voormeld.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.Th.M. Dekkers,
mr. H.M.A. de Groot en mr. T.E. van der Spoel, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 februari 2012.