ECLI:NL:GHSGR:2012:BV6427

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006115-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en vernieling met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor belaging en vernieling van zijn ex-vriendin gedurende een periode van twee maanden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig opdringen aan de benadeelde partij door haar veelvuldig te bellen, sms-berichten en e-mails te sturen, en door meermalen bij haar woning aan te bellen. Daarnaast heeft hij vernielingen gepleegd aan haar eigendommen, waaronder het aanbrengen van lijm en purschuim in sloten en het beschadigen van haar auto. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is de verdachte onderworpen aan toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en moet hij zich houden aan de voorschriften van deze instelling. De schadevordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 4.422,06 aan schadevergoeding. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van de gepleegde feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is eveneens toegewezen, maar omgezet in een taakstraf van 60 uren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006115-10
Parketnummer(s): 10-651078-10 en 10-612870-06 (TUL)
Datum uitspraak: 13 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 november 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1959,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand toegewezen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2010 tot en met 14 juni 2010 te Rotterdam en/of te Berkel en Rodenrijs, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde partij], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- veelvuldig, althans meermalen, die [benadeelde partij]opgebeld en/of de voicemail van die [benadeelde partij] ingesproken en/of
- veelvuldig, althans meermalen, emails en/of sms-berichten aan die [benadeelde partij] verzonden en/of
- (een) email(s) aan een expartner en/of een werkgever en/of een beroepsvereniging en/of (een) kind(eren) en/of (een) vriend(en) van die [benadeelde partij], althans aan (een) derde(n) uit de (directe) omgeving van die [benadeelde partij], verzonden en/of
- die [benadeelde partij] (via één of meer voicemailbericht(en)) toegevoegd de woorden: "I will get you" en/of "I will not accept it. Ever I will be there", altans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen aangebeld bij de woning van die [benadeelde partij] en/of
- zich begeven naar en/of zich opgehouden bij de woning van die [benadeelde partij];
- meermalen lijm en/of purschuim, althans een kleefachtige substantie, in/op het slot van een toegangsdeur van de woning en/of in het slot vaneen tuindeur van die [benadeelde partij] aangebracht en/of
- de schakelkast van de tuinverlichting van die [benadeelde partij] verbroken en/of
- purschuim in de uitlaat en/of op de voorruit van de auto van die [benadeelde partij] aangebracht en/of
- met (een) spijker(s), althans scherpe voorwerp(en) een of meer gaatjes in de banden van de auto van die [benadeelde partij] gemaakt en/of
- verf, althans een geel/witte substantie, op de (voorgevel en/of een ruit van de) woning en/of de tuin en/of een schuttingsdeur en/of een kliko-bak en/of een deurmat van die [benadeelde partij] aangebracht en/of
- verf, althans een zwarte substantie, op de voorgevel en/of een of meer ruit(en) en/of de voordeur van de woning van die [benadeelde partij] aangebracht;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk en wederrechtelijk het slot van een toegangsdeur van een woning en/of een schakelkast van tuinverlichting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door
- lijm, althans een kleverige substantie, in/op dat slot aan te brengen en/of
- die schakelkast te verbreken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2010 tot en met 31 mei 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een toegangsdeur van een woning en/of een auto (merk: VW Polo, kenteken: [kentekennr.]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door
- lijm en/of purschuim, althans een kleverige substantie, in/op dat slot aan te brengen en/of
- purschuim in de uitlaat en/of op de voorruit van die auto aan te brengen en/of met (een) spijker(s), althans (een) scherp(e) voorwerp(en), een of meer gaatjes in de band(en) van die auto te maken;
4.
hij in of omstreeks de periode van 5 juni 2010 tot en met 6 juni 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een woning en/of een tuin, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door verf, althans een geel/witte substantie, op die woning en/of in die tuin aan te brengen;
5.
hij in of omstreeks de periode van 8 juni 2020 tot en met 9 juni 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk en wederrechtelijk (de voorgevel en/of een of meer ruit(en) en/of de voordeur van) een woning en/of het slot van een (tuin)deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door
- zwarte verf op (die voorgevel en/of ruit(en) en/of voordeur van) die woning aan te brengen en/of
- purschuim, althans een kleverige substantie, in/op dat slot van die (tuin)deur aan te brengen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 13 april 2010 tot en met 14 juni 2010 te Rotterdam en/of te Berkel en Rodenrijs, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij], met het oogmerk die [benadeelde partij], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- veelvuldig, die [benadeelde partij] opgebeld en de voicemail van die [benadeelde partij] ingesproken en
- veelvuldig, emails en sms-berichten aan die [benadeelde partij] verzonden en
- emails aan een expartner en een werkgever en een beroepsvereniging van die [benadeelde partij]verzonden en
- die [benadeelde partij (via voicemailberichten) toegevoegd de woorden: "I will get you" en "I will not accept it. Ever I will be there", en
- meermalen aangebeld bij de woning van die [benadeelde partij] en
- zich begeven naar en/of zich opgehouden bij de woning van die [benadeelde partij] en
- meermalen lijm en/of purschuim, althans een kleefachtige substantie, in/op het slot van een toegangsdeur van de woning en/of in het slot vaneen tuindeur van die [benadeelde partij] aangebracht en
- de schakelkast van de tuinverlichting van die [benadeelde partij] verbroken en
- purschuim in de uitlaat en op de voorruit van de auto van die [benadeelde partij] aangebracht en
- met spijkers gaatjes in de banden van de auto van die [benadeelde partij] gemaakt en
- verf op de voorgevel en een ruit van de woning en de tuin en een schuttingsdeur en een kliko-bak en een deurmat van die [benadeelde partij] aangebracht en
- verf op de voorgevel en ruiten en de voordeur van de woning van die [benadeelde partij]aangebracht;
2.
hij op 14 april 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk en wederrechtelijk het slot van een toegangsdeur van een woning en een schakelkast van tuinverlichting toebehorende aan [benadeelde partij] heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door
- lijm in/op dat slot aan te brengen en
- die schakelkast te verbreken;
3.
hij in de periode van 27 mei 2010 tot en met 31 mei 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een toegangsdeur van een woning en een auto (merk: VW Polo, kenteken: [kentekennr.])toebehorende aan [benadeelde partij] heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door
- lijm en/of purschuim in/op dat slot aan te brengen en
- purschuim in de uitlaat en op de voorruit van die auto aan te brengen en met spijkers, gaatjes in de band(en) van die auto te maken;
4.
hij in de periode van 5 juni 2010 tot en met 6 juni 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een woning en een tuin, toebehorende aan [benadeelde partij] heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door verf op die woning en in die tuin aan te brengen;
5.
hij in de periode van 8 juni 2020 tot en met 9 juni 2010 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk en wederrechtelijk de voorgevel en ruiten en de voordeur van een woning en het slot van een (tuin)deur, toebehorende aan [benadeelde partij] heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door
- zwarte verf op die voorgevel en ruit(en) en voordeur van die woning aan te brengen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafmaatverweer
Bij pleidooi heeft de raadsvrouw namens de verdachte aangevoerd dat de ten laste gelegde feiten gezien dienen te worden als een voortgezette handeling. Immers, het verband tussen de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde vernielingen hebben alle bijgedragen aan de onder 1 ten laste gelegde belaging. De ten laste gelegde vernielingen zijn immers voortgekomen uit één wilsbesluit gericht op het maken van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Voor een voortgezette behandeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht is noodzakelijk dat de verschillende gedragingen voortkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit en bovendien dat sprake is van gelijksoortigheid van delicten.
In casu is er in het onder 1 ten laste gelegde sprake van belaging -waarbij onder meer vernielingen zijn aangericht- en is in het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde sprake van vernieling. Mitsdien is er naar het oordeel van het hof geen sprake van gelijksoortigheid van delicten en is artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde dan ook niet van toepassing. Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
belaging.
het onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze gedurende een periode van twee maanden stelselmatig aan zijn ex-vriendin opgedrongen door haar veelvuldig op te bellen, haar voicemail in te spreken, e-mails en sms-berichten te sturen. Voorts heeft hij meermalen aangebeld bij de woning van zijn ex-vriendin en zich opgehouden in haar omgeving. De verdachte heeft met zijn gedrag gevoelens van onveiligheid bij zijn ex-vriendin veroorzaakt en een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Zij heeft in haar aanvullende slachtofferverklaring aangegeven nog dagelijks de gevolgen van het handelen van de verdachte te ondervinden. Voorts heeft de verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan vernieling zoals is bewezen verklaard. Dergelijke feiten veroorzaken naast overlast financiële schade voor de benadeelden.
Gelet op de bevindingen in het Pro Justitia Rapport betreffende de verdachte d.d. 23 september 2010, opgemaakt door P.C.A. van der Graaff, psychiater, en het Pro Justitia Rapport betreffende de verdachte d.d.
16 augustus 2010, opgemaakt door B.F. Hoek, klinisch psycholoog, acht het hof de verdachte licht dan wel enigszins verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte op 27 mei 2009 door dit hof en op 21 april 2008 door de politierechter te Rotterdam eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijk feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, tot een bedrag van in totaal EUR 5.422,06.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van in totaal EUR 5.422,06, bestaande uit EUR 2.922,06 aan materiële schade en EUR 2.500,00 aan immateriële schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ter zake van de geleden materiële schade tot een bedrag van EUR 2.696,06, alsmede tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ter zake van de geleden immateriële schade.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Zo heeft de raadsvrouw bij pleidooi betoogd dat er sprake is van een "dubbeltelling nu de bijlagen 6 en 7 onder andere verf, terpentine, kit en schuurpapier vermelden, terwijl bijlage 8, te weten een offerte van het bedrijf Will Meijers, verfwerkzaamheden aan de woning inclusief de verf en toebehoren omvat. Het hof overweegt dat van een gestelde "dubbeltelling" het hof niet is gebleken.
Voorts heeft de raadsvrouw bij pleidooi aangevoerd dat bijlage 8 slechts een offerte bevat waarvan niet blijkt dat de vermelde werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd en betaald. De vordering dient dan ook op onderdelen niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsvrouw. Het hof overweegt dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Dat de werkzaamheden thans -wegens geldgebrek- nog niet zijn uitgevoerd doet hier niet aan af. Het hof acht de vordering ter zake van de gestelde materiële schade toewijsbaar.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij dan ook aangetoond dat tot een bedrag van EUR 2.922,06 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. Met de rechtbank zal het hof, aangezien de schade op verschillende data door de verdachte is veroorzaakt, de toegewezen vordering vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de terechtzitting in eerste aanleg, te weten 9 november 2010, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 1.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van de geleden immateriële schade naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 4.422,06 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
De raadsvrouw heeft bij pleidooi overeenkomstig haar pleitaantekeningen verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat, gelet op het beperkte inkomen van de verdachte, het feit dat hij bezig is met schuldhulpverlening en het CJIB in beginsel geen betalingsregeling wil treffen voor de verdachte zal betekenen dat de maatregel geëxecuteerd zal worden.
Het hof overweegt hiertoe dat, nu de verdachte werkzoekende is en nog niet in de schuldhulpverlening zit, er onvoldoende duidelijkheid bestaat omtrent de toekomstige verdiencapaciteit van de verdachte, zodat het hof thans geen aanleiding ziet om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 21 april 2008 onder parketnummer 10-612870-06 is de verdachte onder meer veroordeeld tot één maand gevangenisstraf, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
In plaats daarvan zal het hof evenwel - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken - een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 36f, 57, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Bouman GGZ, het Dok of een andere soortgelijke instelling, zolang deze instelling dit nodig vindt.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 4.422,06 (vierduizend vierhonderd tweeëntwintig euro en zes cent) bestaande uit EUR 2.922,06 (tweeduizend negenhonderd tweeëntwintig euro en zes cent) materiële schade en EUR 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van EUR 4.422,06 (vierduizend vierhonderd tweeëntwintig euro en zes cent) bestaande uit EUR 2.922,06 (tweeduizend negenhonderd tweeëntwintig euro en zes cent) materiële schade en EUR 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 54 (vierenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 21 april 2008, parketnummer 10-612870-06, te weten van één maand gevangenisstraf, te vervangen door: taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. A.A. Schuering en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 februari 2012.