Rolnummer: 22-001536-11
Parketnummer: 09-752141-10
Datum uitspraak: 27 januari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
7 maart 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een tasje met inhoud (te weten twee, althans een of meer, stroomstootwapens en/of twee, althans een of meer horloge(s) van/met het merk en/of type Wempe Audemars Piquet en/of Audemars Piguet Ginza en/of een horloge van het merk Swatch en/of een USB-geheugenstick en/of een Jammer) en/of 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten door een keukenraam te forceren en/of door via een keukenraam de woning in te gaan;
2.
hij op of omstreeks 25 december 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van de achterpui van een woning gelegen aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk dit raam in te slaan met een breekijzer;
3.
hij op of omstreeks 25 december 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een regenpijp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk in deze regenpijp te klimmen waardoor deze is afgebroken;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 december 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een tasje met inhoud (te weten twee stroomstootwapens en twee, horloges van het merk of type Wempe Audemars Piquet en een horloge van het merk Swatch en een USB-geheugenstick en een Jammer) en 500 euro, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
2.
hij op 25 december 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van de achterpui van een woning gelegen aan de Grolloostraat 2), toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk dit raam in te slaan met een breekijzer;
3.
hij op 25 december 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een regenpijp, toebehorende aan [benadeelde partij 3], heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk in deze regenpijp te klimmen waardoor deze is afgebroken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd, omdat uit de stukken in het dossier niet kan volgen dat het de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal en de vernielingen heeft gepleegd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In het proces-verbaal van aanhouding relateren de verbalisanten over het ter plaatse komen naar aanleiding van een inbraakmelding. Het keukenraam van de woning stond open. Een van de verbalisanten zag in de woning drie personen lopen, donker gekleed en met bivakmutsen op. Twee personen hadden een breekijzer vast. De verdachten renden weg naar de achterzijde van de woning. Het raam in de achterpui van de woning werd stukgeslagen en de verdachten vluchtten de tuin in. De verbalisanten zijn de verdachten achterna gelopen naar de tuin aan de achterzijde van de woning.
Een van de verbalisanten zag op het dak van een schuurtje een persoon liggen, die naar later bleek te zijn de verdachte [verdachte]. De verbalisant zag dat de verdachte van het dakje afsprong in een andere achtertuin. De verbalisant is met de diensthond naar deze achtertuin gegaan, alwaar de verbalisant zag dat
[verdachte] in een regenpijp klom, kennelijk om via het dak te proberen weg te komen. De regenpijp brak in tweeën en [verdachte] kwam ten val, waarna [verdachte] zich via een schutting naar een andere achtertuin begaf. De verbalisant is met zijn diensthond ook deze achtertuin ingelopen. Aldaar is [verdachte] middels inzet van de diensthond aangehouden.
Uit voornoemd proces-verbaal blijkt naar het oordeel van het hof duidelijk dat de verbalisant het telkens over een en dezelfde persoon heeft, te weten de verdachte [verdachte].
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden en gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat het de verdachte is geweest die (samen met anderen) de ten laste gelegde diefstal en de vernielingen heeft gepleegd.
De verklaring van de verdachte inhoudende dat hij op dat moment daar aanwezig was om het weedhok van een vriend te verzorgen en niets met de diefstal te maken heeft gehad, acht het hof volstrekt onaannemelijk. Deze verklaring is niet onderbouwd en ook overigens zijn er geen aanknopingspunten in het dossier voorhanden die de verklaring van de verdachte ondersteunen. Daarnaast is de verdachte pas in een laat stadium met deze verklaring gekomen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van diefstal in/uit een woning. Hierbij hebben de verdachte en zijn mededaders het hele huis overhoop gehaald. Diefstal is een vervelend feit waardoor aan de benadeelde schade en overlast wordt berokkend. Diefstal in/uit een woning betekent ook een ernstige aantasting van het gevoel van veiligheid van de bewoner(s). De omstandigheid dat de diefstal op 1e Kerstavond heeft plaatsgevonden maakt het feit des te kwalijker.
Daarbij heeft de verdachte zich op zijn vlucht schuldig gemaakt aan de vernieling van het raam van de achterpui van de woning en aan vernieling van de regenpijp van een buurtbewoner. De benadeelden hebben hierdoor schade aan hun eigendommen opgelopen. Het hof is van oordeel dat tegen dergelijke feiten streng dient te worden opgetreden.
Daarnaast roepen de bewezen verklaarde feiten algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij op. De verdachte en zijn mededaders hebben zich in hun handelen uitsluitend laten leiden door eigen geldelijk gewin. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de daarvoor geldende oriëntatiepunten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die een grond zouden kunnen vormen om van deze oriëntatiepunten af te wijken. Als strafverzwarende omstandigheid laat het hof meewegen dat de diefstal in vereniging is gepleegd en gevolgd is door de ten laste gelegde vernielingen. In de omstandigheid dat het hof de inbraak niet bewezen acht ziet het hof evenwel aanleiding een lagere straf op te leggen dan zoals door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. Chr.A. Baardman en mr. M.F.L.M. van der Grinten, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Koers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 januari 2012.
Mr. M.F.L.M. van der Grinten is buiten staat dit arrest te ondertekenen.