ECLI:NL:GHSGR:2012:BV6055

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005312-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens Oud en Nieuw-viering in Zoetermeer

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens een Oud en Nieuw-viering in Zoetermeer op 1 januari 2010. De verdachte heeft samen met anderen illegaal vuurwerk naar woningen gegooid en daarbij een bewoner mishandeld door hem pepperspray in het gezicht te spuiten. Daarnaast heeft de verdachte eerder een faunabeheerder mishandeld. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 282 dagen en heeft de schadevorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen goederen en personen, en de mishandeling is meermalen gepleegd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen tot bedragen van EUR 381,96 en EUR 871,10, respectievelijk voor materiële en immateriële schade. Het hof heeft ook een taakstraf van 120 uren opgelegd in plaats van de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte de voorwaarden daarvan had geschonden. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf als passend beoordeeld.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005312-10
Parketnummers: 09-925020-10,09-665428-09 en
09-925734-08 (TUL)
Datum uitspraak: 15 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 oktober 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 282 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, met toepassing van schadevergoedingsmaatregelen. Daarnaast heeft de rechtbank beslist op de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 09-925734-08, een en ander zoals in het beroepen vonnis nader omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
2:
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te Zoetermeer met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen voornoemde woningen en/of de bewoners van die woningen, welk geweld bestond uit het gooien van (illegaal) vuurwerk naar/tegen voornoemde woning(en) en/of het roepen van "[benadeelde partij], je bent homo" en/of "Je moeder is een kankerhoer", waarbij hij, verdachte, opzettelijk een of meer ruiten van de woning op nummer 2 heeft vernield;
3:
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te Zoetermeer opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij 2]), met pepperspray, althans een vloeistof in het gezicht heeft gespoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4 primair:
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te Zoetermeer tezamen en in verenging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meerdere perso(o)n(en) genaamd [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meerdere ste(e)n(en), althans voorwerpen, naar die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4 subsidiair:
hij op of omstreeks 01 januari 2010 te Zoetermeer met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Fivelingo, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1], welk geweld bestond uit: het gooien van een of meerdere ste(e)n(en) naar voornoemde [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of het achterna rennen van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 2], waarbij hij, verdachte, een of meerdere ste(e)n(en) heeft gegooid naar voornoemde [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of achter die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] is aan gerend, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, te weten een snee in de hand en meerdere kneuzingen en/of blauwe plekken voor die [benadeelde partij 1] en/of een snee op het voorhoofd en/of meerdere kneuzingen en/of blauwe plekken en/of rode striemen voor die [benadeelde partij 2] ten gevolge heeft gehad;
5:
hij op of omstreeks 30 juni 2009 te Zoetermeer opzettelijk een persoon (te weten faunabeheerder [benadeelde partij 3]), in het gezicht gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-925020-10 onder 2, 3 en 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 2:
hij op 01 januari 2010 te Zoetermeer met anderen, op of aan de openbare weg, de Fivelingo ([adres]), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen voornoemde woningen, welk geweld bestond uit het gooien van illegaal vuurwerk naar/tegen voornoemde woningen,;
feit 3:
hij op 01 januari 2010 te Zoetermeer opzettelijk een persoon te weten [benadeelde partij 2], met pepperspray, in het gezicht heeft gespoten, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
4 primair:
hij op 01 januari 2010 te Zoetermeer tezamen en in verenging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 2],opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een steen naar die Visser heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5:
hij op 30 juni 2009 te Zoetermeer opzettelijk een persoon te weten faunabeheerder [benadeelde partij 3], in het gezicht heeft gestompt of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 primair bewezen verklaarde
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof -op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de bewijsmiddelen- van oordeel dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan in voldoende nauwe en bewuste samenwerking met de mededaders, zodat het hof bewezen acht dat er sprake is geweest van medeplegen.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen verwerpt het hof de stelling van de verdachte dat hij na het onder 3 ten laste gelegde, bewezen verklaarde, niet is meegelopen in [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] achtervolgende groep personen, van waaruit de steen is gegooid die [benadeelde partij 2] tegen het hoofd heeft geraakt.
Verweer aangaande de strafbaarheid van het onder 3 bewezen verklaarde
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte uit noodweer [benadeelde partij 2] pepperspray in het gezicht heeft gespoten, nadat [benadeelde partij 2] hem met een hockeystick had geslagen.
Het hof overweegt op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de gebezigde bewijsmiddelen als volgt.
Blijkens de aangiften van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zijn zij nadat de onder 2 bewezen verklaarde openlijke geweldpleging had plaatsgevonden achter de groep personen aangelopen van waaruit vuurwerk naar/tegen de woningen aan de [adres] te Zoetermeer was gegooid. [benadeelde partij 2] had een hockeystick in de hand. [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] zagen die groep personen even later staan bij de woning aan de [adres], waar de verdachte woont. [benadeelde partij 2] zag een jongen uit de tuin aan de [adres] komen.
Die jongen zei tegen andere personen in die tuin dat zij achter hem moesten blijven. Vervolgens is hij op [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] afgestapt en spoot hij pepperspray in het gezicht van [benadeelde partij 2].
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte, anders dan door de verdediging is gesteld, de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging als bedoeld in artikel 41, eerste lid, Sv tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte zelf de confrontatie met [benadeelde partij 2] heeft gezocht, en niet dat [benadeelde partij 2] de aanval heeft geopend op de verdachte door hem met een hockeystick te slaan. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat de verdachte zich niet aan de situatie kon onttrekken door zijn woning binnen te gaan.
Ook overigens zijn er geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het hof verwerpt het verweer.
Verweer aangaande de strafbaarheid van het onder 5 bewezen verklaarde
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte uit noodweer [benadeelde partij 3] tegen het gezicht heeft geslagen, op twee verschillende momenten waarin het ten laste gelegde voorval zich in de lezing van de verdachte afspeelde.
Het hof overweegt op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de gebezigde bewijsmiddelen als volgt.
[benadeelde partij 3] heeft de verdachte bij zijn keel gepakt en hem tegen het in de bewijsmiddelen genoemde bankje gedrukt, waarna hij verdachte naar zijn gezicht heeft geslagen. De verdachte heeft daarop met zijn vuist tegen het gezicht van [benadeelde partij 3] geslagen. [getuige] is vervolgens tussen de verdachte en [benadeelde partij 3] in gaan staan. [benadeelde partij 3] heeft toen een klap gegeven, waarop [getuige] bukte. Toen heeft de verdachte [benadeelde partij 3] nogmaals geslagen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat op het moment waarop de verdachte [benadeelde partij 3] voor de tweede keer sloeg geen sprake was van een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt juist het tegendeel, namelijk dat de verdachte zelf nodeloos de confrontatie met [benadeelde partij 3] heeft gezocht. Hij had zich aan die situatie naar het oordeel van het hof kunnen en moeten onttrekken.
Dat er, zoals de verdachte heeft verklaard, na de eerste confrontatie -waarbij hij tegen het bankje werd gedrukt- een korte pauze is ontstaan, waarna [benadeelde partij 3] met de verdachte wilde vechten, is niet aannemelijk geworden. Die lezing wordt door geen enkele andere verklaring ondersteund.
Het hof verwerpt het verweer.
Ook overigens zijn er geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Het onder 3 en 5 verklaarde levert op:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden zal worden opgelegd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich met anderen tijdens een Oud en Nieuw-viering schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door illegaal vuurwerk naar/tegen woningen te gooien. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans bezittingen. Bovendien heeft hij door zijn handelwijze de openbare orde geschonden.
Tijdens een daarna ontstane confrontatie heeft hij een bewoner van een van die woningen mishandeld door hem pepperspray in het gezicht te spuiten. Daardoor heeft deze persoon pijn geleden. Even later hebben de verdachte en de mededaders gepoogd die persoon zwaar te mishandelen door een steen naar hem te gooien. Het slachtoffer is daardoor aan het hoofd geraakt. Zulk geweld dient naar het oordeel van het hof streng bestraft te worden.
Daarnaast heeft de verdachte bij een eerdere gelegenheid een faunabeheerder mishandeld. Het slachtoffer heeft daardoor pijn en letsel bekomen, waarbij het hof opmerkt dat het slachtoffer ook geweld heeft gebruikt jegens de verdachte, hetgeen de verdachte overigens niet disculpeert.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van misdrijven. Dat, en de omstandigheid dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten de na te melden proeftijd nog liep, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest een passende en geboden reactie vormt. Hierbij heeft het hof ook rekening gehouden met de relatieve ouderdom van de feiten.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ten bedrage van EUR 2.121,75 ingediend tot vergoeding van materiële schade, geleden als gevolg van het aan de verdachte onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 381,96, betrekking hebbend op de posten "eigen risico zorgverzekering" en glasschade, voor zover die niet reeds door de verzekeraar is vergoed.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij genoegzaam aangetoond dat tot een bedrag van EUR 381,96 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 381,96 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ten bedrage van EUR 2.320,58 ingediend tot vergoeding van materiële en immateriële schade, geleden als gevolg van het aan de verdachte onder 5 ten laste gelegde.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 871,10, bestaande uit een vergoeding van geleden materiële schade van EUR 121,10 ter zake van "eigen risico ziekenhuiskosten" en een bedrag van EUR 750,00 ter zake van vergoeding van geleden immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist. De raadsman heeft erop gewezen dat Hoogkamer zelf een groot aandeel heeft gehad in het ten laste gelegde.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel genoegzaam aangetoond dat tot een bedrag van
EUR 121,10 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 750,00.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 871,10 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 december 2008 onder parketnummer 09-925734-08 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren gelasten, in plaats van tenuitvoerlegging van een gedeelte van twee maanden van de niet-tenuitvoergelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 63, 141, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 primair en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 282 (tweehonderdtweeëntachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] terzake van het onder 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 381,96(driehonderdeenentachtig euro en zesennegentig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van EUR 381,96 (driehonderdeenentachtig euro en zesennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] terzake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 871,10 (achthonderdeenenzeventig euro en tien cent) bestaande uit EUR 121,10 (honderdeenentwintig euro en tien cent) materiële schade en EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], een bedrag te betalen van EUR 871,10 (negenhonderdeenenzeventig euro en tien cent) bestaande uit EUR 221,10 (tweehonderdeenentwintig euro en tien cent) materiële schade en EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast, in plaats van een last tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging (van twee maanden) van de bij vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 december 2008, parketnummer 09-925734-08, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.TH.M. Dekkers,
mr. H.M.A. de Groot en mr. T.E. van der Spoel, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 februari 2012.