Rolnummer: 22-005471-10
Parketnummers: 09-607867-10 en 09-753480-09
Datum uitspraak: 25 januari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
15 oktober 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1990,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het bij dagvaarding met parketnummer 09/607867-10 onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde alsmede ter zake van het bij dagvaarding met parketnummer 09/753480-09 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 140 uur, met aftrek van voorarrest, subsidiair 70 dagen hechtenis, waarvan 60 uur voorwaardelijk, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg bij dagvaarding met parketnummer 09/607867-10 onder 1 gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is bij beide voornoemde dagvaardingen (09/607867-10 en 09/753480-09) achtereenvolgens en door het hof doorlopend genummerd ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 20 juli 2010 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning [adres] weg te nemen enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een (slaapkamer)raam heeft geopend en/of ontzet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 29 juni 2009 te Leiden aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van E.T.M. de Koning, zijnde een (buitengewoon) opsporingsambtenaar van politie Hollands Midden opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van afpersing en/of bedreiging en/of dwang, althans van een of meer strafbare feit(en), gepleegd op 19 juni 2009 te Leiden en/of Rotterdam.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof overweegt dat de zich in het dossier bevindende stukken niets inhouden over een concrete en directe betrokkenheid van de verdachte bij het onder 2 ten laste gelegde. Uit het dossier kan slechts worden afgeleid dat de verdachte zich op 20 juli 2010 met de medeverdachten bevond op de [adres] te Leiden. Van enige uitvoeringshandeling van de verdachte noch van enige vorm van de voor het ten laste gelegde medeplegen noodzakelijke bewuste, nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten gericht op de onder 2 ten laste gelegde (poging tot)inbraak is niet gebleken. De verdachte heeft ontkend zich op enigerlei wijze aan die inbraak, danwel de poging daartoe, te hebben schuldig gemaakt en enkel het proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2010, blz. 84a e.v., inhoudende de waarneming van de verbalisanten dat de verdachte zich op ongeveer 40 meter afstand van de woning bevond waar de medeverdachten door de verbalisanten zijn waargenomen en waarin blijkens de zich bij de stukken bevindende aangifte is gepoogd in te breken, is daartoe onvoldoende. Het hof is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 29 juni 2009 te Leiden aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dit feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van E.T.M. de Koning, zijnde een opsporingsambtenaar van politie Hollands Midden opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van afpersing en bedreiging en dwang,gepleegd op 19 juni 2009 te Leiden en Rotterdam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman betoogt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde wegens -kort gezegd- het ontbreken van overtuigend bewijs.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen en daartoe wordt het volgende overwogen. Uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de voor de verdachte belastende verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] op hoofdlijnen - te weten dat van de door de verdachte gestelde afpersing danwel bedreiging geen sprake was - met elkaar in overeenstemming zijn. Voornoemde verklaringen worden voorts ondersteund door de zich bij de stukken bevindende CD bevattende de camerabeelden van de Belcompany te Rotterdam, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitkijken van die camerabeelden, alsmede door de verklaring van [getuige 4] als getuige bij de politie, blz. 61, heeft afgelegd. Het hof is van oordeel dat gelet op zowel voornoemd proces-verbaal alsmede voornoemde getuigenverklaring, in onderlinge samenhang bezien, op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de verdachte, anders dan hij heeft verklaard, door derden is afgeperst dan wel bedreigd en onder druk daarvan telefoons heeft gekocht en (bijbehorende) telefoonabonnementen heeft afgesloten en heeft afgegeven aan die derden. Het hof betrekt hierbij eveneens de omstandigheid dat de verdachte pas op een zeer laat moment aangifte van die afpersing heeft gedaan.
Gelet op het bovenstaande is het hof - alles overwegende - van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het doen van valse aangifte. Feiten of omstandigheden die het hof zouden nopen tot een ander oordeel zijn niet aannemelijk geworden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte aangifte heeft gedaan van een strafbaar feit, terwijl hij wist dat dit strafbare feit niet was gepleegd. Verdachte heeft hierdoor niet alleen politie en justitie misleidt, maar tevens, indirect, derden onterecht als mogelijke verdachten aangemerkt. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij er, blijkens zijn houding ter terechtzitting, geen blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Het hof heeft anderzijds in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 december 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconcludeerd tot teruggave van de inbeslaggenomen telefoon aan de verdachte en tot verbeurdverklaring van de schoenen van de verdachte.
Het hof zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een Samsung telefoon en een paar schoenen, zulks wat betreft de schoenen omdat de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 188 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een paar schoenen en een Samsung telefoon.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.TH.M. Dekkers,
mr. H.M.A. de Groot en mr. M. Moussault, in bijzijn van de griffier mr. R.T. Poort.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2012.