ECLI:NL:GHSGR:2012:5305

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
10 februari 2014
Zaaknummer
BK-12/00887
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraken inspecteur niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2011. De zaak betreft een beroep tegen twee uitspraken van de Inspecteur, die de waarde van de onroerende zaak van [X] voor het kalenderjaar 2010 had vastgesteld op € 579.000 per waardepeildatum 1 januari 2009. De rechtbank had het beroep van [X] niet-ontvankelijk verklaard, waarop [X] in hoger beroep ging.

Het Gerechtshof heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift tijdig was ingediend, ondanks dat het na afloop van de termijn was verzonden. De Inspecteur had in zijn verweerschrift aanvankelijk gesteld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, maar trok deze stelling in na de verklaring van [X] over de verzending van het hogerberoepschrift. Het Hof oordeelde dat de rechtbank het beroep van de mede-indienster, die samen met [Y] het beroepschrift had ingediend, niet als een apart beroep had behandeld. Dit was in strijd met de regels van het belastingrecht, waarin staat dat een derde geen rechtsmiddel kan aanwenden tegen een beschikking die niet op zijn naam is gesteld.

Het Hof splitste de zaak in twee hoger beroepen, waarbij het een nieuw zaaknummer toekende aan het hoger beroep van [X]. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het Hof verklaarde het beroep van [X] tegen de uitspraken van de Inspecteur niet-ontvankelijk. De Inspecteur werd niet veroordeeld in de proceskosten van [X]. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-12/00887
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer d.d. 19 december 2012
in het geding van:

[X] te [Z], hierna ook: de mede-indienster

tegen

de directeur Gemeentebelastingen Rotterdam, de Inspecteur.

op het hoger beroep van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2011, nummer AWB 11/898 WOZ-T2, op het beroep tegen twee uitspraken van de Inspecteur betreffende de beschikking waarbij voor het kalenderjaar 2010 de waarde van de onroerende zaak [adres] (hierna: de woning) is vastgesteld op € 579.000 per waardepeildatum 1 januari 2009, onderscheidenlijk de op die waarde gebaseerde aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2010.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 5 december 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Partijen zijn verschenen.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
en – doende wat de rechtbank had behoren te doen :
- verklaart het beroep van [X] tegen de uitspraken van de Inspecteur niet‑ontvankelijk.
Gronden
De tijdigheid van het hoger beroep
1.
De uitspraak van de rechtbank is in afschrift aan partijen verzonden op 17 oktober 2011. De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde derhalve met maandag 28 november 2011. Het hogerberoepschrift is op donderdag 1 december 2011, dat wil zeggen binnen een week na afloop van de termijn, ter griffie van het Hof ingekomen. De envelop waarin het hogerberoepschrift was verzonden heeft een poststempel met datum 29 november 2011. Het hogerberoepschrift is gedateerd 25 november 2011. Ter zitting heeft [X] verklaard dat het hogerberoepschrift op vrijdag 25 november 2011, althans niet later dan zondag 27 november 2011 ter post is bezorgd. De Inspecteur heeft verklaard geloof te hechten aan die verklaring en zijn in het verweerschrift ingenomen standpunt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, in te trekken. Op grond van het vorenstaande komt het Hof tot het oordeel dat het hogerberoepschrift tijdig is ingediend.
Ambtshalve
2.
De Inspecteur heeft bij voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het kalenderjaar 2010 de waarde van de woning vastgesteld op € 579.000 per waardepeildatum 1 januari 2009. Tevens heeft de Inspecteur voor het jaar 2010 een aanslag in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Rotterdam opgelegd. De voornoemde beschikking en aanslag zijn vermeld in één geschrift (het aanslagbiljet) dat is geadresseerd aan [Y].
3.
[Y] heeft schriftelijk bij de Inspecteur bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde. Vervolgens heeft de Inspecteur, bij twee in een geschrift, gedagtekend 13 januari 2011, vervatte uitspraken op bezwaar, de beschikking en de aanslag gehandhaafd. Het geschrift is geadresseerd aan [Y].
4.
Op 23 februari 2011 heeft de rechtbank van [Y] en de mede-indienster een beroepschrift ontvangen. Het is gericht tegen de voornoemde uitspraken van de Inspecteur en niet alleen ondertekend door [Y], maar ook door de mede-indienster. Zij wonen beiden in de woning.
5.
In het gesloten stelsel van rechtsbescherming in het belastingrecht is het voor een derde niet mogelijk een rechtsmiddel aan te wenden tegen een beschikking of een aanslag die niet uitdrukkelijk op zijn naam is gesteld. Evenmin kan een derde zich, in een geval als het onderhavige, als (belanghebbende) partij voegen in een geding van een ander. Het Hof verwijst naar hoofdstuk V, meer in het bijzonder artikel 26a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
6.
De rechtbank heeft het beroepschrift kennelijk opgevat als een beroep van [Y] en de mede-indienster gezamenlijk en beiden als belanghebbende aangemerkt. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de rechtbank het beroep alsdan had moeten splitsen in een beroep van [Y] en een beroep van de mede-indienster.
7.
De uitspraak van de rechtbank is te naam gesteld van [Y] en [X]. Het daartegen gerichte hogerberoepschrift is door beiden ondertekend. Het hoger beroep van beiden is in beginsel ontvankelijk, omdat de uitspraak van de rechtbank aan beiden is gericht. Gelet op het eerder overwogene splitst het Hof de zaak thans alsnog in twee hoger beroepen. Het heeft daartoe een extra zaaknummer toegekend aan het hoger beroep van [X] (kenmerk BK-12/00887) en het bestaande kenmerk BK-11/00879 toegewezen aan het hoger beroep van uitsluitend [Y].
8.
Het hoger beroep moet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft verzuimd het beroep van de mede-indienster als een apart beroep te beschouwen en niet-ontvankelijk te verklaren. Zij was immers in formele zin geen belanghebbende bij de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur welke met het beroep werden bestreden, daar die uitspraken niet aan haar waren gericht maar aan [Y]. Dat zij beiden eigenaar zijn of in de woning wonen, betekent niet dat de mede-indienster in beroep als een belanghebbende kan worden beschouwd. Om proceseconomische redenen voorziet het Hof zelf in de zaak en wijst het de zaak niet terug naar de rechtbank.
9.
Het Hof heeft geen reden de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van [X].
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 19 december 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.