Uitspraak
[X] te [Z], hierna ook: de mede-indienster
de directeur Gemeentebelastingen Rotterdam, de Inspecteur.
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
Gerechtshof 's-Gravenhage
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2011. De zaak betreft een beroep tegen twee uitspraken van de Inspecteur, die de waarde van de onroerende zaak van [X] voor het kalenderjaar 2010 had vastgesteld op € 579.000 per waardepeildatum 1 januari 2009. De rechtbank had het beroep van [X] niet-ontvankelijk verklaard, waarop [X] in hoger beroep ging.
Het Gerechtshof heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift tijdig was ingediend, ondanks dat het na afloop van de termijn was verzonden. De Inspecteur had in zijn verweerschrift aanvankelijk gesteld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, maar trok deze stelling in na de verklaring van [X] over de verzending van het hogerberoepschrift. Het Hof oordeelde dat de rechtbank het beroep van de mede-indienster, die samen met [Y] het beroepschrift had ingediend, niet als een apart beroep had behandeld. Dit was in strijd met de regels van het belastingrecht, waarin staat dat een derde geen rechtsmiddel kan aanwenden tegen een beschikking die niet op zijn naam is gesteld.
Het Hof splitste de zaak in twee hoger beroepen, waarbij het een nieuw zaaknummer toekende aan het hoger beroep van [X]. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het Hof verklaarde het beroep van [X] tegen de uitspraken van de Inspecteur niet-ontvankelijk. De Inspecteur werd niet veroordeeld in de proceskosten van [X]. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.