In deze zaak heeft belanghebbende verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Gravenhage, waarin hij niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De uitspraak waartegen verzet is aangetekend dateert van 25 mei 2012. De belanghebbende stelde dat hij geen nota griffierecht had ontvangen, ondanks dat deze op 22 september 2011 per aangetekende post was verzonden. De nota diende uiterlijk op 20 oktober 2011 betaald te zijn, maar dit was niet gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2012 heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat er administratieve fouten waren gemaakt door de financiële administratie van het Gerechtshof, waardoor hij de nota niet had ontvangen.
Het Hof heeft vastgesteld dat de nota griffierecht op 26 september 2011 was afgehaald bij een PostNL afhaallocatie, wat betekent dat de stelling van de belanghebbende niet klopt. Het Hof oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de belanghebbende niet in verzuim was geweest. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is op 28 november 2012 in het openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.