ECLI:NL:GHSGR:2012:5239

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
22-005304-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Dordrecht inzake woninginbraken en hennepteelt

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, was beschuldigd van acht woninginbraken en drie pogingen daartoe, alsook van het aanwezig hebben van 296 hennepplanten in zijn woning. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal heeft gevolgd en de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken, wat heeft geleid tot aanzienlijke overlast en schade voor de benadeelden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten, wat bijdraagt aan de verspreiding van verdovende middelen. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij enkele vorderingen zijn toegewezen en andere niet-ontvankelijk zijn verklaard. De verdachte is ook geconfronteerd met de tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen, die zijn gegrond verklaard. Het hof heeft de uitspraak gedaan met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005304-11
Parketnummers: 11-860300-11, 10-651023-10 (TUL) en
10-693162-09 (TUL)
Datum uitspraak: 23 november 2012
TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 8 november 2011 en de van dat vonnis deeluitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1981,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partijen en de in beslag genomen voorwerpen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tevens zijn de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder (deels) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen voor de duur van één maand, alsmede drie maanden toegewezen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 15 april 2011 en/of 16 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan [adres 1] heeft weggenomen een laptop en/of een of meerdere siera(a)d(en) en/of serviesde(e)l(en) en/of een bloemenmandje en/of cosmetica, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2:
hij in of omstreeks de periode van 04 april 2011 tot en met 09 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een televisie en/of een vaas en/of een startonderbreker en/of een modem en/of een (televisie)kabel en/of een sleutelbos en/of een of meerdere siera(a)d(en) en/of munt(en) en/of zegel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of UPC, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 04 april 2011 tot en met 09 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Peugeot 206), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel waarvan hij, verdachte, niet de rechtematige eigenaar en/of gebruiker was;
3:
hij op of omstreeks 16 april 2011 en/of 17 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een of meerdere siera(a)d(en) en/of spaarzegel(s) en/of (cadeau)bon(nen) en/of (bank/betaal/klanten)pas(sen) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4:
hij op of omstreeks 24 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een laptop en/of een Ipad en/of een lasermouse en/of een of meerdere geldbedrag(en) en/of siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5:
hij in of omstreeks de periode van 08 april 2011 tot en met 11 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 5] heeft weggenomen een of meerdere (laptop)tas(sen)/ koffer(s) en/of computer(s)/mediaspeler(s) en/of computerbenodigdhe(i)d(en) en/of kantoorartikel(en) en/of siera(a)d(en) en/of geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6:
hij in of omstreeks de periode van 09 april 2011 tot en met 13 april 2011 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 6] weg te nemen een of meerderen goed(eren)/geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk een of meerdere ra(a)m(en) (met behulp van een of meerdere breekvoorwerp(en)) heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7:
hij in of omstreeks de periode van 08 april 2011 tot en met 11 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 7] heeft weggenomen een of meerder laptop(s)/ computer(s) en/of siera(a)d(en) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 06 april 2011 tot en met 08 april 2011 te Dordrecht meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 8] weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij (telkens) de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk een of meerdere ra(a)m(en) (met behulp van een of meerdere breekvoorwerp(en)) heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
9:
hij in of omstreeks de periode van 22 april 2011 tot en met 25 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 9] heeft weggenomen een laptop en/of een Ipad en/of een (Beijenkorf) Visacard en/of een of meerdere geldbedrag(en) en/of siera(a)d(en) en/of verzorgingsprodukt(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
10:
hij op of omstreeks 05 april 2011 te Hendrik-Ido-Ambacht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 10] weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk een raam (met behulp van een of meerdere breekvoorwerp(en)) heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
11:
hij in of omstreeks de periode van 22 april 2011 tot en met 24 april 2011 te Hendrik-Ido-Ambacht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 11] heeft weggenomen een ketting en/of een of meerdere kandelaar(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 12], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
12:
hij op of omstreeks 26 april 2011 en/of 27 april 2011 te Dordrecht opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 296 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 15 april 2011 of 16 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan [adres 1] heeft weggenomen een laptop en sieraden en serviesdeel
enen een bloemenmandje toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2:
hij in de periode van 04 april 2011 tot en met 0
96april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening i
neen woning, gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een televisie en een vaas en een startonderbreker en een modem en een televisiekabel en een sleutelbos en sieraden en
eenmunt en zegel toebehorende aan [benadeelde partij 2] of UPC, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3:
hij op 16 april 2011 of 17 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen sieraden en spaarzegels en (cadeau)bonnen en
een(betaal)pas en een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft;
4:
hij op of omstreeks 24 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een laptop en een Ipad en een lasermouse en geldbedragen en/of sieraden, toebehorende aan [benadeelde partij 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5:
hij in de periode van 08 april 2011 tot en met 11 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan de [adres 10] heeft weggenomen(laptop)tassen/
eenkoffer en computers/mediaspelers en
eencomputerbenodigdheid en kantoorartikelen en sieraden en geldbedragen toebehorende aan [benadeelde partij 6],waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
6:
hij in de periode van 09 april 2011 tot en met 13 april 2011 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres 6] weg te nemen een of meerderen goed(eren)/geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 7], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk meerdere ramen (met behulp van een of meerdere breekvoorwerp(en)) heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7:
hij in de periode van 08 april 2011 tot en met 11 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan de [adres 7] heeft weggenomen laptops en sieraden en een geldbedrag,toebehorende aan [benadeelde partij 8], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
8:
hij op 06 april 2011 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres 8] weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 9], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een raam (met behulp van een of meerdere breekvoorwerp(en)) heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9:
hij in de periode van 22 april 2011 tot en met 25 april 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan de [adres 9] heeft weggenomen een laptop en een Ipad en een (Bijenkorf) Visacard en geldbedragen en sieraden en verzorgingsprodukten, toebehorende aan [benadeelde partij 10], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
10:
hij op 05 april 2011 te Hendrik-Ido-Ambacht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres 10] weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en), toebehorende aan [benadeelde partij 11], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een raam (met behulp van een of meerdere breekvoorwerp(en)) heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
11:
hij in de periode van 22 april 2011 tot en met 24 april 2011 te Hendrik-Ido-Ambacht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan de [adres 11] heeft weggenomen een ketting en kandelaars, toebehorende aan [benadeelde partij 12], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
12:
hij op 26 april 2011 en 27 april 2011 te Dordrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 296 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Gevoerd verweer
Bij pleidooi heeft de raadsvrouw overeenkomstig haar pleitaantekeningen vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit nu er sprake is van détournement de pouvoir ofwel misbruik van bevoegdheden. Dit levert een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering op met als gevolg dat het verkregen bewijs tegen de verdachte dient te worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsvrouw.
Met de rechtbank heeft het hof geconstateerd dat de politie de verdachte ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften de verdachte een stopteken heeft gegeven waaraan hij voldeed. De verbalisant vorderde de verdachte een geldig rijbewijs en kentekenbewijs van het voertuig aan hem ter inzage te overhandigen. Nadat gebleken was dat de verdachte zijn rijbewijs niet kon tonen heeft de verbalisant de verdachte verbaal aangezegd voor het niet kunnen tonen van zijn rijbewijs. Op vraag van de verbalisant of zij in zijn voertuig mochten kijken heeft de verdachte hiervoor toestemming gegeven (zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2011, dossierpagina 29 e.v). Aan de rechtmatigheid van de uitoefening van deze controlebevoegdheden kan de aan de politieambtenaren verstrekte informatie dat de verdachte wellicht betrokken was bij woninginbraken, niets afdoen. Ook indien deze informatie een factor is geweest bij het handelen van de politieambtenaren, dan geldt nog steeds dat de controlebevoegdheid niet uitsluitend is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend, hetgeen volgens vaste jurisprudentie bepalend is voor détournement de pouvoir in dit soort gevallen (zie Hoge Raad 21 november 2006, 03223/05, LJN: AY9670).
Het hof verwerpt dan ook het verweer.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 9 en 11 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
het onder 6, 8 en 10 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
het onder 12 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze
- in een tijdsbestek van nog geen maand - schuldig gemaakt aan acht woninginbraken en drie pogingen daartoe. Daarmee heeft hij blijk gegeven van gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Dergelijke feiten brengen doorgaans ergernis en overlast en dikwijls ook financiële schade voor de benadeelden met zich mee. Door (poging tot) woninginbraken wordt bovendien ernstig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van burgers gemaakt, hetgeen bij veel mensen een groot gevoel van onveiligheid veroorzaakt.
Voorts heeft de verdachte in zijn woning 296 hennepplanten aanwezig gehad. Aldus heeft de verdachte een aandeel willen leveren in de verspreiding van verdovende middelen. Hij heeft zich daarbij laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de risico’s voor de volksgezondheid en de schade voor de samenleving die uit de handel in en het gebruik van dergelijke middelen kan voortvloeien.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van merendeels vermogensmisdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof stelt vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof neemt hierbij in aanmerking de overschrijding van de termijn tussen het instellen van het hoger beroep op 11 november 2011 en de inzending van het dossier naar het hof op 22 augustus 2012.
Gelet echter op de voortvarende afdoening van de strafzaak in hoger beroep ziet het hof geen reden aan dit verzuim gevolgen te verbinden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het navigatiesysteem Mio N254, 111 AH-spaarzegels in een oranje envelop, kleur blauw en 7 volle boekjes met PLUS-zegels, kleur paars zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het navigatiesysteem Mio N254, 111 AH-spaarzegels in een oranje envelop, kleur blauw en 7 volle boekjes met PLUS-zegels, kleur paars, zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoort.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 75,65.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 75,65.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan, dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 6.270,00, alsmede tot vergoeding van geleden immateriële schade tot een bedrag van € 225,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van in totaal € 6.495,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het immateriële gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, tot een bedrag van € 225,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is – voor zover deze ziet op de materiële schade - door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van
€ 225,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 225,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3].
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 225,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 225,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 225,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde partij 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 225,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4].
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 7] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 6 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 848,40, alsmede tot vergoeding van geleden immateriële schade tot een bedrag van € 250,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van in totaal € 522,40.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is – voor zover deze ziet op de materiële schade - door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 272,40 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 225,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 497,40 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7].
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 8] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 7 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 7.273,00, alsmede tot vergoeding van geleden immateriële schade tot een bedrag van € 300,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van in totaal € 7.573,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 7.138,80 tot vergoeding van geleden materiële schade en tot een bedrag van € 300,00 tot vergoeding van geleden immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is – voor zover deze ziet op de materiële schade - door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 7.138,80 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 7 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 7 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 225,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 7.363,80 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 11]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 11] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 10 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 225,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 225,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 10 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde partij 11]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 225,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 11].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 26 mei 2010 onder parketnummer 10-651023-10 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, met bevel dat een gedeelte van die gevangenisstraf, te weten één maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van
17 februari 2010 onder parketnummer 10-693162-09 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: het navigatiesysteem Mio N254, 111 AH-spaarzegels in een oranje envelop, kleur blauw en 7 volle boekjes met PLUS-zegels, kleur paars.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], een bedrag te betalen van
€ 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4], een bedrag te betalen van
€ 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 497,40 (vierhonderd zevenennegentig euro en veertig cent) bestaande uit € 272,40 (tweehonderd tweeënzeventig euro en veertig cent) materiële schade en € 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 7], een bedrag te betalen van
€ 497,40 (vierhonderd zevenennegentig euro en veertig cent) bestaande uit
€ 272,40 (tweehonderd tweeënzeventig euro en veertig cent) materiële schade en € 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.363,80 (zevenduizend driehonderd achtendertig euro en tachtig cent) bestaande uit € 7.138,80 (zevenduizend honderd achtendertig euro en tachtig cent) materiële schade en
€ 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 8], een bedrag te betalen van
€ 7.363,80 (zevenduizend driehonderd drieënzestig euro en tachtig cent) bestaande uit € 7.138,80 (zevenduizend honderd achtendertig euro en tachtig cent) materiële schade en € 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
71 (eenenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 11] ter zake van het onder 10 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 11], een bedrag te betalen van
€ 225,00 (tweehonderd vijfentwintig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 26 mei 2010, parketnummer 10-651023-10, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 17 februari 2010, parketnummer
10-693162-09, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht, mr. A.J.M. Kaptein en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. C.B. Jans.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 november 2012.