ECLI:NL:GHSGR:2012:5233

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
22-004407-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor gewapende overvallen en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van het plegen van twee gewapende overvallen op winkelbedrijven en verboden wapenbezit. De overvallen vonden plaats op 7 februari 2010 en 16 mei 2010 in Delft, waarbij de verdachte samen met anderen de slachtoffers onder bedreiging van geweld dwong tot afgifte van geld en goederen. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd voor de tenlastegelegde feiten en heeft zijn betrokkenheid niet ontkend. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensmisdrijven.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de voorschriften van Bureau Jeugdzorg Utrecht. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 18 maanden met een PIJ-maatregel afgewezen, maar heeft wel de noodzaak van begeleiding benadrukt. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor niet voldoende was. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004407-11
Parketnummers: 09-752075-10, 09-655060-11 en 16-511869-09(TUL)
Datum uitspraak: 7 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 april 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
[adres],
thans gedetineerd in JPC De Sprengen te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 december 2011, 24 februari 2012, 11 mei 2012 en 24 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij parketnummer 09-752075-10 onder 1, 2 en 5 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het bij parketnummer 09-752075-10 onder 3, 4 en 5 subsidiair en bij parketnummer 09-655060-11 onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief en onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen, een tweetal vorderingen van benadeelde partijen, alsmede omtrent een vordering tot tenuitvoerlegging als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is op de nadere terechtzitting in eerste aanleg van 8 april 2011 verschenen. Het vonnis van eerste aanleg dateert van 22 april 2011.
De verdachte had derhalve binnen veertien dagen na het op 22 april 2011 gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter eerst op 9 mei 2011 hoger beroep ingesteld, zodat hij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-752075-10:
1.
hij op of omstreeks 7 februari 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een sealbag met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Halfords en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk
- tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft/hebben gezegd "Geld, geld, geld, nu", althans woorden van gelijke strekking, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het hoofd van die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gehouden en/of heeft/hebben gericht op die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2];
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 7 februari 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een sealbag met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Halfords en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk
- tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft/hebben gezegd "Geld, geld, geld, nu", althans woorden van gelijke strekking, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het hoofd van die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gehouden en/of heeft/hebben gericht op die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2];
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 februari 2010 te Delft, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] vanaf de winkel Halfords te volgen en/of in de gaten te houden en/of (vervolgens) aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] door te geven dat zij (die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]) eraan kwamen en/of op de uitkijk te staan en/of met een gereed staande fiets klaar te staan om vluchten mogelijk te maken;
2.
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot de afgifte van in totaal ongeveer 9535 euro, althans een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Gall&Gall en/of [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [benadeelde partij 3], en/of
- tegen die [benadeelde partij 3] heeft gezegd en/of geschreeuwd: "Doe al het geld in een tasje" en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe de kluis open", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Gall&Gall en/of [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 3], en/of
- zeggen en/of schreeuwen tegen die [benadeelde partij 3] "Doe al het geld in een tasje" en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe de kluis open", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen en/of strippenkaarten en/of een I-phone en/of buskaarten en/of sigaretten en/of postzegels en/of boekenbonnen en/of irischeques en/of cadeaubonnen en/of dinercheques en/of een cadeaukaart en/of bioscoopbonnen en/of een waardebon en/of weekabonnementen en/of maandabonnementen en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bruna en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5], in geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- vastpakken en/of in de houtgreep nemen van die [benadeelde partij 5] en/of
- tonen en/of voorhouden en/of zwaaien met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of
- duwen van die [benadeelde partij 4] en/of
- roepen van de woorden "dit is een overval" en/of "naar de kluis"en/of "waar is de andere kluis" en/of "waar is het geld" en/of "open de kassa"en/of "bukken, bukken" en/of "schieten, schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool (merk Blow, model Magnum F06), voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 05 februari 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen fotocamera (merk Panasonic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door de voordeur te verbreken en/of forceren en/of een vooruit in te slaan en/of te verbreken;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 augustus 2010 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een fotocamera (merk Panasonic) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die camera wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Zaak met parketnummer 09-655060-11:
1:
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans een of meer, boterhamdoosjes met inhoud en/of zes, althans een of meer, sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bart Smit, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van twee, althans een of meer, vuurwapens, althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8], en/of het zeggen tegen die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] "We willen geld" en/of "Geld, geld";
en/of
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, boterhamdoosjes met inhoud en/of zes, althans een of meer, sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bart Smit, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het het tonen van twee, althans een of meer, vuurwapens, althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8], en/of het zeggen tegen die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] "We willen geld" en/of "Geld, geld";
subsidiair:
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans een of meer, boterhamdoosjes met inhoud en/of zes, althans een of meer, sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bart Smit, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van twee, althans een of meer, vuurwapens, althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8], en/of het zeggen tegen die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] "We willen geld" en/of "Geld, geld";
en/of:
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, boterhamdoosjes met inhoud en/of zes, althans een of meer, sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bart Smit, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het het tonen van twee, althans een of meer, vuurwapens, althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8], en/of het zeggen tegen die [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] "We willen geld" en/of "Geld, geld";
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van € 4.240,25, in elk geval enig geldbedrag/goed, dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan winkelbedrijf Bart Smit, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk geldbedrag/goed één van verdachtes mededader(s), te weten [benadeelde partij 7], uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als waarnemend bedrijfsleider van voornoemd winkelbedrijf, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool (merk Kimar, model Lady K, kaliber 9mm P.A.) en/of munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten twee, althans een of meer, gaspatronen (merk GFL, kaliber 9mm PAK) en/of een knalpatroon (merk RIVO, kaliber 9mm PAK) voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Ten aanzien van het bij parketnummer 09-752075-10 onder 1 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt:
Uit het dossier blijkt dat op de dag van de afpersing en de dag voorafgaande aan de afpersing van medewerkers van de Halfords te Delft de telefoons van zowel de verdachte als van zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zendmasten in Delft hebben aangestraald. Ook bevinden zich camerabeelden in het dossier van de Phoenixgarage, gelegen in de nabijheid van de plaats waar de afpersing plaatsvond. Uit een proces-verbaal van herkenning blijkt dat verbalisanten één van de personen op de camerabeelden herkennen als de verdachte. Eén van de verbalisanten komt echter in een later opgemaakt proces-verbaal van bevindingen terug op deze herkenning en herkent dan in deze persoon medeverdachte [medeverdachte 1].
De verdachte heeft zich ter zake van het tenlastegelegde beroepen op zijn zwijgrecht.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het bovenstaande weliswaar aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde oplevert, maar deze aanwijzingen vormen alles bijeen, ook in onderling verband en samenhang bezien, naar het oordeel van het hof niet voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hoewel de verdachte aanvankelijk door twee verbalisanten wordt herkend op de camerabeelden, wordt deze herkenning later door één van de twee verbalisanten ingetrokken en wordt in dezelfde persoon medeverdachte [medeverdachte 1] herkend. Gelet daarop kan naar het oordeel van het hof niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de persoon op de beelden inderdaad de verdachte betreft.
Voorts is het opmerkelijk dat de telefoons van de verdachte en zijn medeverdachten op de dag van de afpersing alsmede de dag voorafgaande aan de afpersing in de directe omgeving van de plaats delict zendmasten hebben aangestraald. Echter, dit gegeven is naar het oordeel van het hof onvoldoende voor de conclusie dat er sprake is van een voorverkenning of betrokkenheid bij de ten laste gelegde afpersing van de medewerkers van Halfords.
De verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het bij parketnummer 09-752075-10 onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt:
Uit de aangifte van [benadeelde partij 3] blijkt dat de Gall&Gall te Delft op 16 mei 2010 omstreeks 16:55 uur is overvallen door een drietal personen. Historische verkeersgegevens wijzen uit dat de telefoon van de verdachte op 16 mei 2010 omstreeks 16:08 uur een zendmast te Delft heeft aangestraald.
De verdachte heeft zich ter zake van het tenlastegelegde beroepen op zijn zwijgrecht.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het gegeven dat de telefoon van de verdachte op de dag van de overval om 16:08 uur een zendmast aan heeft gestraald in de buurt van de Gall&Gall te Delft opmerkelijk is, echter dat dit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.
De verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het bij parketnummer 09-752075-10 onder 5 primair tenlastegelegde overweegt het hof als volgt:
Blijkens de aangifte van [benadeelde partij 6] is op 5 februari 2010 tussen 8:30 uur en 21:30 uur een woninginbraak gepleegd in de woning gelegen aan de [adres] te Utrecht, waarbij onder meer een fotocamera is weggenomen.
Bij de aanhouding van de verdachte op 24 augustus 2010 is bij doorzoeking van de woning de weggenomen fotocamera aangetroffen.
Uit historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon van de verdachte op 5 februari 2010 op verschillende momenten een zendmast in de buurt van de woning aan [adres] te Utrecht heeft aangestraald.
De verdachte heeft zich ter zake van het tenlastegelegde beroepen op zijn zwijgrecht.
Het hof overweegt dat, hoewel het opmerkelijk is dat de telefoon van de verdachte op de dag van de inbraak een zendmast heeft aangestraald in de buurt van de woning waar de inbraak is gepleegd, dit gegeven in combinatie met het aantreffen van de fotocamera in de woning van de verdachte, ook in onderling verband en samenhang bezien alles bijeen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor het stelen van de fotocamera door de verdachte.
De verdachte dient van dit feit dan ook te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte bij parketnummer 09-752075-10 onder 1, 2 en 5 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-752075-10 onder 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 09-655060-11 onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief en 2 ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-752075-10:
3.
hij op 06 juni 2010 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen en strippenkaarten en een I-phone en buskaarten en sigaretten en postzegels en boekenbonnen en irischeques en cadeaubonnen en dinercheques en een cadeaukaart en bioscoopbonnen en een waardebon toebehorende aan Bruna of [benadeelde partij 4] of [benadeelde partij 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- vastpakken en in de houtgreep nemen van die [benadeelde partij 5] en
- tonen en voorhouden en zwaaien met een vuurwapen en
- richten van een vuurwapen op die [benadeelde partij 4] en
- duwen van die [benadeelde partij 4] en
- roepen van de woorden "dit is een overval" en "naar de kluis" en "waar is de andere kluis" en "waar is het geld" en "open de kassa" en "bukken, bukken" en "schieten, schieten";
4.
hij op 06 juni 2010 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool (merk Blow, model Magnum F06), voorhanden heeft gehad;
5.
subsidiair
hij op 24 augustus 2010 te Utrecht een fotocamera (merk Panasonic) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die camera redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak met parketnummer 09-655060-11:
1.
hij op 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] heeft gedwongen tot de afgifte van sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro), toebehorende aan Bart Smit, welke bedreiging met geweld bestond uit het tonen van een vuurwapen aan die [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8], en het zeggen tegen die [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] "We willen geld" of "Geld, geld";
2.
hij op 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool (merk Kimar, model Lady K, kaliber 9mm P.A.) en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten twee gaspatronen (merk GFL, kaliber 9mm PAK) en een knalpatroon (merk RIVO, kaliber 9mm PAK) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het bij parketnummer 09-752075-10 onder 3 en 4 tenlastegelegde
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 11 mei 2012 is door de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het bij parketnummer 09-752075-10 onder 3 en 4 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat het in de penitentiaire inrichting Eikenstein opgenomen OVC-gesprek te summier en ongedetailleerd is en dat er weliswaar DNA-celmateriaal van de verdachte is aangetroffen op het petje en de tas maar dat onduidelijk is onder welke omstandigheden en op welk moment dit DNA-celmateriaal op deze voorwerpen terecht is gekomen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de uitwerking van het in de penitentiaire inrichting Eikenstein opgenomen OVC-gesprek van 10 september 2010 dat medeverdachte [medeverdachte 2] voert met zijn bezoekers komt het volgende naar voren: [medeverdachte 2] zegt in dit gesprek de overval op de Bruna te hebben gepleegd (p. 468 van het dossier). Hij vertelt dat “iedereen zijn weg pakte, [verdachte] naar links, ik naar rechts en Botje ik weet niet welke kant” (p. 469 van het dossier). In zijn verklaring afgelegd bij de politie d.d. 29 januari 2011 zegt [medeverdachte 2] over het vluchten na de overval: “We gingen allemaal een andere kant op. Ik ging rechtsaf, [medeverdachte 1] ging rechtdoor over een bruggetje volgens mij en die andere jongen ging linksaf” (p. 172 van het dossier). Uit tapgesprekken gevoerd door medeverdachte [medeverdachte 1] op 8 augustus 2010 blijkt dat de verdachte ook wel ‘[verdachte]’ of ‘[verdachte]’ wordt genoemd (p. 413 en 418 van het dossier). Wanneer de getuige [getuige] een foto van de verdachte wordt getoond herkent zij degene die hierop staat als “[verdachte]” (p. 225).
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van herkenning van 27 juli 2010 dat verbalisanten op de opgevraagde camerabeelden van het Centraal Station in Utrecht van 6 juni 2010 de verdachte alsmede de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] herkennen (p. 205-206).
Medeverdachte [medeverdachte 2] spreekt in verband met de overval op de Bruna ook over deze beelden tijdens het OVC-gesprek. Hij zegt dat hij op de camerabeelden van Utrecht Centraal te zien is bij spoor 9, dat vanuit daar de trein naar Delft vertrekt en dat ze in Delft zijn uitgestapt (p. 469 van het dossier).
De medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart op 28 en 29 november 2011 (p. 167-172) over de overval op de Bruna ondermeer: we gingen met de trein, we hadden een zwarte tas bij ons; we hebben de tas allemaal bij ons gehad om de beurt; we hadden de nacht van 5 op 6 juni in het Midland hotel in Utrecht overnacht; het vuurwapen zag ik volgens mij wel voor het eerst in het Midlandhotel.
Van het verblijf in het hotel zijn foto’s aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1], waarop verdachte samen met [medeverdachte 2] is te zien (p. 240).
Voorts blijkt uit een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 januari 2011 (p. 539 van het dossier) dat het aangetroffen DNA-celmateriaal op het op de plaats delict achtergebleven petje en tas afkomstig kan zijn van de verdachte. Ten aanzien van het DNA-celmateriaal aangetroffen op het petje is de kans kleiner dan één op één miljard dat het afkomstig is van een ander dan de verdachte.
Tevens heeft medeverdachte [medeverdachte 2] in boven aangehaalde verklaring gemeld dat hij na de overal in Delft heeft gebeld; de andere jongen belde terug; hij heeft gewacht op de andere jongen en is met de trein naar huis (Utrecht) gegaan samen met de andere jongen; heeft gebeld naar [medeverdachte 1] (hof begrijpt medeverdachte [medeverdachte 1]), maar die nam zijn telefoon niet op; dus dachten we dat hij was gepakt. Medeverdachte [medeverdachte 1] is aangehouden om 17.15 uur. Met de telefoon van verdachte (telefoonnummer [telnr.1]) wordt op 6 juni 2010 tussen 17.18 uur en 18.16 uur te Delft zes keer gebeld naar de telefoons van medeverdachte [medeverdachte 2]([telnr.2] en [telnr.3] p. 438) en zes keer naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] ([telnr.4]) (p. 450-451).
Gelet op al het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de overval op de Bruna op 6 juni 2010 heeft gepleegd.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het bij parketnummer 09-655060-11 onder 1 en 2 tenlastegelegde
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 11 mei 2012 is door de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het bij parketnummer 09-655060-11 onder 1 en 2 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat het in de penitentiaire inrichting Eikenstein opgenomen OVC-gesprek te summier en ongedetailleerd is en dat er weliswaar DNA van de verdachte is aangetroffen op de bivakmuts, maar onduidelijk is onder welke omstandigheden en op welk moment dit DNA op de muts terecht is gekomen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de aangifte van [benadeelde partij 7] blijkt dat op 13 augustus 2010 een gewapende overval heeft plaatsgevonden op twee medewerksters van Bart Smit, Doornburglaan 1 te Utrecht. Deze overval is uitgevoerd door twee gewapende en gemaskerde mannen.
Uit de uitwerking van het in de penitentiaire inrichting Eikenstein opgenomen OVC-gesprek van 10 september 2010 dat medeverdachte [medeverdachte 2] voert met zijn bezoekers komt het volgende naar voren: [medeverdachte 2] praat in dit gesprek over de overval op de Bart Smit. Hij zegt onder meer dat Touran (hof begrijpt: politie) aan kwam rijden en dat [verdachte]/[verdachte]/[verdachte] tegen hem zei: begin te rennen (p. 465 van het dossier).
Voorts blijkt uit een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 december 2010 dat het aangetroffen DNA-celmateriaal aan de binnenzijde van de op de vluchtroute achtergebleven bivakmuts afkomstig kan zijn van de verdachte. De kans dat het DNA-celmateriaal afkomstig is van een ander dan de verdachte is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en geen uitleg gegeven omtrent het aantreffen van het laatstgenoemde DNA-spoor.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de overval op de Bart Smit op 13 augustus 2010 heeft gepleegd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-752075-10 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bij parketnummer 09-752075-10 onder 4 bewezen verklaarde en in de zaak met parketnummer 09-655060-11 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het bij parketnummer 09-752075-10 onder 5 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Schuldheling.
Het bij parketnummer 09-655060-11 onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde bij parketnummers 09-752075-10 en 09-655060-11 zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van één jaar en zes maanden met aftrek van voorarrest alsmede tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee gewapende overvallen, alsmede aan verboden wapenbezit. Deze overvallen zijn gepleegd op winkelbedrijven. Dergelijke brutale overvallen, waarbij de slachtoffers worden bedreigd met een vuurwapen, zijn zeer ernstig en veroorzaken grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als zeer traumatisch ervaren en nog geruime tijd te kampen hebben met de gevolgen van deze vreesaanjagende ervaringen. Bovendien wekken dergelijke feiten in toenemende mate verontwaardiging op in de maatschappij, mede gezien het kennelijke gemak waarmee dergelijke overvallen worden gepleegd. Daarnaast lijden de getroffen ondernemers aanzienlijke financiële schade. Het wordt de verdachte aangerekend dat hij hierbij uitsluitend oog heeft gehad voor eigen gewin.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een fotocamera. Door aldus te handelen heeft de verdachte het plegen van diefstallen bevorderd en schade aan de benadeelde berokkend.
De verdachte heeft ten aanzien van de hem tenlastegelegde feiten geen verklaring willen afleggen. Zowel ter terechtzittingen in eerste aanleg als in hoger beroep heeft de verdachte geen rekenschap willen afleggen voor zijn handelen, terwijl hij de hem tenlastegelegde feiten ook niet heeft ontkend.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 mei 2012, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensmisdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de volgende rapportages:
  • een klinisch multidisciplinair onderzoek Pro Justitia ForCa d.d. 31 maart 2011, opgesteld door A.C.J. Schrama, GZ-psycholoog, en B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater;
  • een derde perspectiefplan van You Turn d.d. 9 februari 2012, opgesteld door K. Horvers, gedragwetenschapper.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een aantal oudere rapportages, te weten:
  • een evaluatie Plan van Aanpak van Bureau Jeugdzorg d.d. 29 november 2010, opgesteld door E. Dorst;
  • een psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 9 november 2010, opgesteld door R.B. Adriaensen, GZ-psycholoog;
  • een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 augustus 2010, opgesteld door I.J. Slobbe
Het hof heeft kennis genomen van de rapportage met betrekking tot de persoonlijkheid van verdachte van de ForCa zoals bovengemeld en de verhoren van de getuigen-deskundigen ter terechtzitting in eerste aanleg, alsmede van de recente rapportage uit de Kolkemate d.d. 9 februari 2012. Daaruit valt af te leiden dat door de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming reeds in een vroeg stadium en later door ForCa is geadviseerd tot het opleggen van begeleiding in de vorm van een ITB-plus traject. Een intensievere vorm van begeleiding werd geadviseerd, aangezien in 2009 reeds jeudreclasseringsbegeleiding was opgelegd in de vorm van ITB-Criem en verdachte niettemin in de proeftijd is gerecidiveerd. Bureau Jeugdzorg heeft geopperd dat onderzoek gedaan zou dienen te worden naar een gedragsbeïnvloedende maatregel. De Raad voor de Kinderbescherming heeft dit niet overgenomen; er ligt dus geen daartoe strekkend advies van de Raad voor de Kinderbescherming dat door een gedragskundige wordt ondersteund. Gelet op de sleutelpositie van de Raad voor de Kinderbescherming hierbij moet geconstateerd worden dat niet aan de vereisten voor de oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel in het kader waarvan een ITB-plus traject zou kunnen worden gerealiseerd, is voldaan.
De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Niettemin komt uit het ForCa-onderzoek naar voren dat naar mate verdachte ouder werd zijn gedrag veranderde en gepaard ging met toenemende politie- en justitiecontacten. Uit de problemen met zijn gedrag en de justitiecontacten zou geconcludeerd kunnen worden dat er sprake is van een gedragsstoornis. Tevens is er sprake van een zorgelijke ontwikkeling. De verdachte kwam in 2007, 2008 en 2009 reeds in aanraking met de politie. In vergelijking met de eerdere veroordelingen wordt geconcludeerd – ingeval van bewezenverklaring van winkelovervallen - dat er sprake is van een escalatie van het toegepaste geweld of de dreiging met geweld.
Punten van zorg zijn voorts het geconstateerde cannabisgebruik en de contacten met delinquente vrienden. Een gebrekkige gewetensontwikkeling lijkt aanwezig. Op school liet de verdachte gedragsproblemen zien; hij reageerde opstandig, oppositioneel en ook enkele malen agressief. Geconcludeerd wordt dat er gedragsproblemen bestaan, maar dat door de beperkingen van het onderzoek als gevolg van de weigering van verdachte om daaraan mee te werken niet is vastgesteld kunnen worden of er sprake is van een antisociale gedragsstoornis.
De kinder- en jeugdpsychiater drs. B.G.J. Gunnewijk heeft in eerste aanleg verklaard dat er aanwijzingen zijn voor een gedragsstoornis, dat het vooral moeilijk is om zicht te krijgen op de gewetensfunctie en dat niet te bepalen is hoe diep de gedragsstoornis is.
Het hof heeft tevens opgemaakt uit de afgeluisterde tapgesprekken dat verdachte met de medeverdachten doorging met het beramen van nieuwe winkelovervallen, terwijl één van deze medeverdachten in detentie verbleef.
De zorgen die bestaan bij de rapporteurs deelt het hof en deze worden versterkt door de kennisname van de eerdergenoemde tapgesprekken. Aan de vereisten voor de oplegging van een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) is voldaan; immers de feiten zijn ernstig, het gevaar voor recidive bestaat, zoals blijkt uit de eerdere veroordelingen en de escalatie wat betreft de ernst van de feiten; tevens is de noodzaak voor verder intensieve begeleiding aanwezig en is de maatregel dus in het belang van de zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Door de verdediging is aangevoerd dat een PIJ-maatregel niet op zijn plaats is aangezien de gedragsproblemen van verdachte in detentie blijken te zijn afgenomen of zijn verdwenen. Uit de recente rapportage komt een gunstiger beeld van verdachte naar voren. Ook de vader van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat verdachte is veranderd.
Het hof overweegt daaromtrent dat de uitwerking van de detentieperiode in voorlopige hechtenis wel een gunstiger beeld laat zien van de verdachte, maar dat daaruit nog niet zonder meer kan worden afgeleid dat dit beeld zich daadwerkelijk buiten detentie zal voortzetten. Daarvoor lijkt het aangewezen om de geadviseerde intensieve begeleiding op te leggen in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Bij deze strafrechtelijke afdoening acht het hof zowel het persoonlijk belang van de verdachte als het maatschappelijk belang bij het voorkomen van recidive zwaarwegend.
Het hof zal aan de PIJ-maatregel na te noemen bijzondere voorwaarde verbinden. Tevens overweegt het hof dat ingeval verdachte zou recidiveren tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel geboden is.
Het hof overweegt dat het van het allergrootste belang
is voor de ontwikkeling van de verdachte dat de geadviseerde ITB-plus begeleiding plaats vindt. Nu er zorg is over het verloop daarvan en gelet op de noodzaak daartoe om te voorkomen dat de verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, ziet het hof aanleiding om op de voet van artikel 77za Wetboek van Strafrecht de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen van de bijzondere voorwaarde zoals hierna te melden.
De dadelijke uitvoerbaarheid zoals neergelegd in artikel 77za Wetboek van Strafrecht is ingevoerd op 1 april 2012 en dus na de bewezenverklaarde strafbare feiten. Het hof overweegt ten aanzien van de toepassing van deze recente wetgeving dat de invoering van de dadelijke uitvoerbaarheid niet inhoudt een veranderd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van de bewezenverklaarde feiten. In de onderhavige zaak draagt de toepassing van de dadelijke uitvoerbaarheid bij aan de optimalisering van het sanctiepakket, waardoor het hof de gelegenheid ziet om in plaats van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zoals door de advocaat-generaal gevorderd een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Derhalve is in de onderhavige zaak de toepassing van de dadelijke uitvoerbaarheid een verandering ten gunste van verdachte.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie van navermelde duur alsmede een geheel voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Ten aanzien van het in beslag genomen paspoort en de in beslag genomen camera, zal het hof de teruggave gelasten aan de rechthebbenden.
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven schoenen, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter te Utrecht van 18 mei 2009 onder parketnummer 16-511869-09 is de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 3 weken, met bevel dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 4]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-752075-10 onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.764,98.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-752075-10 onder 3 bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.764,98 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 5]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 5] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-752075-10 onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 55,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-752075-10 onder 3 bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 55,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 5].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312, 317 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde en artikel 77za Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het bij parketnummer 09-752075-10 onder 1, 2 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het bij parketnummer 09-752075-10 onder 3, 4 en 5 subsidiair en bij parketnummer 09-655060-11 onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bij parketnummer 09-752075-10 onder 3, 4 en 5 subsidiair en bij parketnummer 09-655060-11 onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van

24 (vierentwintig) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een
inrichting voor jeugdigen.
Bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd zich zal gedragen naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling jeugdreclassering te geven voorschriften en aanwijzingen, ook wanneer dit inhoudt deelname aan het ITB-plus traject.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de hierboven bepaalde bijzondere voorwaarde.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
PR Schoenen DIOR.
Gelast de
teruggaveaan [medeverdachte 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Paspoort o.n.v. [medeverdachte 1] .
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde partij 6] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Camera PANASONIC.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] terzake van het in de zaak met parketnummer 09-752075-10 onder 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.764,98
(duizend zevenhonderdvierenzestig euro en achtennegentig cent)
aan materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4], een bedrag te betalen van
€ 1.764,98
(duizend zevenhonderdvierenzestig euro en achtennegentig cent)
aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door

13 (dertien) dagen jeugddetentie,

met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] terzake van het in de zaak met parketnummer 09-752075-10 onder 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 55,00 (vijfenvijftig euro)
aan materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5], een bedrag te betalen van
€ 55,00 (vijfenvijftig euro)
aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door

1.(één) dag jeugddetentie,

met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Utrecht van 18 mei 2009, parketnummer 16-511869-09, te weten een
jeugddetentievoor de duur van

3.(drie) weken.

Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam, mr. T.L. Tan en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. V.A.M. Willemsen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 juni 2012.