ECLI:NL:GHSGR:2012:5213

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
19 augustus 2013
Zaaknummer
BK-11/00779
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de WOZ-waarde van een verhuurde woning en de toepassing van het puntenstelsel

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, ging het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2011. De rechtbank had de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [Q] vastgesteld op € 124.000 per waardepeildatum 1 januari 2009. Belanghebbende betoogde dat bij de vaststelling van de waarde van de verhuurde woning rekening gehouden moest worden met een waardedrukkend effect van het puntenstelsel, dat de huurprijzen zou maximeren en daardoor de WOZ-waarde zou beïnvloeden. Het Hof oordeelde echter dat de inspecteur erin geslaagd was aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde van € 117.000 niet te hoog was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het niet in strijd was met enige wet- of regelgeving om geen rekening te houden met het puntenstelsel bij de waardering van de woning. Het Hof concludeerde dat de geobjectiveerde gegadigde, zoals bedoeld in de Wet WOZ, niet de verhuurder is, maar de persoon die de woning zelf in gebruik neemt. Dit leidde tot de conclusie dat het standpunt van belanghebbende onverenigbaar was met de rechtsregel. De uitspraak werd op 19 december 2012 in het openbaar uitgesproken, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting
Nummer BK-11/00779
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer d.d. 19 december 2012
in het geding tussen:
[X]te [Z], belanghebbende,
en
de directeur Gemeentebelastingen Rotterdam, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2011, nummer AWB 10/4493 WOZ-T2, op het beroep tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende de beschikking waarbij voor het kalenderjaar 2010 de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Q] is vastgesteld op € 124.000 per waardepeildatum 1 januari 2009 en de op die waarde gebaseerde aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2010.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 5 december 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Partijen zijn verschenen.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat bij de vaststelling van de waarde van een verhuurde woning als de onderhavige, ter zake waarvan de huur is vastgesteld met toepassing van het zogenoemde puntenstelsel, met deze omstandigheid rekening moet worden gehouden. Hiertoe heeft belanghebbende betoogd dat het puntenstelsel een objectief systeem van huurprijsmaximering is, waardoor de huurprijzen stelselmatig lager worden vastgesteld dan indien deze tot stand zouden komen in een vrije markt. Hierdoor is objectief sprake van een waardedrukkend effect. Dat hiermee bij de vaststelling van de WOZ-waarde geen rekening wordt gehouden, geeft blijk van inconsistent overheidsbeleid; dit is onredelijk, in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur en in strijd met regels van nationaal en Europees recht, zo concludeert belanghebbende.
2.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ), moet de waarde van een woning worden bepaald op de waarde die daaraan dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom zou kunnen overgedragen en de verkrijger de woning in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
3.
De geobjectiveerde gegadigde, bedoeld in artikel 17, tweede lid van de Wet WOZ, is steeds een persoon die de woning zelf in gebruik neemt, terwijl de waardedruk waarvan belanghebbende wenst dat daarmee rekening wordt gehouden, alleen kan worden geconstateerd indien zou worden uitgegaan van een gegadigde die de woning verwerft om door middel van verhuur rendement op zijn investering te behalen. Dit is een essentieel verschil dat meebrengt dat het standpunt van belanghebbende dat te dezen rekening moet worden gehouden met een waardedrukkend effect, veroorzaakt door de werking van het zogenoemde puntenstelsel, onverenigbaar is met de hiervoor aangehaalde rechtsregel.
4.
Bij de waardering van een verhuurde woning is het voorschrift van artikel 17, tweede lid van de Wet WOZ, waar dit meebrengt dat met het puntenstelsel geen rekening wordt gehouden, niet in strijd met enige geschreven of ongeschreven regel van nationaal of Europees recht en ook niet met het gelijkheidsbeginsel, een ander beginsel van behoorlijk bestuur of een beginsel van behoorlijke wetgeving.
5.
Voor het overige mag de rechter niet oordelen over de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet.
6.
Het Hof acht de Inspecteur erin geslaagd aannemelijk te maken dat de waarde van de woning met € 117.000, zoals de rechtbank bij haar uitspraak heeft gedaan, niet te hoog is vastgesteld. Terecht is hierbij geen rekening gehouden met een waardedruk op grond van de toepasselijkheid van het puntenstelsel. Mitsdien moet de uitspraak van de rechtbank worden bevestigd.
7.
Het Hof heeft geen reden de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende in hoger beroep heeft gemaakt.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 19 december 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
  • de naam en het adres van de indiener;
  • de dagtekening;
  • de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.