ECLI:NL:GHSGR:2011:BV9989

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.093.007-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdige betaling griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. Appellante, vertegenwoordigd door mr. M.W. Eshuis, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage van 9 mei 2011. De geïntimeerde, Ziggo B.V., vertegenwoordigd door mr. H.E. ter Horst, was opgeroepen om te verschijnen. De zaak werd op 30 augustus 2011 aangehouden om te wachten op de betaling van het griffierecht door appellante. Volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken diende appellante het griffierecht binnen vier weken na de eerste roldag te betalen, maar dit gebeurde niet tijdig. Het griffierecht werd pas op 20 oktober 2011 bijgeschreven, wat 23 dagen te laat was.

Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor werd appellante ontslagen van deze instantie en werd zij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van geïntimeerde werden vastgesteld op € 649,-- voor verschotten en € 447,-- voor het salaris van de advocaat. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechters A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander aanwezig waren.

Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in civiele procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. Het hof heeft de procedure voortgezet op basis van het griffiedossier, aangezien appellante niet aan haar verplichtingen had voldaan. De uitspraak is een duidelijke reminder voor partijen in civiele zaken over de noodzaak om aan proceskostenverplichtingen te voldoen om verdere juridische complicaties te voorkomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.093.007/01
Zaak/rolnummer rechtbank : 1043334/11-6434
arrest d.d. 1 november 2011
inzake
[Naam],
wonende te [Woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. M.W. Eshuis te 's-Gravenhage,
tegen
Ziggo B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.E. ter Horst te Zwolle.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage van 9 mei 2011.
Appellante heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol voor dit hof te verschijnen.
Appellante heeft de zaak aangebracht. Voor appellante heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerde is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 30 augustus 2011 aangehouden tot de rol van 27 september 2011 voor: Afwachten griffierecht partijen.
Appellante heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van betaling van het griffierecht heeft het hof op 4 oktober 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
De motivering van de beslissing
De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 30 augustus 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellante ervoor zorgen dat binnen vier weken na 30 augustus 2011, dus uiterlijk 27 september 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Het verschuldigde griffierecht is op 20 oktober 2011 bijgeschreven op de rekening van het hof. Dit is dus 23 dagen te laat.
Er is niet gebleken van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127a lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Nu appellante niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde
overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellante worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaat geïntimeerde van deze instantie,
- veroordeelt appellante in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 649,-- voor verschotten en op € 447,-- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 november 2011.