ECLI:NL:GHSGR:2011:BV3496

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006179-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het toedienen van GHB aan minderjarige en seksuele misdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het toedienen van GHB aan een minderjarige en het plegen van seksuele misdrijven. De verdachte heeft GHB in een glas Smirnoff gedaan en dit aan het slachtoffer gegeven, waarbij hij haar aanmoedigde om het glas in één keer leeg te drinken. Tevens heeft hij op een eerder moment orale seks gehad met het slachtoffer, dat op dat moment 13 jaar oud was en dronken. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en gelast zijn plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, tenzij hij zich gedurende de proeftijd onder toezicht van GGZ stelt. De vordering tot schadevergoeding van EUR 2.500,- aan immateriële schade is toegewezen aan de ouders van het slachtoffer. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de beslissing. Het Hof heeft ook geconstateerd dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een voorwaardelijke oplegging van de PIJ-maatregel. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd houden aan de voorwaarden van de reclassering, waaronder een behandelverplichting en meldingsgebod. De zaak is behandeld in het kader van het minderjarigenstrafrecht, gezien de leeftijd van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006179-09
Parketnummer: 09-900386-09
Datum uitspraak: 26 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 november 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte},
’[geboorteplaats] op [geboortejaar] 1991,
’[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
21 juli 2011 en -na tussenarrest van 4 augustus 2011-
12 oktober 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de inleidende dagvaarding ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde nietig verklaard en is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 primair eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 3 primair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Aan de verdachte is tevens de maatregel van terbeschikking-stelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Voorts is ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij beslist zoals nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg ten aanzien van feit 2 en van feit 3 primair eerste alternatief/cumulatief gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - , voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 28 april 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [benadeelde partij] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- heimelijk een hoeveelheid (van de vloeistof) GHB (GammaHydroxyButyraat) heeft/hebben toegevoegd aan een glas drinken; en/of
– dit glas vervolgens aan voornoemde [benadeelde partij] heeft/hebben gegeven; en/of
- voornoemde [benadeelde partij] heeft/hebben aangemoedigd voornoemd glas (met daarin GHB) in een keer leeg te drinken; en/of - toen voornoemde [benadeelde partij] onwel werd, niet onmiddellijk medische hulp heeft/hebben ingeschakeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 28 april 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [benadeelde partij]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten het wegvallen van de hartslag en/of het stoppen van de ademhaling (waardoor zij gereanimeerd moest worden) en/of bewusteloosheid, heeft/hebben toegebracht, deze opzettelijk, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- heimelijk een hoeveelheid van de vloeistof GHB (GammaHydroxyButyraat) toegevoegd aan een glas drinken; en/of
- dit glas vervolgens aan voornoemde [benadeelde partij] gegeven; en/of
- voornoemde [benadeelde partij] aangemoedigd voornoemd glas (met daarin GHB) in een keer leeg te drinken; en/of
- toen voornoemde [benadeelde partij] onwel werd, niet onmiddellijk medische hulp ingeschakeld;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 28 april 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- heimelijk een hoeveelheid van de vloeistof GHB (GammaHydroxyButyraat) heeft/hebben toegevoegd aan een glas drinken; en/of
- dit glas vervolgens aan voornoemde [benadeelde partij] heeft/hebben gegeven; en/of
- voornoemde [benadeelde partij] heeft/hebben aangemoedigd voornoemd glas (met daarin GHB) in een keer leeg te drinken; en/of - toen voornoemde [benadeelde partij] onwel werd, niet onmiddellijk medische hulp heeft/hebben ingeschakeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair tweede alternatief/cumulatief:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 juni 2008 tot en met 27 april 2009 te
's-Gravenhage, (telkens) met [benadeelde partij], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt een of meer handeling(en) heeft gepleegd die bestond(en) uit en/of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte, (telkens)
- zijn penis gebracht in de mond van die [benadeelde partij] en/of
- zijn vinger(s) gebracht in de vagina van die [benadeelde partij];
- de vagina en/of billen en/of de borsten van die Scholten betast;
3. subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 juni 2008 tot en met 27 april 2009 te
's-Gravenhage, (telkens) met [benadeelde partij], van wie hij, verdachte, (telkens) wist dat die [benadeelde partij] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [benadeelde partij] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden (telkens een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het betasten van de vagina en/of de billen en/of de borsten van die [benadeelde partij];
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 juni 2008 tot en met 27 april 2009 te
‘s-Gravenhage, (telkens) met [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1992, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de vagina en/of de billen en/of de borsten van die [benadeelde partij].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De dagvaarding
De raadsman bepleit met betrekking tot feit 4 de nietigheid van de tenlastelegging nu deze onvoldoende specifiek is en mitsdien niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat dit feit niet meer ter discussie staat, nu het Openbaar Ministerie niet in hoger beroep is gekomen tegen het vonnis van de rechtbank waarin de nietigheid ten aanzien van feit 4 is uitgesproken.
Het hof volgt de raadsman in zijn verweer en deelt het oordeel van de rechtbank; de dagvaarding zal ten aanzien van feit 4 nietig worden verklaard.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof neemt in dit verband de door de rechtbank gebruikte motivering over en maakt deze tot de zijne.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 3 primair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair:
hij op 28 april 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk
- heimelijk een hoeveelheid van de vloeistof GHB (GammaHydroxyButyraat) heeft toegevoegd aan een glas drinken; en/of
- dit glas vervolgens aan voornoemde [benadeelde partij] heeft gegeven; en/of
- voornoemde [benadeelde partij] heeft aangemoedigd voornoemd glas (met daarin GHB) in een keer leeg te drinken; en/of - toen voornoemde [benadeelde partij] onwel werd, niet onmiddellijk medische hulp heeft ingeschakeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair tweede alternatief/cumulatief:
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 1 juni 2008 tot en met 27 april 2009 te 's-Gravenhage, met [benadeelde partij], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt een handeling heeft gepleegd die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte,
- zijn penis gebracht in de mond van die [benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en dat de verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 3 primair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van
12 maanden, met aftrek van voorarrest en dat aan de verdachte de voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal worden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Motivering straf en maatregel
De advocaat-generaal is van mening dat het minderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast. Hij vordert dat de verdachte jeugddetentie wordt opgelegd voor de duur van 12 maanden onvoorwaardelijk met aftrek en een voorwaardelijke maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen(PIJ-maatregel)
Ook de raadsman is van mening dat het minderjarigenstrafrecht moet worden toegepast. De raadsman verzet zich tegen het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en wijst voorts op de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft, voor het geval het hof tot een bewezenverklaring van de feiten komt, gepleit voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel in combinatie met jeugddetentie.
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling op de wijze zoals is bewezen verklaard. Hij heeft in dit verband GHB in een glas Smirnoff gedaan en vervolgens dit glas drinken aan het slachtoffer gegeven en haar aangemoedigd dit glas in één keer leeg te drinken. Het slachtoffer werd vervolgens na enige tijd onwel en kreeg een flauwe en onregelmatige hartslag. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij -wetende dat het slachtoffer GHB had binnengekregen en dat haar gezondheidssituatie iedere minuut verslechterde- verzaakt heeft om onmiddellijk de nodige medische hulp in te schakelen. Daarnaast heeft de verdachte op een eerder moment orale seks gehad met hetzelfde slachtoffer, terwijl zij op dat moment pas 13 jaar oud was en in een dronken toestand verkeerde. De verdachte heeft daarbij slechts oog gehad voor zijn eigen seksuele verlangens en geen rekening gehouden met het gebrek aan weerbaarheid van het minderjarige slachtoffer en de situatie van onmacht waarin zij verkeerde.
Het hof heeft in het nadeel van verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 september 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de rapportages betreffende de verdachte, te weten:
* het Pro Justitia rapport d.d. 15 oktober 2009, opgesteld door B.E.A. van der Hoorn, psychiater;
* het Pro Justitia rapport d.d. 19 oktober 2009, opgesteld door S.P. van der Hoorn, psycholoog, onder supervisie van M.H. Keppel, GZ-psycholoog;
* het Pro Justitia rapport d.d. 30 maart 2011, opgesteld door S.G. Vitale, GZ-psycholoog;
* het Pro Justitia rapport d.d. 9 mei 2011, opgesteld door H.J.C. van Marle, psychiater, en M.A. van Schijndel, psychiater in opleiding.
Uit bovengenoemde rapportages betreffende de verdachte blijkt dat er –kort samengevat– bij de verdachte sprake is van een dermate ernstige gedrags- en persoonlijkheids-problematiek dat intensieve klinische behandeling noodzakelijk is, waarbij ambulante behandeling volgens de rapporteurs geen mogelijkheid is aangezien de –op dat moment ontkennende verdachte- geen enkel besef en inzicht heeft van/in zijn persoonlijkheidsproblematiek en de verdachte een behandeling zonder dwang niet zou volhouden. In de laatste twee genoemde rapportages wordt de oplegging van een PIJ-maatregel geadviseerd.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juli 2011 heeft de verdachte ten aanzien van het aan hem onder 3 primair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde een bekennende verklaring afgelegd en ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde te kennen gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en spijt betuigd.
In dat kader heeft de verdachte verklaard in te zien dat hij professionele hulp en begeleiding nodig heeft en heeft hij stellig verklaard dat indien het hof hem – in welk kader ook - een ambulante behandeling zou opleggen, hij deze behandeling absoluut af zou maken.
Het hof heeft vervolgens bij tussenarrest van 4 augustus 2011 het navolgende overwogen:
Tegen de achtergrond van deze gewijzigde houding van de verdachte zowel ten aanzien van het hem ten laste gelegde als ten aanzien van de noodzaak van behandeling en de door hem getoonde bereidheid tot een ambulante behandeling, acht het hof het wenselijk dat de reclassering een rapport opstelt waarin de mogelijkheden van een ambulante behandeling van de verdachte dan wel een klinische behandeling buiten het gedwongen kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging of van een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen worden onderzocht.
Voorts heeft het hof op 11 augustus 2011 de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder andere onder de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de schorsing zal stellen onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te ‘s-Gravenhage en zich stipt zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling te geven en zijn afspraken met deze instelling stipt zal nakomen.
Het hof heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies betreffende de verdachte van 4 oktober 2011, opgemaakt door reclasseringswerkster R.H.M. Liekens van GGZ Palier Den Haag. Uit voornoemd rapport blijkt dat de reclassering ervoor gekozen heeft om de verdachte niet voor een klinische opname in aanmerking te laten komen aangezien de verdachte meteen na zijn schorsing bij zijn moeder is gaan wonen en gelijk aan het werk is gegaan. De verdachte heeft daarbij zelf de nodige initiatieven ontplooid waarbij een klinische behandeling ondermijnend zou werken. Ter voorkoming van recidive acht de reclassering het voldoende dat aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod bij GGZ Reclassering Palier en een behandelverplichting in het behandelprogramma het “Palmhuis” van de “Jutters.”
Voorts acht de reclassering het wenselijk de mogelijkheid tot een kortstondige crisisopname van de verdachte binnen een ambulante behandeling voor een maximale duur van acht weken in het arrest op te nemen ten behoeve van detoxificatie, stabilisatie en diagnostiek.
Toepassing sanctierecht voor minderjarigen
Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat in casu het minderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast. Niet alleen is het onder 3 bewezen verklaarde feit door de verdachte gepleegd toen hij nog minderjarig was, het bewezenverklaarde feit 1 is door de verdachte gepleegd slechts enkele maanden na zijn achttiende verjaardag, terwijl voorts in de persoonlijkheid van de verdachte, zoals hiervoor beschreven, grond wordt gevonden recht te doen overeenkomstig de bepalingen geldend voor minderjarigen.
Het hof acht het van belang dat de verdachte onder behandeling van de reclassering zal blijven. Immers uit de over de verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheid met een groot risico op antisociaal en strafbaar gesteld gedrag.
Het hof heeft de mogelijkheid tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel overwogen. Bij toepassing van deze maatregel is als bijzondere voorwaarde namelijk behandeling van de verdachte onder toezicht van de reclassering mogelijk en bestaat tevens de mogelijkheid tot een kortstondige crisisopname. Het hof overweegt dat zowel de ernst van de begane misdrijven alsmede een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte het opleggen van een dergelijke maatregel zouden rechtvaardigen. Nu echter een met redenen omkleed advies van de raad van de kinderbescherming ontbreekt, biedt de wet in het onderhavige geval geen mogelijkheid tot oplegging van deze maatregel.
Teneinde recht te kunnen doen aan de ernst van het feitelijke strafbare handelen, de leeftijd van de verdachte, de bij hem geschetste persoonlijkheidsproblematiek en om -ter bescherming van de veiligheid van personen- de kans op herhaling te minimaliseren, acht het hof oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen aangewezen.
Immers, in acht genomen de beschouwingen, de conclusies en de adviezen van de gedragsdeskundigen en de reclassering en in aanmerking nemende dat aan de in artikel 77s, eerste lid, aanhef, onder a en b van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden voor het opleggen van een (onvoorwaardelijke) maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is voldaan – is het hof voorts van oordeel dat een PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte is.
Het hof heeft daarnaast geconstateerd dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de universele vrijheden heeft plaatsgevonden, aangezien er –terwijl de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond– meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het hoger beroep namens de verdachte.
Het hof zal daarom –alle voormelde omstandigheden in aanmerking genomen– de PIJ-maatregel voorwaardelijk opleggen. In dit kader zal aan de verdachte als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht worden opgelegd, inhoudende een meldingsgebod bij GGZ Reclassering Palier en een behandelverplichting in het behandelprogramma het “Palmhuis” van de “Jutters” of een behandeling in een soortgelijke instelling. Deze bijzondere voorwaarde zal gelden gedurende de gehele proeftijd gezien de in bovengenoemde rapportage genoemde gedragsproblematiek en de te verwachten duur van de behandelingen. Ook zal de verdachte controles op drugs en alcohol dienen na te leven.
Het hof is tenslotte van oordeel dat naast genoemde voorwaardelijke PIJ-maatregel, een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, passend en geboden is.
Vordering tot schadevergoeding aan de ouders van
[benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces hebben de ouders van
[benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van
EUR 5.175,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van EUR 5.175,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Naar het oordeel van het hof is de materiële schadepost van de mobiele telefoon van EUR 175,- geen rechtstreeks gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde, zodat het hof de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van EUR 2.500,- immateriële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de ouders van het slachtoffer [benadeelde partij].
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
EUR 2.500,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de ouders van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 245 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde de dagvaarding nietig
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 3 primair tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 3 primair tweede alternatief/cumulatief bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen.
Bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel na te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van GGZ Reclassering Palier te 's-Gravenhage en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze namens deze instelling te geven, inhoudende een meldplicht bij voormelde instelling, een behandelverplichting in het behandelprogramma “Palmhuis” van “de Jutters” of een soortgelijke instelling, alsmede de verplichting drugs- en alcoholcontroles na te leven.
Geeft Palier opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de ouders van de benadeelde [benadeelde partij] terzake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de ouders van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij], een bedrag te betalen van EUR 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.Th.M. Dekkers,
mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. T.E. van der Spoel, in bijzijn van de griffier mr. R.T. Poort.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2011.