Rolnummer: 22-003232-09
Parketnummer: 09-758230-08
Datum uitspraak: 20 september 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 mei 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[de verdachte],
[geborteplaats](Nederland), [geboortejaar] 1987,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
4 februari 2011 en 6 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 5, 6 en 7 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens de akte intrekking rechtsmiddel d.d. 27 januari 2011 niet gericht tegen de in eerste aanleg onder feit 1, 3 en 4 gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
2.:
hij op of omstreeks 15 juli 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad (in (een) pand(en) aan [adres]) een hoeveelheid hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
5.:
hij op of omstreeks 15 januari 2009 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een digitale (foto)camera heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die digitale (foto)camera wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.:
hij op of omstreeks 15 januari 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft voorhanden gehad twee, althans een of meer, vals(e) of vervalst(e) OV-studentenkaart(en)- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers is/zijn die voornoemde OV-studentenkaar(en) (een) middel(en) bestemd om vrij mee te reizen in het openbaar vervoer;
7.:
hij op of omstreeks 15 januari 2009, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (ongeveer 21.000 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging ter zake van feit 2
Ter terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2011 heeft de raadsman van verdachte het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijkheid in de vervolging van de verdachte dient te worden verklaard, op gronden zoals nader toegelicht in zijn overgelegde pleit-aantekeningen.
Het verweer houdt zakelijk weergegeven in dat uit het documentatieregister blijkt dat dit feit onder [parketnummer] is geseponeerd omdat verdachte ten onrechte als verdachte zou zijn aangemerkt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Anders dan de raadsman kennelijk meent, kan naar het oordeel van het hof een enkele registratie in het justitiële documentatieregister niet worden opgevat als een toezegging of een rechtens relevante schijn van een toezegging dat hij ter zake van het onder 2 tenlaste gelegde feit niet zou worden vervolgd van een overheidsorgaan, dat daartoe bij uitsluiting bevoegd is, te weten het openbaar ministerie.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof ervan uit dat de verdachte geen mededeling van het openbaar ministerie heeft ontvangen op grond waarvan de verdachte er op mocht vertrouwen dat het voornoemde tenlastegelegde feit is geseponeerd en de raadsman van de verdachte geen navraag heeft gedaan bij het openbaar ministerie voordat hij de verdachte ter zake heeft ingelicht nadat de raadsman bij de ontvangst van de processtukken kennis nam van het uittreksel uit het justitiële documentatieregister.
Het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn strafvervolging wordt op deze gronden verworpen.
Derhalve dient het openbaar ministerie ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht, gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, aannemelijk dat de verdachte in de periode dat hij bij [getuige] op de Haagse markt werkzaam was, meer heeft verdiend dan [getuige], destijds zijn werkgever, als getuige is verklaard.
Het hof acht echter niet aannemelijk dat de verdachte in die periode, zoals hij zelf heeft verklaard, in staat is geweest een bedrag van ongeveer 21.000 euro te sparen.
Naar het oordeel van het hof is in het strafdossier onvoldoende wettig bewijs voor handen dat het bij verdachte op zijn bankrekening aangetroffen bedrag van € 21.380,99 afkomstig is uit de hennepteelt, zoals wordt gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen [nr.] d.d. 13 februari 2009. Bedoeld relaas is door de verdediging op belangrijke onderdelen gemotiveerd betwist en voor die onderdelen is naar het oordeel van het hof onvoldoende steun te vinden in de overige bewijsmiddelen.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hem onder 7 ten laste gelegde feit.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.:
hij op 15 juli 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt pand aan [adres] een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
5.:
hij op 15 januari 2009 te 's-Gravenhage een digitale camera voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die digitale (foto)camera redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goed betrof;
6.:
hij op 15 januari 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft voorhanden gehad een vals OV-studentenkaart - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers die voornoemde OV-studentenkaartmiddel bestemd om vrij mee te reizen in het openbaar vervoer.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit verklaard dat hij tijdens zijn vakantie in Marokko de digitale fotocamera heeft geleend van een vriend, waarvan hij alleen weet dat hij is genaamd [...]. Overige gegevens over [...] zijn bij verdachte niet bekend. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij met [...], die eerder dan de verdachte terug ging naar Nederland, de afspraak had gemaakt dat hij de camera na terugkomst in Nederland weer zou teruggeven, maar dat dat er uiteindelijk nooit van is gekomen.
Het hof acht deze verklaring onvoldoende concreet en geloofwaardig om aannemelijk te zijn.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met anderen in een woning aangetroffen met een hoeveelheid hennepplanten waarvan zij de toppen aan het knippen waren. Door aldus te handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de exploitatie van een hennepkwekerij en doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een digitale fotocamera. Door heling van gestolen goederen blijft het criminele circuit in stand en wordt overlast en financiële schade bij de benadeelde veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdachte een valse OV-studentenkaart voorhanden gehad, waarvan hij wist dat het vervalst was.
Hij heeft daarmee het vertrouwen geschaad dat in het personenverkeer en maatschappelijk verkeer in de juistheid
van bepaalde documenten gesteld moet kunnen worden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 augustus 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 21.380,99 zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 63, 225 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
3 en 11 van de Opiumwet, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 21.380,99.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. M.J.J. van den Honert en mr. I.M. Abels, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 september 2011.
Mr. I.M. Abels is buiten staat dit arrest te ondertekenen.