ECLI:NL:GHSGR:2011:BV0646

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-09/00806
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 december 2011 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende, [X], tegen een eerdere uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer van het Hof. De zaak betreft een hoger beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen een mondelinge uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 september 2009, met nummer AWB 08/3355 BPM. Belanghebbende was eerder niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, maar heeft hiertegen verzet aangetekend.

Het verzet is mondeling behandeld op 13 december 2011, waarbij mr. [A], advocaat te [Z], namens belanghebbende aanwezig was. Het Hof heeft vastgesteld dat het hoger beroepschrift voldeed aan de wettelijke vereisten en dat het verzet gegrond was. De eerdere uitspraak van 8 juli 2011, waarin belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard, is daarmee komen te vervallen.

Het Hof heeft de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 437, op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. J.T. Sanders, omdat de voorzitter niet in de gelegenheid was om dit te doen. Belanghebbende en het bevoegde bestuursorgaan hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
nummer BK-09/00806
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 23 december 2011
op het verzet van [X] te [Z], belanghebbende, tegen de hierna vermelde uitspraak.
Uitspraak en verzet
Belanghebbende is in verzet gekomen tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van de zesde enkelvoudige belastingkamer van het Hof van 8 juli 2011 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de (mondelinge) uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 september 2009, nummer AWB 08/3355 BPM.
Het verzet is mondeling behandeld ter zitting van het Hof van 13 december 2011, gehouden te ’s-Gravenhage. Daar is verschenen mr. [A], advocaat te [Z], namens belanghebbende.
Beoordeling van het verzet in hoger beroep
Het proces-verbaal van de uitspraak van de rechtbank is op 22 september 2009 aan partijen verzonden. De advocaat heeft het hoger beroep bij brief van 3 november 2009, derhalve tijdig, ingesteld. Hierin is vermeld:
”Met deze uitspraak [van de rechtbank ’s-Gravenhage, Hof] kan belanghebbende zich niet verenigen op nader aan te geven gronden. Ik verzoek u mij voor de nadere gronden van het beroepschrift enig uitstel te verlenen.”
Bij brief van 12 november 2009 is de advocaat erop gewezen dat het hogerberoepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevat en is hij in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Nadien is de termijn voor zodanig herstel enkele malen verlengd.
Tot de stukken behoort een aan het Hof gerichte en binnen de termijn voor herstel ingekomen brief van de advocaat van 10 oktober 2010, onder meer met een verzoek strekkende tot verlenging van de termijn voor het indienen van een aanvulling op het beroepschrift. In de brief is tevens te kennen gegeven: ”Zekerheidshalve wordt vermeld dat volledige BPM-heffing in strijd [is] met het EG-Recht omdat geen rekening wordt gehouden met de duur van het gebruik van de weg in Nederland en dat derhalve de naheffing BPM onterecht is opgelegd. De rechtbank is ten onrechte hieraan voorbij gegaan.”
Met deze laatste passage is het hogerberoepschrift alsnog van een motivering voorzien en is het verzuim dat het hogerberoepschrift aanvankelijk niet was voorzien van gronden, tijdig en adequaat hersteld. Het hoger beroep voldoet dus aan de wettelijke vereisten. Belanghebbende is derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
Het verzet moet gegrond worden verklaard. Daarmee komt de uitspraak van 8 juli 2011 te vervallen.
Deze uitspraak is gegeven op grond van de artikelen 6:5, 6:6 en 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht.
Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende voor de behandeling van het verzet gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 437 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt à € 437 x 1 (gewicht van de zaak)). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 437.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 23 december 2011 in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is ondertekend door mr. J.T. Sanders omdat de voorzitter daartoe niet in de gelegenheid was.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.