GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 12 oktober 2011
Zaaknummer : 200.077.797/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-539
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.C. Carli-Lodder te ‘s-Gravenhage,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A. de Regt te ‘s-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 25 november 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 26 augustus 2010 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De man heeft op 1 februari 2011 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
De vrouw heeft op 17 maart 2011 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 6 januari 2011 een brief van 5 januari 2011 met bijlagen;
van de zijde van de man:
- op 31 augustus 2011 een brief van 30 augustus 2011 met bijlagen.
De zaak is op 9 september 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de tussenbeschikking van 9 november 2009.
Bij tussenbeschikking van 9 november 2009 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De behandeling van het verzoek tot verdeling en verrekening is pro forma aangehouden.
Bij opvolgende - bestreden - beschikking is de verdeling van de huwelijksgemeenschap welke door scheiding wordt ontbonden vastgesteld:
Deze vaststelling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Voorts is bepaald dat de vrouw in het kader van voornoemde verdeling en verrekening (wegens overbedeling en verrekening) aan de man een bedrag dient te voldoen van in totaal € 4.168,13.
Het anders of meer verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Vaststaat dat de echtscheidingsbeschikking op 3 maart 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de wijze van verdeling overeenkomstig het standpunt van de vrouw te bepalen, welke bepaling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
in principaal appel:
de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar appel, althans het door haar verzochte te ontzeggen;
in incidenteel appel:
de bestreden beschikking ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de wijze van verdeling overeenkomstig het standpunt van de man te bepalen en, indien het hof overgaat tot bekrachtiging van de bestreden beschikking voor zover het betreft de verkoop van de echtelijke woning aan een derde, de vrouw te veroordelen tot medewerking aan aanbieding en verkoop van de echtelijke woning, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat de vrouw in gebreke blijft daaraan te voldoen.
4. De vrouw verzet zich daartegen en verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel appel dan wel zijn verzoeken in incidenteel appel en zijn zelfstandig verzoek af te wijzen.
5. Vast staat dat de peildatum 31 december 2008 is en dat op deze peildatum de huwelijksgemeenschap van partijen nog niet was ontbonden.
6. Ter terechtzitting bij het hof heeft de advocaat van de vrouw namens de vrouw verklaard dat haar grieven zich slechts richten tegen de volgende punten in het dictum van de bestreden beschikking:
- 1.1 en 2.1 waarin is bepaald dat aan de man respectievelijk de vrouw wordt toebedeeld (althans voor zover het schulden betreft, dat de man/vrouw deze voor zijn/haar rekening neemt): de helft van de verkoopopbrengst van de echtelijke woning [adres], [woonplaats], na aftrek van de hypothecaire lening en de verkoopkosten (over- dan wel onderwaarde);
- 1.3 en 2.3 waarin is bepaald dat aan de man respectievelijk de vrouw wordt toebedeeld (althans voor zover het schulden betreft, dat de man/vrouw deze voor zijn/haar rekening neemt): de helft van het saldo van de Fortis rekening [nummer], te weten € 359,39 negatief.
7. Ter toelichting op haar grief betreffende de voormalige echtelijke woning heeft de vrouw ter terechtzitting – onder meer – gesteld dat de voormalige echtelijke woning gedurende twee jaar onverdeeld moet worden gelaten. De gronden die zij daartoe aanvoert zijn dat:
• zij met de kinderen in de woning woont;
• zij geen zicht heeft op een nieuwe betaalbare (huur)woning;
• zij op dit moment de lasten van de woning volledig voor haar rekening neemt en kan nemen;
• het nog maar de vraag is of de verkoop van de woning op dit moment een gunstige prijs zal opleveren.
8. De man heeft zich hiertegen verzet. Hij is van mening dat de voormalige echtelijke woning dient te worden verkocht zodat hij kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid vanwege de hypothecaire lening die op de woning rust. De man heeft gesteld dat de vrouw op korte termijn haar WW uitkering verliest en zij dan voor wat betreft haar inkomsten afhankelijk is van een bijstandsuitkering. Uit een bijstandsuitkering kan de vrouw de lasten met betrekking tot de voormalige echtelijke woning niet voldoen. Er bestaat dan een risico dat de bank overgaat tot verkoop van de woning. Verder wenst hij de helft van de eventuele overwaarde na verkoop van de woning uitgekeerd te krijgen.
9. Het hof overweegt als volgt. De vrouw heeft vanaf 2008 de gelegenheid gehad om een financiering te verwerven voor de overbedelingsvordering met betrekking tot de voormalige echtelijke woning. Dat is haar gedurende de afgelopen drie jaar niet gelukt. Daarnaast is niet te voorzien dat de vrouw in de toekomst wel in staat zal zijn om de woning te kopen, zeker nu de mogelijkheid bestaat dat de vrouw, wanneer zij geen andere baan vindt na het eindigen van haar WW-uitkering, een bijstandsuitkering zal ontvangen. Gelet op die omstandigheid bestaat er een aanmerkelijk risico dat de vrouw in de nabije toekomst niet meer in staat is om de lasten met betrekking tot de voormalige echtelijke woning te voldoen, met als mogelijk gevolg dat de bank zal overgaan tot verkoop van de woning. Bij verkoop van de woning door de bank bestaat er het risico dat de woning aanmerkelijk minder zal opbrengen dan bij een vrijwillige verkoop door partijen zelf. Op grond van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen is het hof van oordeel dat van de man in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij nog langer in een onverdeeldheid blijft met betrekking tot de hiervoor vermelde woning. De man heeft een gerechtvaardigd belang dat de woning wordt verkocht. De grief van de vrouw treft geen doel.
Het hof gaat er, mede gelet op de toezegging van de vrouw in haar verweerschrift in incidenteel appel (punt 4 pagina 9), van uit dat de vrouw haar medewerking zal verlenen aan de beschikking van het hof. Het hof zal het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen tot medewerking aan aanbieding en verkoop van de echtelijke woning, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat de vrouw in gebreke blijft daaraan te voldoen, dan ook afwijzen.
10. De vrouw heeft niet betwist dat het debetsaldo op de Fortisrekening [nummer] van € 718,77 negatief er op de peildatum was. Nu deze schuld er was ten tijde van de peildatum zijn beide partijen ieder voor de helft draagplichtig voor deze schuld. De vrouw heeft geen rechtens relevante feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan van de hoofdregel van de draagplicht moet worden afgeweken. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
11. De man heeft in incidenteel appel verzocht om vernietiging van de gehele verdeling van de huwelijksgemeenschap zoals vastgesteld door de rechtbank. Hij heeft daarbij niet gesteld op welke wijze er door het hof opnieuw verdeeld moet worden. Nu de man geen inzicht heeft gegeven in de wijze van de verdeling van de huwelijksgemeenschap na de vernietiging van de bestreden beschikking, en de advocaat van de man in haar toelichting ter terechtzitting bij het hof niet nader is ingegaan op het incidentele appel van de man, heeft de man naar het oordeel van het hof niet voldaan aan zijn stelplicht. De incidentele grieven van de man falen derhalve. Een goede procesorde brengt met zich mede dat de vordering voor de rechter en de wederpartij duidelijk dient te zijn en geen puzzel met betrekking tot wie wat in het kader van de verdeling dient te verkrijgen.
12. Gezien het vorenstaande behoeven de overige grieven van partijen geen bespreking meer aangezien deze niet afdoen aan het oordeel van het hof.
13. Het hof zal als volgt beslissen.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Labohm en Van Veen, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2011.