ECLI:NL:GHSGR:2011:BV0493

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.084.734/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. Pannekoek-Dubois
  • J. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake stiefouderadoptie en wijziging van voornaam en geslachtsnaam van een minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de stiefouderadoptie van een minderjarige en de wijziging van zijn voornaam en geslachtsnaam. De man, de biologische vader van de minderjarige, verzet zich tegen de adoptie door de partner van de moeder. Het hof heeft op 7 september 2011 uitspraak gedaan. De man heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de minderjarige nog iets van hem te verwachten heeft, en dat hij in de toekomst betrokken wil zijn bij de opvoeding en verzorging van het kind. De moeder en de partner daarentegen stellen dat de man zich nooit als ouder heeft gedragen en dat de minderjarige niets meer van hem te verwachten heeft. Het hof overweegt dat voor toewijzing van een adoptieverzoek vereist is dat het in het kennelijk belang van het kind is en dat het kind redelijkerwijs niets meer van zijn ouder te verwachten heeft. Het hof concludeert dat de feiten en omstandigheden in deze zaak niet in de richting wijzen van een toewijzing van het adoptieverzoek. Het hof wijst ook het verzoek tot wijziging van de voornaam en geslachtsnaam van de minderjarige af, nu de adoptie is afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken. De uitspraak van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de moeder en de partner af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Uitspraak : 7 september 2011
Zaaknummer : 200.084.734/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 09-2564
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.E. Gout de Kreek te Spijkenisse,
tegen
1. [de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
belanghebbende inzake de adoptie,
verweerster inzake de voornaams- en geslachtswijziging,
2. [de partner],
hierna te noemen: de partner,
verweerder in hoger beroep,
beiden wonende op een geheim adres,
advocaat mr. J.A. van Keulen te ’s-Gravenhage.
In verband met het bepaalde in artikel 44 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
het Openbaar Ministerie,
ressortsparket ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: het OM.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 29 maart 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 29 december 2010 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder en de partner hebben op 24 mei 2011 een verweerschrift ingediend.
Het openbaar ministerie heeft op 14 juni 2011 een schriftelijke reactie ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 27 mei 2011 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 3 juni 2011 een brief van 1 juni 2011 met bijlagen;
van de zijde van de moeder en de partner:
- op 1 juni 2011 een brief gedateerd 24 mei 2011 met bijlagen.
De zaak is op 15 juni 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de advocaat van de man;
- de moeder en de partner, bijgestaan door hun advocaat;
De man en het openbaar ministerie zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De hierna te noemen minderjarige is in raadkamer gehoord.
De mondelinge behandeling is aangehouden tot heden teneinde de man in de gelegenheid te stellen alsnog te worden gehoord. Van het verhandelde ter terechtzitting van 15 juni 2011 is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
De mondelinge behandeling is op 3 augustus 2011 voortgezet.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder en de partner, bijgestaan door hun advocaat.
Het openbaar ministerie is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de tussenbeschikking van de rechtbank van 1 april 2010 en de bestreden beschikking.
Bij de tussenbeschikking van 1 april 2010 is de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot adoptie van de minderjarige [voornaam minderjarige] [achternaam man], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige, en is de behandeling van de zaak voor het overige aangehouden tot 1 oktober 2010 pro forma met het verzoek aan de advocaat van de moeder en de partner om bewijsstukken over te leggen waaruit de duur van de samenwoning van hen blijkt.
Bij de bestreden beschikking is de adoptie van de minderjarige door de partner uitgesproken en is de toevoeging gelast van een latere vermelding van adoptie aan de akte van geboorte. Voorts is de wijziging gelast van de voornaam van de minderjarige van [voornaam minderjarige] in [voornaam minderjarige] [toevoeging naam minderjarige] en is vastgesteld dat de minderjarige de geslachtsnaam [achternaam partner] zal hebben.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Vaststaat dat de man de minderjarige heeft erkend.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de adoptie van de minderjarige door de partner en de wijziging van de voornaam en de geslachtsnaam van de minderjarige.
2. De man verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog de inleidende verzoeken tot adoptie van de minderjarige en tot wijziging van de voornaam en de geslachtsnaam van de minderjarige, af te wijzen, dan wel een zodanige uitspraak te doen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
3. De moeder en de partner bestrijden het beroep en verzoeken het beroep van de man af te wijzen, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man te veroordelen in de proceskosten.
4. Het openbaar ministerie concludeert dat de grieven van de man ongegrond te achten zijn en de bestreden beschikking bekrachtigd kan worden.
Adoptie
5. De man stelt zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor adoptie. Een verzoek tot adoptie kan alleen worden toegewezen indien voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn vader in hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De man betoogt dat de minderjarige wel degelijk iets van hem als ouder te verwachten heeft. Hij wenst namelijk betrokken te worden bij de opvoeding en verzorging van de minderjarige.
6. De moeder en de partner stellen dat de minderjarige niets meer van de man te verwachten heeft. Zij betogen dat de man zich nooit als ouder heeft gedragen en dat hij nooit enige verantwoordelijkheid voor de minderjarige heeft genomen. De man en de minderjarige hebben ook nimmer met elkaar in gezinsverband samengeleefd. Naar de mening van de moeder en de partner is de adoptie in het belang van de minderjarige, temeer ook omdat de minderjarige zelf niets liever wil dan dat de partner zijn juridische vader wordt.
7. Het hof overweegt als volgt.
8. Het hof verwijst naar artikel 1:227 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin – voor zover hier van belang – het volgende is bepaald:
Lid 2: het verzoek door de adoptant die echtgenoot van de ouder is, kan slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
Lid 3: het verzoek tot adoptie kan alleen worden toegewezen, indien adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
9. Artikel 1:228 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang:
Lid 1: voorwaarden voor adoptie zijn:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaren of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt.
Lid 2: aan de tegenspraak van een ouder als bedoeld in het eerste lid, onder d, kan worden voorbijgegaan:
a. indien het kind en de ouder niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd.
10. Naar het oordeel van het hof staat vast dat aan de voorwaarde van artikel 1:227 lid 2 BW is voldaan. Ten aanzien van het bepaalde in lid 3 van dat artikel overweegt het hof als volgt.
11. De moeder en de man hebben een korte periode in gezinsverband samengeleefd. Daarvan is sprake geweest tijdens de zwangerschap van de moeder en enige maanden na de geboorte van de minderjarige. De man en de moeder zijn al vrij snel, ieder op eigen gronden, tot de vaststelling gekomen dat zij niet duurzaam in gezinsverband met elkaar konden samenleven. Al met al heeft de samenleving volgens de moeder twaalf maanden, volgens de man zeventien maanden geduurd. Vast staat dat er vervolgens gedurende een belangrijk deel van het leven van de minderjarige omgang tussen de man en de minderjarige is geweest. De omgangregeling vond niet frequent plaats, was ongestructureerd en vertoonde geen duurzaam karakter met name op grond van het feit dat de man regelmatig niet in staat was tot omgang vanwege detentie. Als er omgang was, nam de man de minderjarige enige uren mee en bracht hem daarna weer terug bij de moeder. De man gaf de minderjarige af en toe een cadeau bij die gelegenheden. Omgang heeft voor het laatst plaats gevonden in 2008/2009.
Ter terechtzitting bij het hof heeft de man gesteld dat hij zijn levenswijze heeft herzien en dat de omstandigheden rondom hem zijn gewijzigd. Zo heeft hij een vaste partner en een kind uit die relatie. Ook heeft hij inmiddels een vaste baan. De man voorziet dat hij in de nabije toekomst in staat zal zijn aan een reguliere omgangsregeling tussen hem en de minderjarige invulling te geven. Hij wenst in die zin ook betrokken te zijn bij het leven van de minderjarige: hij wil contact met de minderjarige en hij wil geïnformeerd worden omtrent zaken als de schoolvorderingen van de minderjarige.
12. Het hof is van oordeel dat de feiten zo als die ter zitting zijn komen vast te staan strijden met toewijzing van het adoptieverzoek. Er kan onder de gegeven omstandigheden niet van worden uitgegaan dat de minderjarige in de toekomst niets meer van de vader in zijn hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Adoptie acht het hof in dit geval een (te) zwaar middel om het door de moeder en haar partner beoogde resultaat te bereiken, namelijk dat de situatie rond de verzorging en opvoeding van de minderjarige wordt bestendigd. Daartoe kent de wet een minder vergaand middel, namelijk de regeling als opgenomen in artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek.
13. Het bovenstaande leidt er toe dat inleidende verzoek betreffende de adoptie dient te worden afgewezen.
Wijziging voornaam en geslachtsnaam minderjarige
14. De man heeft in zijn beroepschrift verzocht het verzoek tot wijziging van de voornaam en de geslachtsnaam van de minderjarige alsnog af te wijzen.
Wijziging voornaam
15. Het hof overweegt als volgt. Voor toewijzing van een verzoek tot voornaamswijziging is allereerst vereist dat de betrokken persoon een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij de verzochte naamswijziging, dat dit belang dient te prevaleren boven het algemeen belang dat namen zoals vermeld in de registers van de burgerlijke stand zoveel mogelijk ongewijzigd blijven.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat de moeder en de partner een voldoende zwaarwichtig belang bij de verzochte wijziging hebben. Zij hebben in eerste aanleg in hun verzoekschrift slechts volstaan met de enkele stelling dat de minderjarige graag de voornaam [naam] toegevoegd zou zien. Het hof zal het verzoek van de moeder en de partner de voornaam [naam] toe te voegen aan de voornaam van de minderjarige dan ook alsnog afwijzen.
Wijziging geslachtsnaam
16. Nu het hof de adoptie heeft afgewezen, zal het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige eveneens worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
17. Het hof ziet geen aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten en zal - zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard - de kosten compenseren. Het verzoek van de moeder en de partner tot veroordeling van de man in de proceskosten wordt daarom afgewezen.
18. Het hof zal als volgt beslissen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst de inleidende verzoeken van de moeder en de partner alsnog af;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Pannekoek-Dubois en Bos, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2011.