ECLI:NL:GHSGR:2011:BV0479

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.083.975-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stollenwerck
  • A. Stille
  • J. Breederveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschap na echtscheiding en de ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verdeling van de huwelijksgemeenschap na echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 december 2010 aangevochten, waarin de echtscheiding was uitgesproken en verdere beslissingen over de verdeling van de gemeenschap pro forma waren aangehouden. De vrouw verzocht het hof om de schulden van de man, gerelateerd aan zijn strafrechtelijke veroordeling, als verknochte schulden te beschouwen en buiten de verdeling van de gemeenschap te houden. Subsidiair verzocht zij om schadevergoeding aan de gemeenschap door de man.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2011 waren de advocaten van beide partijen aanwezig, maar de vrouw en de man zelf waren niet verschenen. Het hof overwoog dat op grond van artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hoger beroep van tussenbeschikkingen slechts tegelijk met dat van de eindbeschikking kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. In dit geval was er geen sprake van een eindbeschikking, omdat de rechtbank geen beslissing had genomen over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, maar deze had aangehouden.

Het hof concludeerde dat de vrouw niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar hoger beroep, omdat zij niet in appel was gekomen van het dictum van de deelbeschikking inzake de echtscheiding. De uitspraak van het hof was dus dat de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep, wat betekent dat haar verzoeken niet in behandeling werden genomen. Deze beslissing werd genomen door de rechters M. Stollenwerck, A. Stille en J. Breederveld, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 31 augustus 2011
Zaaknummer : 200.083.975/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 10-2329
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L. de Roode te Gouda,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Haasjes te Waddinxveen.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 16 maart 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 december 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De man heeft op 22 juni 2011 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 29 maart 2011 een brief van 28 maart 2011 met bijlagen;
- op 3 augustus 2011 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 4 augustus 2011 een brief van diezelfde datum.
Bij brief van 2 augustus 2011 heeft het hof partijen er op gewezen dat tijdens de mondelinge behandeling uitsluitend de ontvankelijkheid aan de orde zal komen en dat het niet noodzakelijk is dat partijen in persoon verschijnen.
De zaak is op 19 augustus 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de advocaat van de vrouw;
- de advocaat van de man.
De vrouw en de man zijn niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en heeft de rechtbank voorts iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap pro forma aangehouden tot 15 april 2011.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking deels te vernietigen met betrekking tot het oordeel over de verknochtheid van de schulden gerelateerd aan de strafrechtelijke veroordeling van de man, en in plaats daarvan te bepalen bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- dat de vorderingen die samenhangen met de strafrechtelijke veroordeling van de man als verknochte schulden van de man worden beschouwd en dat deze vorderingen buiten de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap blijven;
Subsidiair:
- dat de gemeenschap is benadeeld op grond van artikel 1:164 BW en dat de man de schade dient te vergoeden aan de gemeenschap bestaande uit de vorderingen die gerelateerd zijn aan de strafrechtelijke veroordeling van de man.
2. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het door de vrouw in hoger beroep verzochte af te wijzen.
Ontvankelijkheid
3. Het hof overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 358 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan hoger beroep van tussenbeschikkingen slechts tegelijk met dat van de eindbeschikking worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald en behoudens in geval er in appel over geklaagd wordt dat de rechter een wettelijke bepaling ten onrechte, dan wel met verzuim van essentiële vormen heeft toegepast, of ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten. Van deze uitzondering is in dit geval evenwel geen sprake.
Van een eindbeschikking is sprake indien in het dictum uitdrukkelijk wordt beslist omtrent enig deel van het verzochte.
4. In de onderhavige zaak heeft de rechtbank een einde gemaakt aan de rechtsstrijd tussen partijen betreffende de echtscheiding en zij heeft haar beslissing dienaangaande in het dictum opgenomen. In zoverre is derhalve sprake van een gedeeltelijke eindbeschikking of deelbeschikking, waartegen hoger beroep mogelijk is.
5. Ofschoon de rechtbank omtrent de verknochtheid van de schulden gerelateerd aan de strafrechtelijke veroordeling van de man in de bestreden beschikking een overweging heeft opgenomen, heeft de rechtbank in het dictum van de bestreden beschikking geen beslissing genomen met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap, doch de zaak voor dat gedeelte pro forma aangehouden. Er is voor wat betreft het in hoger beroep aan de orde zijnde geschilpunt (de verdeling) derhalve geen sprake van een eindbeslissing in de bestreden beschikking, maar van een tussenbeschikking.
6. In geval van hoger beroep van een deelbeschikking kan ook de tussenbeschikkingscomponent in het hoger beroep worden betrokken. Echter, de vrouw is niet in appel gekomen van enig onderdeel van het dictum van de deelbeschikking inzake de echtscheiding, zodat zij niet kan worden ontvangen in haar beroep inzake het overige deel van het verzochte (de verdeling).
7. Nu hoger beroep van een tussenbeschikking slechts mogelijk is tegelijk met dat van de eindbeschikking, tenzij de rechter anders heeft bepaald, hetgeen niet het geval is, zal het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Stille en Breederveld, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2011.