ECLI:NL:GHSGR:2011:BV0479
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Stollenwerck
- A. Stille
- J. Breederveld
- Rechtspraak.nl
Verdeling van gemeenschap na echtscheiding en de ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verdeling van de huwelijksgemeenschap na echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 december 2010 aangevochten, waarin de echtscheiding was uitgesproken en verdere beslissingen over de verdeling van de gemeenschap pro forma waren aangehouden. De vrouw verzocht het hof om de schulden van de man, gerelateerd aan zijn strafrechtelijke veroordeling, als verknochte schulden te beschouwen en buiten de verdeling van de gemeenschap te houden. Subsidiair verzocht zij om schadevergoeding aan de gemeenschap door de man.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2011 waren de advocaten van beide partijen aanwezig, maar de vrouw en de man zelf waren niet verschenen. Het hof overwoog dat op grond van artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hoger beroep van tussenbeschikkingen slechts tegelijk met dat van de eindbeschikking kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. In dit geval was er geen sprake van een eindbeschikking, omdat de rechtbank geen beslissing had genomen over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, maar deze had aangehouden.
Het hof concludeerde dat de vrouw niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar hoger beroep, omdat zij niet in appel was gekomen van het dictum van de deelbeschikking inzake de echtscheiding. De uitspraak van het hof was dus dat de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep, wat betekent dat haar verzoeken niet in behandeling werden genomen. Deze beslissing werd genomen door de rechters M. Stollenwerck, A. Stille en J. Breederveld, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.