ECLI:NL:GHSGR:2011:BU8712

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.089.987
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • L. Lückers
  • A. van Leuven
  • M. de Haan-Boerdijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging straatverbod wegens onvoldoende bewijs van misdragingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. De man, appellant, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis waarin een straatverbod was opgelegd. Het hof heeft de feiten zoals vermeld door de voorzieningenrechter als uitgangspunt genomen. De vrouw, geïntimeerde, had op 4 februari 2011 aangifte gedaan van mishandeling en verkrachting door de man. De vrouw stelde dat zij herhaaldelijk was mishandeld en dat er sprake was van ongewenst seksueel contact. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de man en de vrouw lijnrecht tegenover elkaar stonden en dat er onvoldoende bewijs was om de stellingen van de vrouw te onderbouwen. Het hof oordeelde dat de vrouw niet had aangetoond dat de man zich zo had misdragen dat een straatverbod gerechtvaardigd was. Het hof vernietigde daarom het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de vorderingen van de vrouw af. De proceskosten werden geacht door beide partijen zelf te worden gedragen, gezien hun status als (gewezen) echtelieden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.089.987/01
Rolnummer rechtbank : KG ZA 11-509
arrest van de familiekamer d.d. 20 september 2011
inzake
[de man],
wonende te [gemeente],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.J.F. Gonesh te ’s-Gravenhage,
tegen
[de vrouw],
wonende te [gemeente],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G.A. Nandoe Tewarie te ‘s-Gravenhage
Het geding
Bij exploot van 27 juni 2011 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van 1 juni 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank ‘s-Gravenhage tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij de dagvaarding in hoger beroep heeft de man vijf grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden.
Partijen hebben hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
Arrest is bepaald op heden.
Beoordeling van het hoger beroep
De feiten
1. Het hof gaat uit van de feiten zo als door de voorzieningenrechter onder 1. in het bestreden vonnis vermeld.
De stellingen van de man
2. De man heeft zijn bezwaren tegen het bestreden vonnis als volgt toe toegelicht:
• Er is rauwelijks gedagvaard.
• De vrouw vermeldt onjuiste feiten in haar dagvaarding, zowel ten aanzien van het gedrag van de man, als ten aanzien van het verloop van de relatie.
• De man is niet agressief en gebruikt niet te veel alcohol.
• Tot het moment van dagvaarden maakte de man nog deel uit van het gezinsleven. Er werden gemeenschappelijke uitstapjes gemaakt.
• De vrouw heeft ook na de dagvaarding herhaaldelijk contact met de man gezocht.
• Er is maar één aangifte tegen de man gedaan, de aangifte van 4 februari 2011.
• Er is geen sprake van een vervolging of veroordeling van de man.
• Er is geen bewijs aangedragen van de gestelde feiten.
• Er is geen tijdelijk huisverbod opgelegd door de burgemeester.
• Een straatverbod is een te zwaar middel in deze zaak, gelet op de inbreuk die het maakt op het leven en de rechten van de man.
• De verklaringen van instanties die de vrouw heeft overgelegd vormen geen bewijs voor de gedragingen van de man. Zij geven slechts weer wat de vrouw stelt.
• De vrouw had de man er van in kennis moeten stellen dat zij behoefte had aan rust, in plaats van hem rauwelijks te dagvaarden.
• De vrees van de vrouw is door de voorzieningenrechter ten onrechte voor waar aangenomen.
• Ook als er bij de vrouw sprake is van angst betekent dat niet zonder meer dat die angst een straatverbod rechtvaardigt.
• De kosten van deze procedure behoren door de vrouw te worden gedragen.
De stellingen van de vrouw
2. De vrouw heeft hier tegenover gesteld:
• De man heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan (een poging tot) aanranding, verkrachting en mishandeling. De man is daarbij door de politie verhoord en heeft enkele dagen in voorarrest gezeten. Het strafrechtelijk onderzoek loopt nog.
• Gedurende het huwelijk is de vrouw herhaaldelijk geestelijk en lichamelijk mishandeld. Uit angst heeft zij nooit aangifte durven doen.
• De relatie is in februari 2011 definitief beëindigd.
• Omdat de kinderen veel van de man houden heeft de vrouw omgang tussen de man en de kinderen in de echtelijke woning toegestaan.
• De vrouw heeft de man te kennen gegeven dat de relatie voorbij was, de man drong aan op verzoening.
• Recent is er sprake geweest van (pogingen tot) aanranding c.q. verkrachting. Dat er sprake is geweest van ongewenst seksueel contact blijkt uit medische stukken.
• De vrouw voelt zich ernstig bedreigd.
• De vrouw heeft slechts enkele malen (na of in de periode van de door de vrouw gestelde voorvallen, toev. hof) vanwege belastingaanslagen getracht contact met de man op te nemen. Zij wenst op geen enkele wijze contact met de man anders dan voor dit zakelijke punt.
Vaststelling hof
3. Het hof stelt vast dat de verklaringen van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. In deze voorzieningenprocedure is het niet goed mogelijk en niet nodig hard bewijs van het gelijk van de stellingen van de een of de ander op tafel te krijgen. De voorzieningenrechter overweegt onder 3.1. van het bestreden vonnis dat voor een straat- en contactverbod als door de vrouw gevorderd slechts plaats is wanneer de veiligstelling van de persoonlijke vrijheid van de vrouw tegen inbreuken daarop door de man op geen andere wijze te bereiken is. Gelet op de betwisting van het bestaan van inbreuken dient in kort geding allereerst te worden beoordeeld of het aannemelijk is dat van inbreuken, zo als door de vrouw gesteld, sprake is (geweest). In verband daarmee acht het hof het volgende uit de overgelegde stukken van belang.
Uit de stukken die in eerste aanleg door de vrouw zijn overgelegd:
4. In de aangifte die de vrouw op 4 februari 2011 heeft gedaan meldt zij in 1999 meerdere malen mishandeld te zijn. In 2000 is het goed gegaan tussen de partijen. In 2001, na de geboorte van het eerste kind ging het neerwaarts, zonder dat er mishandeling plaatsvond, aldus de vrouw. Tijdens de tweede zwangerschap en na de geboorte van het tweede kind ging het een lange periode goed. Het derde kind is in 2006 geboren. Hierna ging het volgens de vrouw minder goed in de relatie met de man. Hij schold haar vaak uit en de vrouw hield dan haar mond. Op 29 november 2006 besloten partijen te gaan scheiden. De man ging het huis uit en woonde bij familie. In 2007 kreeg de man werk in de beveiligingswereld. Hij werkte vaak ’s nachts. Het ging toen beter tussen de partijen. Dat is zo gebleven tot in april 2009. De vrouw kreeg toen werk bij defensie. Zij had het gevoel dat zij vanaf dat moment door een schoonzus die ook bij defensie werkte, in de gaten werd gehouden. Deze schoonzus heeft het verhaal in de wereld gezet dat de vrouw een relatie met een derde kreeg op het werk. Er kwam veel ruzie tussen de man en de vrouw. De man mishandelde de vrouw in 2009. De vrouw deed hiervan geen aangifte. Op 1 februari 2011 is het tot een fors incident gekomen, dat heeft geleid tot de aangifte van 4 februari 2011. De vrouw meldt in de aangifte nog dat de man de woning inmiddels heeft verlaten, met medeneming van zijn spullen.
5. Het gezondheidscentrum [X] heeft ten behoeve van de vrouw op 11 mei 2011 verslag gedaan van de consulten en recente diagnosen die bij de vrouw zijn gesteld.
Het begint met een consult op 11 februari 2011. De vrouw klaagt over spierpijn bij de linkerschouder. Op 13 april 2011 is er sprake van een tweede consult. De vrouw meldt opnieuw te zijn mishandeld met name bij, rond haar keel. Diagnose: geen schrammen of haematomen. Zwelling niet duidelijk te beoordelen. Op 18 april 2011 volgt het derde consult: de vrouw meldt onder bedreiging van een mes seksueel misbruikt te zijn. De man heeft haar met haar rug tegen de trap gegooid. Diagnose: geen haematoom te zien, wel hypertonie van de spieren, pijnlijk. Op 19 april 2011 meldt de vrouw dat zij op vrijdag is verkracht door de man. Zij stelt direct aangifte te hebben gedaan en te zijn onderzocht door de politie arts. Een diagnose wordt niet gesteld. Op 11 mei 2011 vraagt de vrouw aan het Gezondheidscentrum de verslaglegging op in verband met haar rechtszaak.
6. De vrouw heeft ook gespreksverslagen, opgemaakt door medewerkers van het Gezondheidscentrum overgelegd. Een citaat uit het verslag van het gesprek van 29 april 2011: “cl zegt nu eindelijk de knoop te hebben doorgehakt. Dit kwam omdat zij voor de derde maal door haar p. is verkracht in de afgelopen maanden. Cl is ook bekend bij de [B] aanpak. Want ze heeft uiteindelijk al wel aangifte gedaan in februari j.l.. Maar p bleef toch weer steeds terugkomen. Cl heeft nu een afspraak met de politie om aangifte te gaan doen over alle verkrachtingen. De laatste was op 15 april j.l.”
7. In de verslaglegging van Bureau Jeugdzorg [B], hierna Jeugdzorg, wordt melding gemaakt van aanrandingsincidenten op 15 en 16 februari 2011. Voorts meldt moeder dat zij op 3 mei 2011 weer (na haar aangifte op 4 februari 2011) bij de politie is geweest, nu vanwege verkrachting onder bedreiging van een mes. Op 11 mei 2011 vraagt de vrouw naar bewijsstukken voor haar rechtszaak.
Uit de stukken die in eerste aanleg door de man zijn overgelegd
8. Naast verklaringen van derden die de man beschrijven als rustig van aard en goed voor zijn kinderen, heeft de man uit het logboek van zijn mobiele telefoon verslagen overgelegd van inbelmomenten van de kant van de vrouw naar de man toe op 2 mei, 12 mei, 17 mei en 18 mei 2011.
Verdere overwegingen hof
8. Het hof overweegt als volgt. Uit hetgeen door de vrouw is verklaard en overgelegd in eerste aanleg – het hof heeft hiervan onder 2. en 4. tot en met 7. een samenvatting gegeven - volgt niet zonder meer dat de aan de man toegeschreven misdragingen, aanrandingen en verkrachtingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De vrouw stelt dat er medische stukken zijn waaruit deze handelingen blijken (memorie van antwoord onder 6.), doch deze stukken zijn niet overgelegd. Voor het geval de vrouw doelt op de verslaglegging van Gezondheidscentrum [X] dient te worden vastgesteld dat daarin juist geen goede bevestiging is te vinden van hetgeen door de vrouw wordt gesteld. Tegenover de stellingen van de vrouw plaatst de man dat hij tot begin februari 2011 deel heeft uitgemaakt van het gezin. De vrouw heeft ook na de door haar gestelde mishandelingen en verkrachtingen zelf nog contact gezocht met hem, hetgeen de man aantoont door middel van de verslaglegging uit het logboek van zijn mobiele telefoon. De vrouw ontkent dit niet, maar stelt hier tegenover dat zij contact zocht uitsluitend omwille van fiscale aangelegenheden. Deze lezing komt het hof niet geloofwaardig voor: indien de vrouw zo angstig is voor de man als zij stelt en indien de angst is ingegeven door mishandelingen en verkrachtingen, meerdere malen in het voorjaar van 2011, dan past daar niet zo goed bij dat de vrouw meerdere malen en op meerdere aansluitende dagen telefonisch contact met de man zoekt. Het hof kan niet vaststellen dat er iets ongeoorloofds is gebeurd tussen de man en de vrouw. Er zijn echter wel aanwijzingen in de richting van aanvaringen tussen partijen die het gevolg lijken zijn van scheidingsemoties.
Conclusie hof
9. Het hof acht het op basis van hetgeen tot op heden is ingebracht niet aannemelijk dat de man zich zo heeft misdragen als de vrouw stelt. Dit betekent dat het hof, anders dan de voorzieningenrechter heeft geoordeeld, het niet aannemelijk acht dat sprake is geweest van inbreuken op de persoonlijke vrijheid van de vrouw van een zodanige aard dat een straatverbod is gerechtvaardigd. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen en de vorderingen van de vrouw alsnog afwijzen. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet het hof geen aanleiding gelet op het feit dat partijen (gewezen) echtelieden zijn.
Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van 1 juni 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank ‘s-Gravenhage tussen de partijen gewezen;
wijst de vorderingen van de vrouw af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Lückers, Van Leuven en De Haan-Boerdijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2011 in aanwezigheid van de griffier.