ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6437

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.004.670/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensbepaling tussen percelen en eigendomsverkrijging door aanwas

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een geschil tussen twee partijen over de kadastrale grens tussen hun percelen, Boskoop B 1568 en Boskoop B 5842. De zaak kwam in hoger beroep na een eerdere uitspraak van de rechtbank. De deskundige die door het hof was benoemd, heeft op 3 januari 2011 zijn rapport ingediend, waarin hij concludeerde dat de kadastrale grens zoals die in 1831 was vastgesteld, niet was gewijzigd. De deskundige stelde dat de oeverlijn als kadastrale grens was ingemeten en dat er geen sprake was van aanwas bij stilstaand water.

De geïntimeerde vorderde primair dat de kadastrale grens gelijk zou worden verklaard aan de huidige oeverlijn, en subsidiair dat de rechter de grens zou bepalen op basis van de onzekerheid over de grens. De appellant betwistte de eiswijziging van de geïntimeerde en stelde dat de kadastrale grens nooit was gewijzigd. Het hof oordeelde dat de eiswijziging in strijd was met de goede procesorde en dat de primaire vordering van de geïntimeerde niet kon worden toegewezen, omdat er geen aanwas had plaatsgevonden.

Het hof concludeerde echter dat de grens tussen de percelen onzeker was en besloot de grens vast te stellen op de huidige oeverlijn. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld tot het betalen van een schadeloosstelling van € 1.500 aan de appellant. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het arrest werd uitgesproken op 6 september 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 105.004.670
Rolnummer (oud) : 06/458
Rolnummer rechtbank : 04-619
Arrest van 6 september 2011
inzake
1. [appellant sub 1]
2. [appellant sub 2],
beiden wonende te Boskoop,
appellanten,
hierna te noemen: [appellant] (enkelvoud),
advocaat: mr. L.M. Bruins te ’s-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te Boskoop,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M.L. Groen te Waddinxveen.
Het geding
Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot aan ’s hofs tussenarrest van 12 oktober 2010 verwijst het hof naar dat arrest. De bij dat arrest benoemde deskundige heeft op 3 januari 2011 zijn rapport ter griffie van het hof gedeponeerd. Bij beschikking van 1 februari 2011 heeft het hof de schadeloosstelling en het loon van de deskundige begroot. Vervolgens heeft [geïntimeerde] een ‘memorie na deskundigenbericht tevens houdende wijziging van eis’ (met productie) genomen, waarin hij zijn eis heeft gewijzigd, en [appellant] een ‘memorie na deskundigenbericht tevens akte uitlaten wijziging eis’, waarin hij zich onder meer tegen die eiswijziging heeft verzet. Ten slotte heeft [appellant] stukken gefourneerd en arrest gevraagd.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
1.1 De deskundige heeft, deels op de door het hof gestelde vragen en deels uit eigen beweging, samengevat en voor zover van belang, het volgende geconcludeerd:
(i) de omstandigheid dat op de in de vraagstelling bedoelde kaarten het perceel 5842/712 is ingekleurd met blauw is voldoende om aan te nemen dat het gehele perceel ten tijde van het opmaken van de kadastrale kaart bestond uit water;
(ii) bij de oorspronkelijke opmeting omstreeks 1831 is de oeverlijn als kadastrale grens ingemeten;
(iii) bij waterplassen en wielen (stilstaand water) zoals perceel Boskoop B 5842 is nooit sprake van aanwas;
(iv) bij veldwerk 395 is de grens vermoedelijk verkeerd uitgezet, de deskundige vraagt zich af of het kadaster toen niet de waterkant als de grens had moeten aanwijzen;
(v) de huidige oeverlijn is identiek met de oeverlijn zoals gemeten op veldwerk 395 en naar overtuiging van de deskundige ook met de oorspronkelijke meting door het kadaster in 1832 en vormt daarmee de kadastrale grens tussen de percelen Boskoop B 1568 en Boskoop B 5842.
1.2 [geïntimeerde] vordert thans primair voor recht te verklaren dat de kadastrale grens tussen de percelen van partijen, B 1568 en B 5842, al dan niet vanwege aanwas, gelijk is aan de thans bestaande oeverlijn, en subsidiair voor recht te verklaren dat bij onzekerheid over de grens tussen de percelen B 1568 en B 5842, de grens gelijk is aan de thans bestaande oeverlijn/waterkant. Ten opzichte van zijn oorspronkelijke vordering verschilt deze slechts hierin dat in de primaire vordering de woorden “vanwege aanwas” is gewijzigd in “al dan niet vanwege aanwas”.
1.3 [appellant] is van mening dat de eiswijziging van [geïntimeerde] in strijd is met de goede procesorde, aangezien, zoals ook is vastgesteld in het tussenarrest van dit hof van 3 juli 2008 (onder 2), tussen partijen vaststaat dat de kadastrale grens tussen de percelen B 1568 en B 5842 nimmer is gewijzigd sinds de invoering van de Kadasterwet en dat een stukje grond aanwezig is tussen de huidige oeverlijn en de kadastrale grens. Het hof deelt het standpunt van [appellant]. In dit vergevorderde stadium van het geding is het in strijd met de goede procesorde dat [geïntimeerde], kennelijk in het voetspoor van de opmerkingen die de deskundige buiten de vraagstelling om heeft gemaakt, de uitgangspunten ter discussie stelt die tot aan het deskundigenbericht tussen partijen vast stonden. De eiswijziging zal dan ook niet worden toegestaan.
2.1 De primaire vordering van [geïntimeerde] is gegrond op de stelling dat aanwas heeft plaatsgevonden. Op zichzelf zouden de antwoorden die de deskundige op de vragen a, b en c heeft gegeven aanleiding kunnen zijn voor de conclusie, zoals ook de rechtbank die heeft getrokken, dat in 1924 de kadastrale grens gelijk liep met de oeverlijn, zodat het thans tussen de oever en de kadastrale grens liggende stuk grond het gevolg is van aanwas. Daar staat tegenover dat de deskundige tevens van oordeel is dat op/in stilstaand water waarvan hier sprake is geen aanwas (van grond) zal plaatsvinden. Het hof neemt deze conclusie van de deskundige over, waarbij het nog, deels in aanvulling op hetgeen reeds is overwogen in het tussenarrest van 3 juli 2008 onder 7, overweegt dat een eventuele aangroei van de oever door het storten van afval, grond of bouwmaterialen niet als aanwas in de zin van art. 5:29 BW kan worden aangemerkt. Grief 2 is in zoverre terecht voorgesteld.
2.2 Het voorgaande betekent dat de primaire vordering van [geïntimeerde], die immers gegrond is op de stelling dat aanwas heeft plaatsgevonden, niet kan worden toegewezen.
2.3 Subsidiair stelt [geïntimeerde] dat de grens onzeker is en hij vordert dat de rechter de grens bepaalt op de voet van art. 5:47 BW. Deze vordering is toewijsbaar. Enerzijds staat immers tussen partijen vast dat tussen de huidige oeverlijn en de kadastrale grens een strook grond ligt, terwijl dat vroeger niet zo was, en anderzijds is zo goed als uitgesloten dat deze strook door aanwas in de zin van art. 5:29 BW is ontstaan. Naar het oordeel van het hof brengt dit mee dat de grens onzeker is in de zin van art. 5:47 BW.
2.4 Het hof zal derhalve thans tot grensvaststelling overgaan. Het hof is van oordeel dat, gelet op de plaatselijke situatie, de grens in die zin behoort te worden vastgesteld, dat deze gelijk loopt aan de thans bestaande oeverlijn. Het hof ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding [geïntimeerde] te veroordelen aan [appellant] een schadeloosstelling te betalen die het hof naar billijkheid begroot op € 1.500,--. Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen in reconventie niet voor toewijzing in aanmerking komen, met uitzondering van de subsidiaire vordering tot delimitatie op de voet van art. 5:30, eerste lid, BW. Deze laatste vordering, die inhoudt dat de grens tussen de twee percelen wordt vastgesteld gelijk aan de huidige oeverlijn, acht het hof toewijsbaar, omdat partijen er belang bij hebben dat, mocht in de toekomst aanwas of afslag plaatsvinden, daardoor de in conventie bepaalde grens geen wijziging ondervindt en toekomstige conflicten tussen partijen worden vermeden.
2.5 In de uitkomst van de procedure ziet het hof aanleiding de proceskosten, daaronder begrepen de kosten van de deskundige, van welke kosten partijen ieder reeds de helft hebben voldaan, in beide instanties te compenseren.
Beslissing
Het hof:
in conventie en reconventie:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank waarvan hoger beroep, en opnieuw rechtdoende:
- bepaalt dat de grens tussen de percelen Boskoop B 1568 en Boskoop B 5842 wordt gevormd door de huidige oeverlijn;
- veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen ten titel van schadeloosstelling een bedrag van € 1.500,--;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.A. Boele, A.V. van den Berg en J. Kramer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2011, in aanwezigheid van de griffier.