ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6178

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.091.482-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdig betalen griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.B. van den Ouden, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Middelharnis, van 24 januari 2011. De geïntimeerde, Varde Investments (Ireland) Limited, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Ouwens, was opgeroepen om te verschijnen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet tijdig het griffierecht heeft betaald, ondanks dat hij hiertoe verplicht was volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). De appellant had tot uiterlijk 30 augustus 2011 de betaling moeten verrichten, maar het griffierecht werd pas op 5 september 2011 bijgeschreven, wat zes dagen te laat was.

Het hof heeft in zijn beslissing geoordeeld dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor werd de appellant ontslagen van instantie, wat betekent dat zijn hoger beroep niet verder in behandeling werd genomen. Tevens werd de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die door het hof zijn vastgesteld op € 649,-- voor verschotten en € 447,-- voor het salaris van de advocaat van de geïntimeerde.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het civiele proces en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. Het hof heeft de zaak in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechters A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander aanwezig waren, samen met de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.091.482/01
Zaak/rolnummer rechtbank : 1163607 CV EXPL 10-687 sector kanton, locatie Middelharnis
arrest d.d. 4 oktober 2011
inzake
[Appellant],
wonende te [Woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,
tegen
Varde Investments (Ireland) Limited,
gevestigd te Dublin (Ierland),
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.C.M. Ouwens te Spijkenisse.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Middelharnis, van 24 januari 2011.
Appellant heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol voor dit hof te verschijnen.
Appellant heeft de zaak aangebracht. Voor appellant heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerde is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 2 augustus 2011 aangehouden tot de rol van 30 augustus 2011 voor: Afwachten griffierecht partijen.
Appellant heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van betaling van het griffierecht heeft het hof op 6 september 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
De motivering van de beslissing
De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 2 augustus 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellant ervoor zorgen dat binnen vier weken na 2 augustus 2011, dus uiterlijk 30 augustus 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Het verschuldigde griffierecht is op 5 september 2011 bijgeschreven op de rekening van het hof. Dit is dus 6 dagen te laat.
Er is niet gebleken van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127a lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Nu appellant niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellant worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaat geïntimeerde van deze instantie,
- veroordeelt appellant in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 649,-- voor verschotten en op € 447,-- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2011.