GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
zaaknummer : 200.047.480/01
zaak-/rolnummer rechtbank : 321332/HA ZA 08-3320
Arrest van 22 november 2011
1. de vennootschap onder firma
Dali V.O.F.,
gevestigd te Bodegraven,
2. Vennoot 1,
wonende te [Woonplaats],
3. [Vennoot 2],
wonende te [Woonplaats],
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
hierna tezamen te noemen: Dali c.s.,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens te ’s-Gravenhage,
de besloten vennootschap
Style Image Builders B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: SIB,
advocaat: voorheen mr. J.H. Meurs te Rotterdam, die zich op 15 juni 2011 heeft onttrokken.
Het verloop van het geding
1. Bij exploot van 26 oktober 2009 zijn Dali c.s. in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector civiel recht, van 10 december 2008 en 5 augustus 2009. Bij memorie van grieven (met één productie) hebben Dali c.s. acht grieven tegen het vonnis van 5 augustus 2009 aangevoerd, en geen enkele grief tegen het vonnis van 10 december 2008, zodat het appel geacht wordt alleen gericht te zijn tegen het vonnis van 5 augustus 2009. SIB heeft deze grieven bestreden bij ‘memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appèl tevens houdende wijziging van eis’ (met producties), bij welke memorie zij voorts zes incidentele grieven tegen laatstgenoemd vonnis heeft aangevoerd en haar eis heeft vermeerderd. Dali c.s. hebben deze grieven bestreden bij memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep (met producties), en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vermeerderde eis. Vervolgens heeft de advocaat van SIB, mr. J.H. Meurs, zich op 15 juni 2011 aan de zaak ontrokken, en heeft het pleidooi, dat op die datum zou worden gehouden, geen doorgang gevonden. SIB heeft geen nieuwe advocaat gesteld. Dali c.s. hebben daarna bij akte hun pleitaantekeningen in het geding gebracht. Ten slotte hebben Dali c.s. arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
2. De feiten die de rechtbank in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.7, 2.9 en 2.10 van het vonnis van 5 augustus 2009 heeft vastgesteld, staan in hoger beroep niet ter discussie. Ook het hof gaat van die feiten uit.
3. Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. SIB en Dali c.s. hebben een overeenkomst gesloten ter zake van de levering door SIB van kappersmeubilair aan Dali c.s. ten behoeve van hun kapsalon. Een en ander is vastgelegd in een orderbevestiging (hierna: de overeenkomst) met een bijlage waarin het te leveren kappersmeubilair is omschreven en de prijzen staan vermeld. Dali c.s. dienden de koopprijs van € 43.500,- in drie deelbetalingen te voldoen. In de overeenkomst wordt daarover vermeld: ‘50% bij opdracht direct te voldoen, 40% voor levering goederen af Italië, 10% binnen 14 dagen na oplevering.’ Dali c.s. hebben de eerste deelbetaling voldaan. Na levering en installatie hebben Dali c.s. zich op het standpunt gesteld dat niet al het overeengekomen kappersmeubilair was geleverd, dan wel niet in de juiste materialen was uitgevoerd en (een deel van) het kappersmeubilair gebreken vertoonde. Om die reden hebben zij SIB te kennen gegeven de betaling van de tweede deelbetaling op te schorten en hebben zij SIB verzocht alsnog conform de overeenkomst na te komen, waarbij zij SIB bij gebreke daarvan aansprakelijk hebben gesteld voor de schade.
4. In eerste aanleg heeft SIB gevorderd, kort gezegd, betaling van de tweede deelbetaling. In reconventie hebben Dali c.s. op hun beurt, kort gezegd, deugdelijke nakoming van de overeenkomst gevorderd alsmede vergoeding van (omzet)schade, nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft zowel de vordering in conventie als de vordering in reconventie grotendeels toegewezen.
5. De grieven in het principale en incidentele hoger beroep stellen verschillende kwesties aan de orde. Het gaat daarbij onder meer om de uitleg van de overeenkomst. In dat verband stelt het hof voorop dat – anders dan Dali c.s. betogen – bij de uitleg van de overeenkomst niet kan worden volstaan met een taalkundige benadering, maar dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan het overeengekomene mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, LJN AG4158, NJ 1981, 635 (Haviltex)).
6. De eerste kwestie betreft de vraag of partijen zijn overeengekomen dat de houten delen van het kappersmeubilair van (massief) ebbenhout zijn, of van ebbenhout-fineer.
7. De rechtbank is in dit verband uitgegaan van een ter comparitie in eerste aanleg door SIB getoonde staal, die volgens SIB ook bij het aangaan van de overeenkomst is getoond aan Dali c.s. Naar het oordeel van het hof bestrijden Dali c.s. met hun grief II, onder verwijzing naar het proces-verbaal van deze comparitie, terecht dat deze staal tot uitgangspunt mag worden genomen. Ter comparitie hebben Dali c.s. immers verklaard dat de hen bij het aangaan van de overeenkomst getoonde staal – anders dan de ter comparitie getoonde staal – een massief stuk hout was, en in ieder geval niet gelaagd was, alsmede dat zij de staal die ter comparitie werd getoond, nooit hadden gezien.
8. Ten aanzien van de vraag wat partijen in dit verband zijn overeengekomen overweegt het hof als volgt. Ten tijde van het aangaan van de overeenkomst is – zo is niet in geschil – door partijen gesproken over ‘ebbenhout’. Niet gesteld of gebleken is dat fineer ter sprake is gekomen. In de overeenkomst wordt bij de desbetreffende meubels steeds vermeld: ‘uitvoering meubelwerk in ebbenhout’. Dit alles tezamen duidt dit er naar het oordeel van het hof op dat massief ebbenhout is overeengekomen, en dat wordt bevestigd door de prijs van de desbetreffende meubels. Ten aanzien van de prijs hebben Dali c.s. gesteld dat deze hierop wijst en zij hebben dat in hoger beroep onderbouwd met een rapportage van een interieurontwerper/-taxateur. SIB heeft deze (onderbouwde) stelling van Dali c.s. naar het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat als vaststaand moet worden aangenomen dat de prijs wijst op massief ebbenhout. Voor het overige zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die er op duiden dat ebbenhout-fineer is overeengekomen.
9. Uit het voorgaande volgt dat moet worden aangenomen dat is overeengekomen dat de houtdelen van het kappersmeubilair van massief ebbenhout zijn. Vast staat dat het geleverde houtwerk niet van massief ebbenhout is, maar bestaat uit MDF-plaatmateriaal met een fineerlaag (volgens Dali c.s. beukenfineer, volgens SIB ebbenhout-fineer). Derhalve slagen grieven II en (gedeeltelijk) VII in het principale beroep. Het hof zal het vonnis van 5 augustus 2009 op dit punt vernietigen. Het hof ziet geen aanleiding om de termijn van nakoming (door de rechtbank gesteld op tien weken) te sanctioneren met dwangsommen. Dali c.s. hebben ook niet voldoende gemotiveerd aangegeven waarom dat nodig zou zijn.
10. Een tweede kwestie betreft de receptie/balie. In dit verband oordeelde de rechtbank (i) dat ook ten aanzien van dit meubel ebbenhout-fineer is overeengekomen, (ii) dat als breedtemaat van de receptie/balie (uiteindelijk) 1.60 meter is overeengekomen, (iii) dat een receptie/balie met een in de verticale balk geïntegreerd horizontaal blad is overeengekomen, en (iv) dat een in blank gepolijst aluminium uitgevoerde verticale balk is overeengekomen. Al deze oordelen zijn (aanvankelijk) in hoger beroep bestreden.
11. Oordeel (i) wordt terecht bestreden door Dali c.s. met hun grief III: overeengekomen is immers massief ebbenhout, zie rechtsoverwegingen 6 tot en met 9. Het hof zal het vonnis van 5 augustus 2009 op dit punt vernietigen.
12. Oordeel (ii) wordt niet langer door Dali c.s. bestreden (akte van 12 juli 2011 met pleitaantekeningen, par. 14), zodat dit oordeel geen bespreking behoeft.
13. Oordeel (iii) wordt bestreden door SIB, die aanvoert dat op grond van de destijds verstrekte sfeertekening niet mag worden aangenomen dat een receptie/balie met een in de verticale balk geïntegreerd horizontaal blad is overeengekomen. Dit betoog faalt. Het bestreden oordeel berust immers niet op de sfeertekening, maar op de vaststelling (naar aanleiding van de onweersproken stellingen van SIB ter comparitie) dat een combinatie van modellen is overeengekomen die als volgt moet worden omschreven: een verticale balk, waarbij het blad van de receptie/balk horizontaal in een brede, eveneens horizontale groeve in de verticale balk steekt. Deze vaststelling wordt niet bestreden. Dat geldt ook voor het oordeel van de rechtbank dat niet is gesteld of gebleken van nadere afwijkende afspraken (die overigens ook in hoger beroep niet zijn gesteld of gebleken).
14. Oordeel (iv) wordt eveneens door SIB bestreden. Volgens SIB zijn Dali c.s. akkoord zijn gegaan met levering van een roestvrijstalen balk in plaats van de oorspronkelijk overeengekomen balk van blank gepolijst aluminium. Dit betoog faalt. SIB heeft deze stelling ook in hoger beroep niet voldoende onderbouwd in het licht van de betwisting door Dali c.s., en niet in geschil is dat Dali c.s. op de dag van levering hebben aangegeven dat zij niet akkoord gingen met een roestvrijstalen balk. Aan het bewijsaanbod komt het hof niet toe.
Het tijdschriftenrek, de spiegel bij het make-up kastje en de aluminiumplaten achter de kaptafels
15. Een derde kwestie betreft het tijdschriftenrek, de spiegel bij het make-up kastje en de aluminiumplaten (planchetten) achter kaptafels. Niet in geschil is dat deze goederen niet worden genoemd in de overeenkomst, en dat niet is gesproken over een prijs. Naar het oordeel van het hof hebben Dali c.s. (ook) in hoger beroep hun stelling dat deze goederen desalniettemin wél deel uitmaken van de overeenkomst, onvoldoende onderbouwd, zulks in het licht van voormelde feiten en de gemotiveerde betwisting door SIB. Deze voorwerpen zijn onderwerp van een latere overeenkomst. De brief van 29 mei 2008 waarin SIB berichtte dat ‘op maandag 16 juni bij u de ontbrekende aluminium planchetten achter de kaptoiletten worden gemonteerd’, doet aan dit een en ander niet af gelet op de gemotiveerde betwisting door SIB. Aan het bewijsaanbod komt het hof niet toe.
16. Een vierde kwestie betreft het beroep op opschorting door Dali c.s.: volgens Dali c.s. waren zij bevoegd de betaling van de tweede deelbetaling op te schorten omdat SIB niet conform de overeenkomst had geleverd. Het hof verenigt zich echter met het oordeel van de rechtbank dat dit beroep moet worden verworpen omdat Dali c.s. al vóórdat aan hen werd geleverd, was gehouden deze betaling te voldoen. De tweede deelbetaling moet volgens de overeenkomst immers worden gedaan ‘voor levering goederen af Italië’ en vast staat dat SIB per e-mail vóór de levering aan Dali c.s., dezen heeft verzocht de tweede deelbetaling per ommegaande te voldoen. Noch de sommatiebrief van de advocaat van SIB van 28 april 2008, noch SIB’s e-mail van 3 april 2008 maakt dit anders. Aan het bewijsaanbod komt het hof niet toe.
17. Een vijfde kwestie betreft de leveringsdatum. Vast staat dat partijen destijds als leveringsdatum eind februari 2008 zijn overeengekomen, en dat SIB pas op of na 4 april 2008 heeft geleverd. SIB heeft gesteld dat zij Dali c.s. voor eind februari 2008 hebben bericht dat de leveringsdatum zou worden overschreden en dat Dali c.s. hier toen niet tegen hebben geprotesteerd. Naar het oordeel van het hof hebben Dali c.s. deze stelling (ook in hoger beroep) onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat in het voetspoor van de rechtbank moet worden aangenomen dat partijen uiteindelijk geen fatale termijn zijn overeengekomen, dan wel dat Dali c.s. de termijnoverschrijding hebben aanvaard.
18. Een zesde kwestie betreft het herstel van een zestal gebreken, genoemd in rov. 4.19 van het vonnis van 5 augustus 2009. De rechtbank oordeelde dat SIB in dit opzicht de reconventionele vordering onvoldoende had weersproken, en wees deze vordering in zoverre toe.
19. Naar het oordeel van het hof heeft SIB (ook in hoger beroep) deze gebreken onvoldoende gemotiveerd betwist. SIB stelt dat zij evenwel niet is gehouden de gebreken te herstellen omdat Dali c.s. – in strijd met art. 12 van de algemene voorwaarden van SIB – hun klachten niet binnen 14 dagen na levering schriftelijk aan SIB hebben gemeld. Dali c.s. heeft de inhoud van deze bepaling niet bestreden, maar heeft zich beroepen op vernietiging van de algemene voorwaarden nu deze nimmer aan Dali c.s. ter hand zijn gesteld waar dit redelijkerwijs mogelijk was. Bovendien is wel tijdig geklaagd, aldus Dali c.s.
20. Het hof overweegt als volgt. Als onweersproken staat vast dat de goederen waarop de gebreken betrekking hebben, zijn geleverd op 4 april 2008. Dali c.s. hebben gesteld dat zij (onder meer) per e-mail van 16 april 2008 hebben geklaagd bij SIB over deze gebreken. Dit is door SIB niet weersproken. Aangenomen moet dus worden dat Dali c.s., onder de vigeur van art. 12 van de algemene voorwaarden, tijdig hebben geklaagd. De vraag of het beroep van Dali c.s. op vernietiging van de algemene voorwaarden slaagt, kan in het midden blijven.
21. Het hof zal het vonnis op dit punt – de rechtbank heeft het gevorderde herstel van de gebreken toegewezen – dus bekrachtigen. Dat geldt ook voor de uitzondering die de rechtbank daarop heeft gemaakt (‘met uitzondering van de gebreken die specifiek op het houtwerk zien’). Het houtwerk moet immers worden vervangen door massief ebbenhout (zie rechtsoverweging 9), en als dat (deugdelijk) is gedaan, zijn de gebreken die specifiek op het houtwerk zien, meteen verholpen. Bij herstel van de gebreken die specifiek op het houtwerk zien, hebben Dali c.s. in redelijkheid dus geen belang meer.
22. SIB heeft in hoger beroep haar eis vermeerderd in dier voege dat zij ook de derde deelbetaling vordert. Dali c.s. hebben een beroep op opschorting gedaan. Dit beroep slaagt naar het oordeel van het hof. De derde deelbetaling is volgens de overeenkomst immers pas verschuldigd ‘binnen 14 dagen na oplevering’, en van een deugdelijke oplevering is, zo blijkt uit het voorgaande, nog geen sprake. In zoverre zal de vordering van SIB worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
23. Partijen hebben over en weer buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Naar het oordeel van het hof hebben zij evenwel, ook in hoger beroep, deze (over en weer betwiste) kosten niet voldoende onderbouwd.
24. Uit het voorgaande blijkt dat in het principale beroep de grieven II, III (gedeeltelijk), en VII (gedeeltelijk) slagen. Het hof zal het bestreden vonnis van 5 augustus 2009 op deze punten vernietigen en opnieuw rechtdoen zoals hieronder in het dictum weergegeven. Alle overige grieven falen. Voorts zal de in hoger beroep vermeerderde eis van SIB worden afgewezen. SIB zal als de in het principale en incidentele hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze beroepen.
in het principaal en incidenteel beroep:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van 5 augustus 2009, voor zover in conventie gewezen;
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van 5 augustus 2009, voor zover in reconventie gewezen, voor wat betreft de veroordeling tot nakoming,
en in zoverre opnieuw recht doende: veroordeelt SIB tot nakoming van de overeenkomst, welke nakoming dient te geschieden door binnen tien weken na betekening van dit arrest:
a) het in bijlage van de orderbevestiging (zie rechtsoverweging 3) genoemde kappersmeubilair alsnog te leveren, uitgevoerd in massief ebbenhout;
b) de in de bijlage van de opdrachtbevestiging genoemde receptie/balie te leveren, waarbij de vormgeving een combinatie dient te zijn van de modellen ‘Saat’ en ‘Nergal’ van het merk Excel, te weten: een verticale balk van blank gepolijst aluminium met daarin geïntegreerd een horizontaal gelegen blad met een (standaard)breedte van 1.6 meter, en waarbij het blad moet zijn uitgevoerd in massief ebbenhout;
c) de in rechtsoverweging 18 van dit arrest genoemde gebreken te herstellen, met uitzondering van de gebreken die specifiek op het houtwerk zien;
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van 5 augustus 2009, voor zover in reconventie gewezen, voor het overige;
- wijst af het anders of meer gevorderde;
- veroordeelt SIB in de kosten van het geding in het principale hoger beroep, aan de zijde van Dali c.s. tot op heden begroot op € 520,- aan griffierecht en € 1.341,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt SIB in de kosten van het geding in het incidentele hoger beroep, aan de zijde van Dali c.s. tot op heden begroot op € 447,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.J. van der Ven en S.J. Schaafsma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2011 in aanwezigheid van de griffier.